Adolescenten in gezinstherapie – Problemen met pubers bekeken vanuit systemisch-relationeel perspectief
Samenvatting
Maurizio Andolfi & Anna Mascellani (2012).
Amsterdam: Hogrefe/MoleMann. 256 pp., € 39,95.
ISBN 978 90 79729 61 6.
Het boek Adolescenten in gezinstherapie is geschreven door de alom bekende en gelauwerde gezinstherapeut Maurizio Andolfi en zijn medewerker Anna Mascellani. Het is de weergave van jarenlang opgebouwd cursusmateriaal over jongeren met agressiviteit, drugsgebruik, eetstoornissen en depressies met suïcidaal gedrag.
In hoofdstuk 1 geven Andolfi en Mascellani een goede historische beschouwing van de theorieën die over de adolescentiefase en de adolescent zijn geformuleerd. Voor een contextuele benadering verwijzen zij naar een aantal publicaties van Andolfi (met anderen) waarin het driegenerationele model beschreven staat. Dit model maakt het volgens de auteurs mogelijk om familiale relaties te bekijken aan de hand van hun evolutie in de tijd. Daarmee onderscheiden zij zich van bijvoorbeeld Jay Haley, die in zijn Leaving home (1979) ervoor pleitte om psychopathologie bij een jongere primair te zien als een pedagogisch probleem. Een al dan niet beknopte uiteenzetting van dit model, toegelicht met enkele aansprekende voorbeelden, had in dit boek zeker niet misstaan.
Enigszins nieuw is de aanname van Andolfi en Mascellani dat de adolescent, in de meeste gevallen de geïdentificeerde patiënt, de bewaarder is van de gezinsgeschiedenis. Die kent de achtergronden van beide ouders, niet zozeer de feiten maar wel het relationele product van beider geschiedenissen. Heel helder is de beschrijving van ambivalenties bij jongeren: die zeggen vaak iets anders dan ze graag zouden willen. Zo eisen ze onafhankelijkheid terwijl ze graag bij het gezin willen (blijven) horen en protesteren ze tegen gezag terwijl ze het liefst ouders willen die stevig in hun schoenen staan. In hoofdstuk 1 geven de auteurs ook een uiteenzetting van wat werkt in de therapie. Dat had ik graag in een apart hoofdstuk gezien.
In hoofdstuk 2, over agressieve, gewelddadige adolescenten, benadrukken de auteurs de emotioneel-relationele betekenis van, wat zij noemen, reactief agressief gedrag: de jongere brengt daarmee een boodschap over die hij niet anders onder woorden kan brengen. Weliswaar is de wijze waarop dit gebeurt niet functioneel en ook disproportioneel, maar agressie hangt vrijwel steeds samen met hechting, separatie en rouw. De auteurs refereren hierbij aan Bowlby, de grondlegger van de hechtingstheorie. Het agressieve gedrag moet dan ook gezien worden als een verwrongen poging de relaties te herstellen. Zij beschrijven hun werkwijze (deels ontleend aan Whitaker) waarbij zij humor gebruiken en erop uit zijn om op speelse wijze een samenwerking met de jongere tot stand te brengen. Zij gebruiken hierbij strategieën uit de vechtsport aikido. De aikidobeoefenaar zet zich in het middelpunt van de dynamische interactiesfeer, en gebruikt de energie van eenieder zonder zijn centrale plaats te verliezen.
De auteurs geven, aan de hand van enkele casussen en korte beschouwingen, informatie over aspecten van agressie bij adolescenten. Het belang om agressief gedrag te blijven zien vanuit een driegenerationeel oogpunt wordt keer op keer benadrukt en met voorbeelden onderbouwd. Vanuit dit oogpunt kan men dus formuleren dat de agressieve jongere op zijn onbeholpen wijze met zijn gedrag te kennen geeft dat het gezin nog kampt met onverwerkte emoties uit de gezinsgeschiedenis, waarvan die jongere ‘weet’ heeft. De auteurs geven overigens niet aan op welke wijze zij dit reactieve agressieve gedrag onderscheiden van dat behorende bij bijvoorbeeld een hechtingsstoornis of een gedragsstoornis.
Hoofdstuk 3 gaat over verslavingen, waarbij zij – wederom – de pathologie van afhankelijkheid inbedden in een driegenerationeel kader. Zij schrijven dat een gezonde afhankelijkheid betekent dat iemand ergens bij hoort om zich daarna pas daarvan te kunnen separeren. Bij onvoldoende ervaren geborgenheid zoeken jongeren die afhankelijkheid vaak bij leeftijdgenoten of in de drugs. Zij noemen bij drugsverslavingen enkele theorieën, maar niet die van Stanton en Todd (1982), die destijds al, zoals zijzelf steeds propageren, heroïneverslaving plaatsten in een systemische context. Onverwerkte rouw binnen het gezin wordt dan gezien als de emotionele dynamiek die bij de jongere de verslaving in stand houdt.
Qua behandeling geven zij aan dat gezinstherapie onvoldoende is om een verslaving te doen verdwijnen. Zij beschrijven echter niet op welke wijze zij gezinnen met een verslaafd familielid helpen en welke individuele hulp geboden wordt. In het tweede deel van dit hoofdstuk beschouwen zij de eetstoornissen ook als verslavingen. Hun theoretische beschouwingen over anorexia en boulimia nervosa (en waarbij de invloedrijke Fairburn (1997) ongenoemd blijft) lijken mij niet door alle deskundigen in eetstoornissenland gedeeld te worden. Zo vergelijken zij de meisjes met anorexia met jongens met het Peter Pan-syndroom: die willen volgens de auteurs evenmin volwassen worden. Opvallend is hun nogal lineaire constatering dat de meisjes met anorexia het gezin tiranniseren, vanuit zowel een supervolwassen als vanuit een regressieve positie. Net als bij drugsverslaving geven zij geen gezinstherapeutische richtlijnen voor de behandeling. Wel noemen zij een specialistische individuele behandeling naast de systeemtherapie als vaak zeer noodzakelijk.
Hoofdstuk 4 gaat over depressieve en suïcidale jongeren. Daarin beginnen de auteurs, herkenbaar en mijn inziens zeer terecht, uiteen te zetten dat de meeste depressieve klachten niet beschouwd moeten worden als een depressieve stoornis. Het zijn, bij jongeren in het bijzonder, vaak uitingsvormen van emotionele problemen die deels ook samenhangen met de leeftijdsfase. In Italië zou het aantal jongeren dat overlijdt aan suïcide in de afgelopen dertig jaar verdrievoudigd zijn, in tegenstelling tot in Nederland waar de getallen voor jongeren tot twintig jaar al decennia lang stabiel zijn. Verbazing wekt hun constatering dat suïcidaal gedrag bij jongens een gevolg is van zich niet kunnen losmaken van hun moeders. Dit is een dyadische gedachtegang die voorbij gaat aan de rol en de invloed van de vaders in de gezinnen. En dat is opvallend, want in hoofdstuk 1 staan zij stil bij de afwezigheid van vaders in de gezinnen. Dan gaat het om feitelijke afwezigheid, terwijl het bij separatieprocessen toch ook gaat om de symbolische aan- of afwezigheid van de vaderfiguur. De auteurs maken ook geen duidelijk onderscheid tussen de wens van een jongere het leven te beëindigen en de naar mijn ervaring veel vaker voorkomende verlangens verlost te worden van een op dat moment ondraaglijke situatie. De beschreven therapeutische aanpak is, behalve min of meer algemeen van aard, er vooral op gericht te voorkomen dat het gezin zijn defensie waarbij de suïcidale gedragingen worden doodgezwegen of gerelativeerd, kan behouden. Daarbij komen dan meestal tal van pijnlijke situaties en ervaringen naar boven. De auteurs gebruiken daarvoor graag ook de aanwezigheid van grootouders en andere betrokkenen.
In hoofdstuk 5, getiteld ‘Hulp van broers en zussen en interventie van het netwerk’ tenslotte worden de – vaak onderschatte – mogelijkheden beschouwd om behalve de ouders, ook de broers en zussen, grootouders en vrienden en vriendinnen van de aangemelde jongere uit te nodigen en bij de behandeling te betrekken. Aan de hand van enkele voorbeelden demonstreren de auteurs de toegevoegde waarde. Het zou mooi zijn geweest als hun grote ervaring zou hebben geleid tot ideeën over de indicaties daarvoor: wanneer doe je dit nu bij voorkeur wel, en wanneer juist niet? Desalniettemin is het terecht dat de auteurs daarvoor een lans breken; te vaak beperkt men zich tot de jongere en diens ouders.
Het is niet gemakkelijk om een eindoordeel te geven over dit boek. Het geheel ademt heel duidelijk de sfeer van bewerkt cursusmateriaal. Dat brengt onder meer met zich mee dat vaak Andolfi en Mascellani de schrijvers lijken te zijn, terwijl een andere keer in de derde persoon over Andolfi’s werk geschreven wordt. Dat geeft het boek een wat rommelige structuur. Daarbij lijkt de vertaling soms niet gecorrigeerd door een inhoudelijk deskundige en zijn er enkele foutjes blijven bestaan. Ook is de literatuurlijst niet helemaal compleet en ontbreekt een register. Inhoudelijk bevredigen de theoretische gedeelten over de verschillende probleemgebieden niet erg. Natuurlijk, eerlijkheidshalve moet vermeld worden dat over geen enkel probleem een sluitende theorie bestaat die door iedereen onderschreven wordt. Maar er zitten ook wel enkele tamelijk ‘eigen’ ideeën bij, zoals het rangschikken van de eetstoornissen bij verslavingsgedrag en het niet onderscheiden bij suïcidaal gedrag van de onderliggende intenties. Daardoor is het lastig om de uitgangspunten van de auteurs zomaar over te nemen.
Wat vooral opvalt is dat geen van hun beschouwingen zichtbaar leidt tot specifieke interventies of behandelstrategieën, passend bij een probleemgebied. Dat vind ik tamelijk teleurstellend. De beschreven therapeutische benadering kent globaal steeds dezelfde elementen, namelijk die van de samenwerking zoeken met de jongere, het creatief gebruik van humor en van metaforen. Indrukwekkend daarnaast is hun krachtig volgehouden attitude om de gezinsleden te bewegen in contact te komen met pijnlijke gevoelens, niet-verwerkte trauma’s of frustraties uit hun eigen stamgezin, onuitgesproken emotionele strijd tussen de ouders of tussen een ouder en diens ouder(s), en alle andere blokkades die een open communicatie binnen het gezin verhinderen. Hun doel daarbij is steeds om de binding van de jongere met diens gezin zodanig te herstellen dat deze weer een gezonde afhankelijkheid ten opzichte van zijn ouders ontwikkelt. Dat consequente streven, waarbij een grote creativiteit ten toon wordt gespreid en een therapieproces wordt aangegaan dat jaren kan duren, is zeer inspirerend en opent de lezer de ogen voor wat nog veel meer mogelijk is als je maar blijft zoeken naar wat mensen heeft bezwaard en welke mogelijkheden zij hebben om te groeien.
Literatuur
- Fairburn, C. G. (1997). Eating disorders. In D. M. Clark & C. G. Fairburn (eds.), Science and practice of cognitive behavior therapy (pp. 209-242). Oxford: Oxford University Press.
- Haley, J. (1979). Leaving home. New York: Mc Graw-Hill.
- Stanton, M. D. & Todd, T. C. (1982). The family therapy of drug abuse and addiction. New York: Guilford.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0924-3631
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden