Handboek systeemtherapie (2e, geheel herziene druk)
Samenvatting
Kwam het vorige Handboek systeemtherapie in 2008 uit in het jaar dat de Nederlandse Vereniging voor Relatie- en Gezinstherapie 25 jaar bestond, de geheel herziene druk verscheen zes jaar, later min of meer tegelijkertijd met het 25-jarig bestaan van dit tijdschrift. De redactiesamenstelling ongewijzigd, 94 pagina’s dikker en bijna dezelfde kleur en lay-out. De ervaren schrijvers onder u begrijpen dat een zo snelle verschijning van een geheel herziene druk betekent dat de redactie bijna direct weer aan de slag moet zijn gegaan. En waarom dan wel? Savenije zegt in het voorwoord: ‘De belangrijkste reden was dat we, toen we met enige afstand naar de editie van 2008 konden kijken, vonden dat het handboek als geheel een grotere coherentie kon hebben’ (p. 11). Daar spreekt een grote bevlogenheid uit. Alleen al de redactionele introductie, het enige echt nieuwe onderdeel in het handboek, is een voorbeeld van de beoogde grotere samenhang. Of, liever gezegd, deze introductie is de rode draad en een leeswijzer voor de 58 hoofdstukken, verdeeld over tien delen die het handboek telt.
Anke Savenije, Justine van Lawick & Ellen Reijmers (red.) (2014)
Utrecht: De Tijdstroom. 924 pp., € 72,-.
ISBN 978 90 5898 257 5.
Want Savenije, Van Lawick en Reijmers bespreken in deze introductie hoe het komt dat systeemtherapie geen eenvoudig vak is en ze proberen genuanceerde en gefundeerde antwoorden te geven op de vaak gestelde en ogenschijnlijk simpel te beantwoorden vragen als ‘Werkt systeemtherapie?’ of ‘Wat moet een systeemtherapeut nu eigenlijk kunnen?’ Vervolgens beschrijven ze wat een systeemtherapeutische relatie zo anders maakt dan de relatie tussen een individu en zijn therapeut. Tot slot verantwoorden ze in deze introductie de herziene opbouw van het handboek: ‘De opbouw heeft het model van een trechter: er wordt heel breed begonnen bij theoretische ontwikkelingen en bredere contextuele invloeden en het eindigt met de invloed van specifieke stressfactoren op families en de context waar zij mee te maken hebben’ (p. 20).
Naast het feit dat ongeveer een derde van de hoofdstukken herschreven is, wat in alle gevallen tot verbeteringen heeft geleid, is er een aantal wijzigingen in de opzet van het boek.
Ten eerste is de nieuwe indeling logischer en is er meer aandacht gegeven aan de sociale context van de systeemtherapie, wat, zeker in de huidige tijd, noodzakelijk kan worden geacht. Verder zijn er, om begrijpelijke redenen, enkele hoofdstukken weggelaten en is de inhoud ervan soms ondergebracht in andere hoofdstukken.
Wel plaats ik een vraagteken bij het weglaten van het hoofdstuk over zorgorganisaties, in het vorige handboek geschreven door Choy (2008). Het is namelijk nog steeds efficiënt om problemen in zorgorganisaties vanuit de systeemvisie te bezien en, liefst, op te lossen.
Ook zet ik vraagtekens bij het feit dat er geen apart hoofdstuk meer is over hechting, hoewel het door het boek heen zeker wel aan de orde komt. Want de hechtingstheorie is de laatste jaren opnieuw een belangrijke invalshoek gebleken en een waardevolle manier geworden om naar ‘zware problematiek’ te kijken. Dat gegeven had mijns inziens een apart hoofdstuk gerechtvaardigd. Opvallend vind ik ook dat er twaalf hoofdstukken zijn over relatietherapie en acht over therapie met families, hoewel het in de resterende hoofdstukken vaak over gezinnen gaat.
Voor het hele handboek geldt dat de therapeutische relatie een belangrijke plaats inneemt. Een bewuste keuze van de redactie, omdat de kwaliteit van deze relatie een belangrijke voorspeller is van het succes van de therapie, ook bij systeembehandelingen.
Als we het handboek meer in detail bekijken, vind ik dat deel 2, hoofdstukken 3 t/m 5, over de sociale context, in zijn geheel een bijzonder goede herziening heeft ondergaan. In hoofdstuk 3 door De Regt over maatschappelijke ontwikkelingen komt bijvoorbeeld de invloed van de vele echtscheidingen aan de orde. Maar ook het feit wordt besproken dat kinderen tegenwoordig onder zeer uiteenlopende omstandigheden opgroeien. Hoofdstuk 4 over cultuur door Savenije is uitgebreid. De redactie gaat in deze nieuwe versie uit van ‘cultuur’ in de meest brede betekenis van het woord en de ontwikkeling van cultuur wordt als een dynamisch proces behandeld. In hoofdstuk 5 door Van Lawick komen de verschillen in gender aan de orde en deze worden nu eerder, in vergelijking met het vorige handboek, als mogelijkheid dan als belemmering gezien.
Het hoofdstuk over onderzoek door Lange is uitgebreid en geactualiseerd en opnieuw gedegen van opzet en helder geschreven, zoals we dat van deze auteur gewend zijn. Het is bemoedigend om te lezen dat er in de afgelopen zes jaar internationaal een toename aan onderzoek in de systeemtherapie plaats vindt. Opmerkelijk is wel dat er veel meer onderzoek gedaan wordt naar externaliserende problematiek dan naar internaliserende. Jammer blijft dat we in Nederland geen traditie hebben in het doen van onderzoek, al dan niet in samenwerking met universiteiten of gesponsord door het bedrijfsleven, waardoor we op dat gebied nog steeds achterblijven bij andere landen.
Hoofdstuk 12 over de therapeut is veel langer geworden, dat stipte ik al even aan bij het noemen van de aandacht voor de therapeutische relatie. Zoals te verwachten bespreekt Rober hierin de beleving van de therapeut als mogelijke bron van inspiratie. Het is een mooi en, qua toon, bescheiden geschreven hoofdstuk, dat doet verlangen naar publicaties van ook andere auteurs over dit onderwerp. Juist ook omdat de rol en houding van de therapeut zulke belangrijke factoren zijn bij de effectiviteit van therapie.
In het daarop volgende hoofdstuk over systemische diagnostiek door Reijmers komen meerdere perspectieven aan bod. Er is aandacht voor de context waarbinnen diagnostiek gedaan wordt en er wordt in uitgelegd dat systemische diagnostiek altijd een procesmatig karakter heeft.
Zelfs bij het beschrijven van de basisbegrippen in hoofdstuk 14 vindt er een ‘contextuele reflectie’ plaats. Het is typerend voor dit handboek dat de verschillende contexten op een vloeiende manier samenkomen.
Hoofdstuk 16 over systeemtherapeutische methoden en technieken, geschreven door twee van de drie redactieleden van het handboek, is logischer van opbouw geworden en ook hier is de rode draad van het handboek terug te vinden, namelijk minder sec gericht op de techniek en meer op het relationeel gebruik van deze techniek. En daarbij hoort vanzelfsprekend dat er meer aandacht wordt geschonken aan non-verbale communicatie.
Hierna volgt in deel 6 een aantal hoofdstukken (16 t/m 22) waarin de diverse systeemtherapeutische perspectieven besproken worden. Het hoofdstuk over het communicatief perspectief is een betere vertaling geworden naar het hier en nu van de systeemtherapeutische praktijk en legt een mooie verbinding tussen taal, betekenis en sociale context.
Onder de vele beschrijvingen die er in het handboek te vinden zijn van de rol en houding van de (systeem)therapeut vind ik de term ‘gids’ (p. 282), vanuit het cognitiefgedragsgericht perspectief, een mooie omschrijving.
Het structureel perspectief is meer van Minuchin ‘losgeschreven’, het is een fraai hoofdstuk geworden met goed geordende en bruikbare technieken.
Bij het gezinsontwikkelingsperspectief, hoofdstuk 19 door Govaerts en Splingaer, is ook het hechtingsperspectief ondergebracht – ik noemde al dat er geen apart hoofdstuk over hechting meer is. Met een zin als ‘Systemisch beschouwd is het hechtingsperspectief ook maar een van de relationele contexten waarin een kind opgroeit en zich ontwikkelt’ (p. 305) wordt de invloed van de kwaliteit van de hechting mijns inziens echt te kort gedaan, al is de bewering theoretisch gezien misschien juist.
In de beschrijving van het narratief perspectief is er meer ruimte dan in de eerdere versie van het handboek voor de dialogiserende benadering met een procesmatig karakter en taal als verbeelding van de maatschappelijke werkelijkheid waarin waarden en normen en politieke structuren een rol spelen.
Het hoofdstuk over oplossingsgericht werken heeft een betere theoretische onderbouwing dan in het vorige handboek en er wordt terecht gesignaleerd dat de ‘toepassing’ bij complexe problematiek nog verder ontwikkeld dient te worden.
Het ervaringsgericht perspectief, de hekkensluiter in het deel over perspectieven, is nog steeds vooral gekoppeld aan de ‘grote namen’, maar de onderbouwing is zeker verbeterd. Overeenkomstig met het vorige handboek blijft dat het gaat over een ware ontmoeting waarin nieuwe ervaringen plaats kunnen vinden. Het blijft evenwel lastig, vind ik, hoe die ervaringen vertaald moeten worden naar het gewone leven.
In deel 7 over therapie met paren en deel 8 over therapie met families wordt, net als in het vorige handboek, ingezoomd op specifieke thema’s. Parengroepstherapie is toegevoegd aan deel 7 en groepsgezinstherapie aan deel 8 en daarmee is groepstherapie als apart deel verdwenen.
Het hoofdstuk over homoparen geeft veel informatie maar er wordt naar mijn idee slechts in zeer geringe mate besproken wat de systemische visie is of hoe de behandeling eruit zou moeten zien.
Het deel over seksualiteit is meer praktijkgericht geworden en systeemtheoretisch gezien verbeterd, want het gaat minder over de inhoud en meer over de diverse cirkels in een relationele context waar seksualiteit onderdeel van uitmaakt.
Nieuw is hoofdstuk 31 over oplossingsgerichte partnerrelatietherapie door De Wolf. Ik vond overigens dat dit hoofdstuk niet zoveel toevoegde aan het algemene hoofdstuk (21) over werken vanuit een oplossingsgericht perspectief.
Hoofdstuk 33, over ervaringsgerichte relatietherapie door Van Lawick, is nieuw en wat mij betreft één van de hoogtepunten van het handboek. Het voegt nieuwe elementen toe, zoals ‘belichaamde taal’. Met belichaamde taal wordt bedoeld dat je je directe ervaringen in taal probeert te vatten. In plaats van bijvoorbeeld te zeggen ‘mijn man is zo depressief’ vertel je wanneer en hoe je dat ervaart: ‘Dan zie ik hem zo zitten aan tafel, gebogen, met lege ogen die me nietszeggend aanstaren […] en dan zucht ik heel diep’ (p. 471). Door naast abstracte taal gebruik te maken van belichaamde taal ontstaat een mooie verbinding tussen het experimentele werken en de hechtingstheorie.
Hoofdstuk 35 met de titel ‘Ouderschap: een systemisch multiversum’ door Van der Pas blijft – ondanks een groot aantal veranderingen, waaronder de compactere indeling – vragen oproepen. Zo vind ik dat de meervoudige partijdigheid onderbelicht blijft; er wordt eenzijdig vanuit de kant van de ouders naar problemen gekeken. Dat maakt het geschrevene soms ronduit ongenuanceerd, bijvoorbeeld wanneer de auteur beweert dat alle adviesgesprekken in eerste instantie apart met ouders moeten plaatsvinden. Een adviesgesprek met kind en ouders samen zou dan in een later stadium kunnen (p. 508). Dus ongeacht leeftijd, aard en ernst van de problematiek zouden we de kinderen en de ouders niet meteen samen moeten spreken wanneer we adviezen gaan geven? Gelukkig komt de vraag ‘wanneer ouderbegeleiding of wanneer gezinstherapie?’ wel aan de orde.
Het is alarmerend om in hoofdstuk 37 door Rober, over het betrekken van het kind in de gezinstherapeutische sessie, te lezen hoe weinig dat nog maar gebeurt. Terwijl het een therapievariabele is gebleken die het uiteindelijk effect van de echtpaar- of gezinstherapie mede zal bepalen. In feite gaat het in dit hoofdstuk over technieken om tot meervoudige partijdigheid te komen.
In hoofdstuk 38 door Savenije, over families met pubers en adolescenten, wordt terecht veel aandacht gegeven aan het oefenen met mentaliseren. Dit kan goed werken en het is belangrijk gebleken dat in deze levensfase veelvuldig te doen.
Het hoofdstuk over systeemtherapie met ouderen (39) is door Cappaert geschreven en daarmee door een andere auteur dan in de vorige versie van het handboek. Het is anders ingedeeld en het is een gedegen en helder verhaal geworden dat alle, vaak onderbelichte, aspecten die in het werken met families met ouderen aan de orde zijn, goed naar voren laat komen.
In hoofdstuk 40 over opnieuw samengestelde gezinnen blijft schrijfster Cottyn wat mij betreft op een te hoog abstractieniveau filosoferen over dit onderwerp. Ik denk dat veel therapeuten en gezinsleden behoefte hebben aan een wat meer concrete denkwijze en daaruit voortkomende methodieken om met deze gezinnen te werken.
Hoofdstuk 45 in deel 9 door Bom over consultatie in de instelling is een nieuw hoofdstuk. Op zichzelf is dit hoofdstuk een welkome aanvulling – systeemtherapeuten zouden zichzelf veel vaker als consultgevers op de kaart moeten zetten. Hooguit is er een kanttekening te plaatsen bij het feit dat het specifiek op de zwakbegaafdenzorg gericht is, waardoor het onderscheid met het, eveneens nieuwe, meer algemene hoofdstuk 46, over systemische consultatie door Van de Velden (wat mij betreft een van de smaakmakers in dit boek) niet zo duidelijk is.
Het hoofdstuk over migratie, in het laatste deel van het handboek, is niet meer alleen door Jessurun maar samen met Rhmaty geschreven en er is meer systemisch gedachtegoed aan dit hoofdstuk toegevoegd. Ook wordt er essentiële informatie over migratie in gegeven. De toe te passen methoden en technieken in de behandeling van migranten en hun families zijn een welkome aanvulling.
De veranderingen in het hoofdstuk over geweld (48) hebben tot verdieping van deze vaak moeilijk te behandelen problematiek geleid, onder meer door de toevoeging van een paragraaf over vechtscheidingen.
Nieuw is ook hoofdstuk 53 door Cornelis, Van Oenen en Bernardt over systemisch werken in een psychiatrische context. Het is van meerwaarde. Want inmiddels is duidelijk dat het toepassen van systeemtherapie in die context tot daadwerkelijk betere behandelresultaten leidt. Daarnaast toont het de integratie tussen lineair en circulair denken.
Het hoofdstuk (56) over crisisinterventie en suïcidaliteit is eveneens nieuw en de moeite waard: door ook het onderwerp suïcidaliteit in dit handboek op te nemen wordt nog duidelijker welke elementen in een crisissituatie bij betrokkenen een rol kunnen spelen.
Mijn conclusie luidt dat het herziene handboek een grote stap voorwaarts is. We zijn als systeemtherapeuten altijd wel bezig met kritisch reflecteren op onze rol in behandelprocessen en dat doen de auteurs in dit handboek eveneens. Het is een prima basisboek, niet in het minst vanwege de redactionele introductie, dat onder meer goed te gebruiken is in opleidingen. De discussies die, hopelijk, zullen ontstaan na het lezen van dit handboek zullen kunnen leiden tot verdere verheldering van systeemtheoretische uitgangspunten en tot verbetering van methoden en technieken die we zo hard nodig hebben bij de uitoefening van ons vak. Kritisch reflecteren op en discussiëren over onszelf en ons werk vormen belangrijke bouwstenen om ons vak met veel plezier te blijven uitoefenen.
Literatuur
- Choy, J. (2008). Een systeemtheoretische blik op zorgorganisaties. In A. Savenije, M.J. van Lawick & E.T.M. Reijmers (red.), Handboek systeemtherapie (p. 697-708). Utrecht: De Tijdstroom.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0924-3631
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden