Op voet van oorlog – Een familiegeschiedenis
Samenvatting
Willeke Stadtman (2016)
Amsterdam/Antwerpen: Atlas Contact. 303 pp., € 19,99. ISBN 9789045031460.
‘Het klonk alarmerend, het klonk naar schoon schip maken op weg naar het einde. Kon ik wat doen? Moest ik Wilfred afhouden van het enige wat hij in eigen hand had, de regie over zijn leven en de zeggenschap over het einde ervan?’ (p. 231).
Nadat haar twaalf jaar jongere broer Wilfred zelfmoord heeft gepleegd en zij zijn dagboeken heeft gelezen, besluit Willeke Stadtman een boek te schrijven over haar familiegeschiedenis. Pas na haar pensionering is ze gaan schrijven en dit is haar debuut. Zij werkte als arts en later als bestuurder in verschillende zorgorganisaties. Sinds het verschijnen van haar boek is ze al diverse malen geïnterviewd. Stadtman wordt in die interviews vooral bevraagd over haar vader, die ‘fout’ was in de oorlog. Ze zegt dat ze, ondanks alle ellende die hij aangericht heeft, met hem te doen heeft (Mat, 2016). In deze recensie zal ik de nadruk leggen op het contact van het gezin van de schrijfster met de hulpverlening of, liever gezegd, op het ontbreken van dit contact.
Het boek bestaat uit zeven delen en een epiloog. De auteur beschrijft haar levensgeschiedenis met opvallend veel details, maar tegelijkertijd in een nuchtere en heldere stijl; het is daarbij niet moeilijk het gezin voor je te zien. Ze oordeelt eigenlijk nergens over haar vader, moeder of anderen en doet op geen enkel moment zielig over zichzelf. Stadtman laat de lezers slechts zien hoe het gelopen is en probeert achteraf te begrijpen wat haar ouders dreef. Wat de lezer door de ogen van de opgroeiende Willeke te zien krijgt is heel aangrijpend en verdrietig.
Stadtman werd in 1950 in Ede geboren en groeide daar op. Ze schrijft over haar ouders die heel veel ruzie maakten; over haar vader die moeder sloeg en huisraad vernielde en die haar, als oudste dochter, urenlang ophield met zijn dwarse en antisemitische politieke overtuigingen en afkeer van gelovigen. En ze schrijft over haar moeder die zich steeds weer liet vernederen en die later, pas wanneer de kinderen al volwassen zijn, voldoende moed heeft verzameld om definitief bij haar man weg te gaan. Ze schrijft over haar jongere zusje Anske en haar twee veel jongere broertjes, Wicher en Wilfred. Ze probeert te ontrafelen hoe haar ouders konden worden wie ze waren en waarom ze zich gedroegen zoals ze zich gedroegen. Daarin ontziet ze hen niet, maar ze blijft evenwel loyaal aan beiden.
Stadtman schrijft zeer gedetailleerd over het ontstaan, de soort en de ernst van de escalaties tussen haar ouders. Haar pogingen om, hoe jong ze ook was, daarin te bemiddelen zijn wijs en aandoenlijk tegelijkertijd, getuige het volgende citaat: ‘De laatste maanden was er voortdurend bonje. Voor het gemak onderscheidde ik sinds kort vier soorten ruzie. Bij een starende blik van mijn vader en een verongelijkt zuchten van mijn moeder – al dan niet voorafgegaan door een rondje ‘slaan met deuren’ – kon ik meestal nog bijsturen. Dat noemde ik windkracht 1. Dan keek ik mijn moeder veelbetekenend aan, maakte een sussend gebaar met mijn hand […]. Als dat niet werkte probeerde ik mijn vader af te leiden met een belangwekkende vraag over het nieuws. Bij windkracht 2 had ik al minder invloed’ (p. 68).
Bij windkracht 3 dreigden haar ouders met geweld en bij windkracht 4 kwam het daadwerkelijk tot fors geweld en konden zij, haar zusje en broertjes slechts toekijken en hopen dat het snel weer zou stoppen.
Eenmaal lukt het de schrijfster haar ouders mee te krijgen naar een psychiatrische polikliniek voor een familiegesprek. Zelf is ze dan het huis al uit, haar een na jongste broer woont in een pleeggezin en ze hoort, wanneer ze een weekend thuiskomt, haar broer Wilfred tekeer gaan tegen haar moeder. Dan besluit ze dat er iets moet gebeuren. ‘Ik heb het al zo vaak gezegd’, zei ik, ‘het loopt nog een keer slecht af met de jongens. Ik ga een afspraak maken met de psychiater. Voor een groepsgesprek.’ Haar vader zegt daarop dat ‘ze moet doen wat ze niet laten kan’ en dat hij ‘gehakt gaat maken van die gasten’ (p. 162). Toch gaat hij mee.
Het blijft bij een eenmalige sessie, een gezinsintake met twee psychiaters die al halverwege wordt afgebroken omdat vader woedend opstaat en vertrekt nadat moeder gezegd heeft dat ze al 28 jaar door hem geslagen wordt. Hij dwingt zijn vrouw en kinderen met hem mee te gaan. De jonge Willeke zegt bij het weggaan tegen de hulpverleners dat ze binnenkort zal bellen voor een nieuwe afspraak. Op de terugweg naar huis wordt Wilfred door vader uit de auto gezet omdat hij zijn ouders verwijt dat hij bij voorbaat al had kunnen voorspellen dat het niets zou worden met die therapie. Het was 1977.
Zoals Stadtman het beschrijft en het zich herinnert, vind ik het wel bevreemdend dat geen van de twee psychiaters achteraf bedacht heeft om, toen Willeke zelf niet meer belde, haar eens op te bellen. Of misschien contact te zoeken met de huisarts? Want er waren in de gauwigheid toch zeer ernstige gezinsproblemen op tafel gelegd en deze dochter en zus zou toch niet zomaar hebben gebeld om een afspraak te maken? Wat zouden de overwegingen van deze psychiaters geweest zijn om niet wat actiever te trachten contact te krijgen met dit gezin?
Pas in december 1999 belt Stadtman opnieuw met een psychiatrische kliniek omdat ze bang is, nee eigenlijk wel bijna zeker weet dat Wilfred zelfmoord wil gaan plegen. ‘Dat ik nog diezelfde dag een psychiater aan de lijn kreeg, was louter te danken aan mijn netwerk. Bovendien was ik een collega’ (p. 233). Maar ook nu blijft het, ondanks de geuite angst en ongerustheid van deze zus, bij een eenmalig gesprek. Weliswaar gaat er een hulpverlener op huisbezoek bij Wilfred, maar ze wordt niet, zoals beloofd, teruggebeld met de bevindingen. Dus belt ze zelf opnieuw om te moeten horen dat ‘men niets kan doen als haar broer niet wil meewerken’ (p. 236). Kennelijk was er ook deze keer geen reden voor de hulpverleners om dan in ieder geval Stadtman zelf eens uit te nodigen. Om haar kant van het verhaal te horen en met haar samen te bezien of en hoe ze contact zouden kunnen maken met haar broer.
Door het lezen van dit boek realiseerde ik me opnieuw hoe ernstig kinderen te lijden hebben onder (gewelddadige) ruzies van hun ouders. En ik bedacht me hoe we er als hulpverleners dus alles aan zullen moeten doen om deze kinderen en hun ouders te horen en te helpen om het geweld te doen stoppen. Voor het te laat is. We kunnen mensen zoals deze schrijfster, zussen, broers, ouders of kinderen die hun zorgen en angsten over hun familieleden uiten niet laten wachten en moeten een proactieve houding aannemen, ook wanneer mensen hun hulpvraag onbeholpen uiten of misschien niet in staat blijken om keurig op een vervolgafspraak te komen. Omdat ze niet durven of niet kunnen geloven dat er ook maar iemand is die hen zal kunnen helpen.
Ik heb het boek in een ruk uitgelezen. En ik vind dat elke hulpverlener dit boek moet lezen. Alleen al omdat we daarmee alsnog gehoor geven aan een dochter en zus die eerder tevergeefs om hulp vroeg.
Literatuur
- Mat, J. (2016). Mijn vader was fout - Ik voel mededogen. NRC Handelsblad, bijlage weekend, 30 april & 1 mei, p.35.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0924-3631
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden