MENU
  • Home
  • Actueel
    • Nieuws
  • Inhoud
    • Laatste nummer
    • Archief
    • Rubrieken
    • Artikelen
    • De Praktijk
    • Onderzoek gesignaleerd
    • Reflecties
    • Discussie
    • Professie en Persoon
    • Congressen
    • Boeken (en zo)
  • Auteurs
    • Overzicht auteurs
    • Auteursrichtlijnen
    • Artikel indienen
    • Gebruik van artikelen
  • Abonnementen
    • Abonnement aanvragen
    • Proefabonnement
    • Voorwaarden en wijzigingen
  • Over Systeemtherapie
    • Redactie
    • Adverteren
    • Open Access
    • Links
    • Contact
Inloggen
Inhoud
Inhoudsopgave jaargang 26 (2014) / nummer 2
PDF  

Waarom werkt wat werkt in nieuwe methodiek rond vechtscheidingen

Saskia Everts
1 september 2025

Samenvatting

Studiemiddag Wetenschapsadviescommissie van de NVRG
[Amsterdam, 13 februari 2014]

Regelmatig organiseert de Wetenschapsadviescommissie (WAC) van de NVRG over onderzoek naar systemische behandelingen. Als men onderzoek ziet als een nauwgezette, goed doordachte en zo objectief mogelijke manier van uitzoeken of wat je doet zinvol is, dan is onderzoek natuurlijk belangrijk en eigenlijk heel boeiend. Het is jammer dat het er in de praktijk van het systeemtherapeutisch werk weinig van komt. De prioriteit ligt vaak bij de dagelijkse behandelpraktijk en onderzoek wordt gezien als iets ingewikkelds voor wetenschappers. Toch werd deze studiedag over onderzoek naar de methode ‘Kinderen uit de knel’ goed bezocht. Met vijftig deelnemers was het gereserveerde zaaltje propvol en er moesten zelfs mensen geweigerd worden. Het was duidelijk dat veel deelnemers vooral waren afgekomen op de behandelmethodiek en minder op de vraag: hoe kan je onderzoek doen naar een dergelijke behandeling? Daardoor kon een wat grotere groep NVRG-ers wel weer eens meedenken over de onderzoekskant van ons vak. Met enig soepel manoeuvreren lukte het referent en WAC-lid Henk Pijnenburg uiteindelijk goed om iedereen aan zijn trekken te laten komen.

Voor de pauze was het woord aan Hans Bom, werkzaam bij het Lorentzhuis, dat de methodiek ‘Kinderen uit de knel’ ontwikkelt in samenwerking met het Kinder- en Jeugdtraumacentrum (KJTC). Mede door vragen uit de zaal kwam in dit deel de behandelmethode zelf vrij uitgebreid aan bod: hoe in de oudergroep met de vechtscheidende ouders aan meer zelfreflectie en minder demonisering van elkaar wordt gewerkt. Daarin worden de ouders bijgestaan door het geluid van kindervoeten uit de kindergroep die tegelijkertijd boven plaatsvindt. Justine van Lawick, systeemtherapeut bij het Lorentzhuis, heeft de methode uitgebreid beschreven in een eerder nummer van dit tijdschrift (Van Lawick, 2012). Wel zijn er sinds die tijd wat accenten verlegd in de aanpak. Zo vertelde Hans Bom dat er inmiddels meer aandacht is voor het netwerk rondom de strijdende ouders. Ook is er meer besef dat ‘vergeving en verzoening’ niet altijd het doel moet zijn. Parallel solo-ouderschap kan ook een doelstelling zijn, zolang de ene ouder leert de ander te verdragen. Daarmee komt de methode dichter te liggen bij de aanpak die Lieve Cottyn van de Antwerpse Interactie-Academie in de afgelopen 25 jaar ontwikkelde (Cottyn, 2009; zie ook Rodenburg, 2012). Deze benadering is in een aantal opzichten contraïntuïtief en is daardoor verfrissend en krachtig. Cottyns interventies richten zich niet op het stoppen, maar op het kaderen van de strijd. Ze introduceert een nieuw kader waarbij gesproken wordt over ‘ouderschapsreorganisatie’. Elke regeling – ook parallel solo-ouderschap – is een goede regeling als betrokkenen ermee voort kunnen.

Interessant was hoe Hans Bom de politiekmaatschappelijke context schetste waarin het onderzoek naar ‘Kinderen uit de knel’ plaatsvindt. Hij refereerde nog maar eens aan het feit dat de huidige noodzaak om vechtscheiding te behandelen direct lijkt terug te voeren op de acties van de ‘dwaze vaders’ en de wetswijziging van 1989, die regelt dat in principe beide ouders gezag over hun kinderen houden. Sinds die tijd is het aantal vechtscheidingen sterk toegenomen. Een ander aspect van de maatschappelijke context is de politieke en daarmee financiële noodzaak om aan te tonen dat een methodiek evidence-based is. Tegen dergelijke politieke gegevenheden kun je je misschien verzetten, maar het is ook verstandig in de stroom mee te zwemmen en boven te blijven. Zo ook het Lorentzhuis, dat nu binnen de dagelijkse hectische praktijk tijd voor onderzoek weet vrij te maken.

Hans Bom onderstreepte het belang van onderzoek. Het zou pretentieus zijn te denken dat wetenschappelijke kennis de enige allesomvattende vorm van kennis is, gaf hij aan. Maar het zou ook pretentieus zijn om deze vorm van kennis te negeren en je alleen bezig te houden met praktijkkennis. Onderzoek wordt interessanter als we ons realiseren dat er veel meer vormen van onderzoek zijn dan alleen uitkomstonderzoek. Bij uitkomstonderzoek – momenteel het dominante onderzoeksparadigma met betrekking tot behandeling – wordt gemeten of de problemen na een interventie zijn afgenomen. Meestal worden statistische verschillen tussen (grote) groepen gemeten met behulp van gestandaardiseerde meetinstrumenten. Dit soort onderzoek vereist strakke standaardisering van de behandelmethodiek. De complexiteit van de werkelijkheid, waarmee juist systeemtherapeuten altijd te maken hebben, moet voor een belangrijk deel worden weggewerkt. Dit is maar een van de beperkingen van dergelijk onderzoek.

Over uitkomstonderzoek hebben NVRGleden afgelopen jaar een interessante plenaire lezing kunnen beluisteren op het jubileumcongres. Pim Cuijpers (hoogleraar klinische psychologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam) toonde met veel voorbeelden aan dat er, als je goed en kritisch naar alle onderzoeken kijkt, met al het uitkomstonderzoek dat tot nu toe gedaan is eigenlijk weinig onomstotelijk over de werkzaamheid van interventies is vastgesteld. Uiteindelijk blijft onbewezen of de ene methode nu beter werkt dan de andere en al helemaal niet wat maakt dat iets meer of minder werkt. Curieus genoeg concludeerde hij hieruit niet dat we de werkzaamheid van interventies op andere manieren moeten gaan beoordelen. Zijn slotzin was dat we dan toch maar zoveel mogelijk cognitieve gedragstherapie moeten gaan doen, omdat daar dan tenminste nog het meeste onderzoek naar gedaan is. Ik denk dat we als systeemtherapeuten wel degelijk moeten zoeken naar (andere) vormen van onderzoek die ons kunnen helpen inschatten of onze interventies zinvol zijn. Het is hoopvol dat een belangrijk instituut als het Lorentzhuis zich ook op deze weg heeft begeven.

Terug naar het onderzoek naar de methodiek ‘Kinderen uit de knel’. Een bevinding van het Lorentzhuis was dat een groot deel van de psychiatrische problematiek bij de kinderen na de oudertraining was verbleekt. Dit was het klinisch oordeel van de behandelaars. Terecht werd vanuit de zaal opgemerkt dat een meer nauwgezette werkwijze zou zijn om het klinisch oordeel van een buitenstaander te vragen. Het Lorentzhuis ontwierp een eigen vragenlijst om ‘demonisering’ tussen de ouders te meten. Er werd namelijk verondersteld dat de mate van ‘demoniserering van de andere ouder’ een cruciale factor zou zijn. Uit het onderzoek bleek echter dat ouderparen die wel (volgens klinische observatie en naar eigen zeggen) vooruit waren gegaan, niet perse beter scoorden op de demoniseringsvragenlijst. Misschien, veronderstelde Hans Bom, is niet demonisering de variabele die echt verschil maakt, maar acceptatie van de veronderstelde akelige kanten van de ander. Zo begint het onderzoek wat licht te werpen op wat maakt dat een interventie tot een betere ouderlijke omgang leidt.

Na deze eerste vingeroefeningen wordt het onderzoek nu serieuzer ter hand genomen door samenwerking met een universiteit. Kim Schoenmakers, onderzoekster bij de Vrije Universiteit te Amsterdam, vertelde na de pauze over de opzet van haar onderzoek. Eerst moest literatuuronderzoek in kaart brengen welke factoren bepalend zijn bij de instandhouding van conflicten na scheiding. Hierover was in de literatuur echter nog weinig te vinden. Het werd dan ook in de presentatie niet helemaal duidelijk hoe zij uitkwam op de vier factoren die ze in de rest van het onderzoek centraal wil stellen en ze leken me ook niet allemaal even plausibel. De keuze viel op het netwerk, vijandige attributies, aanwezigheid van tegenstrijdige doelen en het idee voor een hoger doel (de kinderen) te vechten.

Tijdens de slotdiscussie kwam een keur van vragen en opmerkingen los. Bijvoorbeeld over de noodzaak van langetermijnonderzoek, over kijken naar ‘gewone’ echtscheidingen om beter te begrijpen wat er hapert bij vechtscheidingen, over de definitie van vechtscheiding, over of je niet beter het gedrag van de ouders kan meten dan hun gedachten over elkaar, over hoe je met kwalitatief onderzoek betere hypothesen kunt krijgen over mogelijk werkzame factoren en over hoe je via factoranalyse dergelijke werkzame factoren kan onderscheiden.

Alles bij elkaar gaf de middag een goed beeld van enerzijds een boeiende methodiek bij vechtscheidingen en anderzijds de complexiteit van onderzoek naar interventies. Complexiteit waarin we toch een weg zullen moeten vinden, willen we met overtuigingskracht kunnen betogen dat ons werk werkt.

Vorige Inhoudsopgave Volgende
Twitter Facebook Linkedin
Delen Print PDF

Literatuur

  • Cottyn, L. (2009). Conflicten tussen ouders na scheiding. Systeemtheoretisch Bulletin, 27(2), 131–161.
  • Lawick, J. van (2012). Vechtscheidende ouders en hun kinderen, Systeemtherapie, 24(3), 129-150.
  • Rodenburg, J. (2012). Machteloosheid bij conflicten tussen ouders na partnerscheiding – Lezing van Lieve Cottyn. Systeemtherapie, 24(1), 48-49.

© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0924-3631


De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:


Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912. Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).

No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.

Jaargang 37, nr. 3, september 2025

Neem een ABONNEMENT Laatste editie Archief

Nieuwsbrief Boom Psychologie

Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.

Aanmelden

Boeken

Verbonden
Amir Levine, Rachel Heller
€ 19,95
Meer informatie
De JIM-aanpak
Levi van Dam, Sylvia Verhulst
€ 19,95
Meer informatie
Handboek suicidaal gedrag bij jongeren
Jan Meerdinkveldboom, Ineke Rood, Ad Kerkhof
€ 26,95
Meer informatie

Privacy policy

Algemene voorwaarden

© 2009-2025
Boom uitgevers Amsterdam

Redactieadres

Systeemtherapie

Foke van Bentum

WG-plein 209

1054 SE Amsterdam
telefoon: (020) 612 30 78

redactie@nvrg.nl

Klantenservice

Boom uitgevers Amsterdam B.V.

Postbus 15970

1001 NL Amsterdam

Nederland

(088) 0301000 

klantenservice@boom.nl