‘Spreken doet soms meer pijn dan genezen’
Samenvatting
Het artikel van Hooghe, Rosenblatt en Rober (2016) over de betekenis van niet spreken bij ouders die een kind verloren hebben, riep onmiddellijk gedachten bij mij op over de groep die ik zelf begeleid, van ouders die een kind met een verslaving verloren hebben. Ik herkende me in de door de auteurs verwoorde uitdaging: hoe kunnen we ruimte maken voor het delen van herinnering en pijn, terwijl spreken over het verlies voor velen niet zo vanzelfsprekend is. Het is de verdienste van deze auteurs om via onderzoek het niet spreken van koppels proberen te begrijpen. Ik vroeg me tegelijk af of ouders uit onze groep zich zouden herkennen in het artikel en of ze zich gesteund zouden voelen. Daarom besloot ik het hen zelf te vragen en hen het artikel voor te leggen. Deze tekst beschrijft dus niet mijn maar vooral hun reflecties. Net zoals hulpverleners geïnspireerd kunnen worden door literatuur en onderzoek, geldt dit ook voor onze cliënten. Bovendien lijkt het me bemoedigend voor auteurs en onderzoekers te weten dat zowel collega’s als cliënten iets aan dergelijke teksten hebben. De ouders van een overleden kind kunnen op hun beurt een zekere zingeving ervaren als ze weten dat hun ervaringen mogelijk anderen in gelijkaardige situaties ten goede kunnen komen. Kortom, door het artikel aan de groep voor te leggen, hoopte ik op zinvolle commentaren voor de auteurs en op een therapeutisch betekenisgevend effect voor de ouders.
Situering
Sinds 1998 begeleid ik ouders van kinderen met een drugs- of alcoholverslaving zowel individueel als in groepsverband. In de loop der jaren is een aantal van deze kinderen overleden. Het lukte niet de ouders van deze kinderen nog langer in de reguliere oudergroepen toe te laten. Het verschil werd te groot. De ouders hielden zich in voor elkaar. De ouders van een overleden kind wilden de andere ouders hun hoop niet ontnemen met hun dramatisch afgelopen verhaal. De andere ouders durfden geen positieve verhalen meer te vertellen uit respect voor de ouders met een overleden kind. Het spreken werd zo niet spreken. Dat was het signaal om enkele jaren geleden een nieuwe groep op te richten voor ouders van verslaafde kinderen die overleden zijn. Ondertussen telt deze open groep, die zeswekelijks samenkomt, negen ouders, te weten twee koppels, vier moeders en een vader. Bij de ouders die alleen komen, geldt dat er sprake is van een scheiding ofwel dat de andere ouder verkiest om niet mee naar de groep te komen. Het gaat om zeven overleden kinderen. In het artikel van Hooghe, Rosenblatt en Rober (2016) zijn de kinderen overleden aan kanker en tussen de zes maanden en achttien jaar oud. De doodsoorzaken van de kinderen in onze groep zijn zeer divers: zelfdoding, moord, overdosis en een dodelijke cocktail. De leeftijden schommelen tussen de 22 en de 43 jaar. De datum van overlijden schommelt van enkele maanden tot negen jaar geleden.
Van rauw naar rouw
Om een idee te geven van wat er bij deze ouders leeft, wil ik starten met enkele van hun reacties op een tweetal pertinente vragen die een nieuw groepslid op voorhand aan de andere ouders had gesteld: kun je ooit nog blij zijn? Gaat het ooit nog beteren? Enkele ouders zetten hun antwoorden op mail.
‘Je wereld is ingestort. Iets ergers kan je niet overkomen. Alsof je opnieuw moeten leren leven. Je leert met andere ogen naar de wereld te kijken. Wij zijn ook niet meer ‘de oude’ omdat zulke gebeurtenissen je gewoon ook echt veranderen. Wij merken wel dat we sommige dingen belangrijker zijn gaan vinden dan andere. Dat is niet eens zo’n slechte ontwikkeling denken wij. Het is een wonde die wij op ons eigen sterfbed nog zullen hebben, maar dat wil niet zeggen dat je er geen vrede mee kan krijgen. De tijd leert wel hoe je met verdriet kunt omgaan. Het rauwe ebt weg. Alleen wordt met de tijd het gemis hoe langer hoe groter. Dat is iets waar je nooit aan went, integendeel. Gemis is als een sluipend gif dat je op de meest onvoorziene momenten blijft aanvallen. De pijn van verdriet wil je trouwens niet kwijt.’
‘Bij elk blij gevoel is er bijna direct een dubbel gevoel. Want het moment dat je blij bent, denk je bijna ogenblikkelijk dat je het niet kan delen. We gingen bijvoorbeeld met de auto naar Oostenrijk en van zodra we die eerste mooie zichten zagen, was ik totaal van de kaart. Je bent blij en intriest tegelijk. Moeilijk om uit te leggen… Zo zie je maar, op de meest blije momenten valt er altijd een schaduw. Maar eigenlijk, hoe lastig en pijnlijk dat ook is, je zou het niet anders willen…’
‘Op de vraag of het ooit nog betert, kan ik helaas niet zeggen: ja, het betert wel. Er gaat geen uur voorbij zonder dat ik aan mijn zoon denk. Het rauwe verdriet van de eerste maanden wordt anders. Hij was mijn enige kind. Op een kleinkind hoef ik dus ook niet meer te rekenen. Dat valt superzwaar, vooral omdat de meeste mensen van mijn leeftijd ondertussen grootouder zijn geworden. Het missen van een kind blijft een wonde die niet heelt, wat men ook mag beweren. Ik heb een hond. Ze is geen vervanging maar ze heeft aandacht, verzorging en liefde nodig. Ze is ook de reden dat ik op die supermoeilijke dagen, zoals verjaardag, Moederdag, Vaderdag, toch uit mijn bed moet komen want ze moet buiten.’
Er blijken naast de vele gelijkenissen met de ouders van een aan kanker overleden kind ook enkele verschillen te melden. Het grootste verschil is misschien wel de kijk van de buitenwereld. Zonder alle situaties over dezelfde kam te willen scheren, merken we toch een verschil in beeldvorming rond deze ouders en hun kinderen zowel voor als na het overlijden. Daarom start ik met de ervaringen van ouders in het spreken en niet spreken met de buitenwereld. Daarna wil ik net als in het oorspronkelijke artikel het in deze reflectie hebben over het spreken en niet spreken als koppel. Tot slot over wat het betekent om te spreken met lotgenoten in een groep.
Betekenissen van spreken en niet spreken met de buitenwereld
Ouders van kinderen met een verslaving worden bij leven geconfronteerd met allerlei sociale opvattingen over hun situatie (Van Reybrouck, 2014). Ze moeten het kind zogezegd ‘loslaten’ of ‘het met het hoofd tegen de muur laten botsen’. Ze krijgen vaak ook rechtstreeks of onrechtstreeks te horen dat het hun schuld is – ‘Problemen met kinderen komen door de ouders’ – of reacties als ‘Het zou mij niet overkomen’. Deze ouders kregen naar aanleiding van het overlijden soms ronduit kwetsende opmerkingen te horen: ‘Nu zal je zeker wel opgelucht zijn dat je ervan af bent’. Deze ouders voelen zich vaak erg schuldig omdat de doodsoorzaak van een verslaafd kind vermijdbaar lijkt te zijn. Er leeft een dominante opvatting dat je als ouder iets had kunnen doen om het overlijden te voorkomen. Daarnaast zijn er de gekende sociale vertogen op rouw, verwoord in uitspraken als: ‘Je moet het verwerken of je moet het achter je laten.’
Een vader vertelt:
‘Rouwen kost vaak meer tijd dan mensen willen toegeven en dat past vaak niet bij hoe we er in Vlaanderen nu mee omgaan. Dat mensen denken: het moet nu maar eens afgelopen zijn. Mensen zeggen soms dat je ‘het’ moet verwerken. Ik antwoord dan altijd: “Zo iets kan je niet verwerken, je moet er mee leren leven”.’
Er bestaat ook een opvatting dat je rouw op een bepaald moment moet kunnen afronden.
‘Het is ondertussen al bijna acht jaar geleden dat mijn zoon is gestorven. Voor veel mensen is het al zo lang geleden dat ik er nu toch moet overheen zijn, maar dat is niet zo. Uit gesprekken met de andere ouders hoor ik ook dat het verdriet altijd wel aanwezig is. Het kan een liedje zijn op de radio, een bericht op radio of tv dat ervoor zorgt dat je plots weer alles opnieuw gaat beleven.’
Een ander ouder verwoordt het boutadisch:
‘Een kind krijgen is voor altijd, een kind verliezen is ook voor altijd.’
Een andere, veel voorkomende opvatting is: je moet het als ouder leren aanvaarden.
‘Het “moeten” aanvaarden dat je kind er niet meer is. Na verloop van tijd voel je het gemis steeds groter worden. Alles wat erna gebeurt in de familie of bij vrienden. Overal is er de leegte. Geen kind is zo aanwezig als het kind dat wordt gemist!’
Een moeder geeft aan hoe belangrijk ze het vindt om met anderen nog geregeld over haar zoon te kunnen spreken.
‘In het begin heb je nog veel te regelen en komen er nog veel mensen over de vloer. Na verloop van tijd valt dat ook weg omdat de meeste mensen zich geen houding weten te geven wanneer je over je kind spreekt. Het letterlijk “doodzwijgen” valt heel zwaar. Gewoon nog maar eens vragen: “Hoe gaat het nu met je?” kan blijkbaar niet meer, terwijl vele ouders toch graag over hun kind praten.’
Een andere moeder geeft dan weer aan dat te duidelijke empathie bij haar een omgekeerd effect heeft.
‘Ik vind het bijvoorbeeld lastig als mensen vragen: “Hoe is dat nu met jou?” en je zo blijven aankijken. Ik wil geen medelijden.’
Een vader geeft aan dat de steun niet altijd met woorden moet komen.
‘Ik vind het belangrijker om gedragen te worden door anderen, dan er altijd te moeten over praten. Maar bij mij is gedeeld leed half leed. Mensen leven mee zonder dat er moet over gesproken worden.’
De buitenwereld heeft duidelijk een invloed op deze ouders. Rouwdeskundige Manu Keirse (1995) wijst erop dat we geen woord hebben voor ouders die een kind verloren hebben. Als je ouders gestorven zijn, word je ‘wees’ genoemd, Wie zijn partner verliest, is ‘weduwe’ of ‘weduwnaar’. Dit is niet onbelangrijk want taal geeft bestaansrecht en erkenning aan de beleving en identiteit van mensen. Uit onze groep blijkt dat hoe ouders met de buitenwereld omgaan, erg kan verschillen van ouder tot ouder.
Betekenissen van het niet spreken als koppel
Ik heb dus aan de ouders uit onze groep het artikel van Hooghe, Rosenblatt en Rober (2016) doorgestuurd. Ik heb hen gevraagd of ze iets hebben herkend en of ze zich gesteund hebben gevoeld door de tekst. Sommigen hebben op voorhand via mail gereageerd. Anderen hebben erover gepraat tijdens onze laatste groepsbijeenkomst. Ik wil vooral de ouders zelf aan het woord laten over de vier betekenissen van het niet spreken die uit het onderzoek kwamen, namelijk 1) als een uiting van een persoonlijk en intiem proces, 2) omwille van de ontoereikendheid en zinloosheid van woorden in rouw, 3) als een manier om afstand te zoeken van de pijn en 4) omdat elke ouder een zelfde verlies heeft maar een verschillend rouwproces.
- Het niet spreken als een uiting van een persoonlijk en intiem proces Een vader mailt mij terug:
‘Ik vond het steunend om dit artikel te lezen. Ik denk dat een dergelijke analyse wat objectiveert en op die manier enigszins een troost is, althans in de situatie waarin we ons nu bevinden. Ik vermoed dat de eerste betekenis (als een uiting van een persoonlijk en intiem proces, TVR) bij mijn vrouw belangrijk is. Haar rouwproces is grotendeels gelijklopend met het mijne, maar bij haar heeft het een bijkomende (diepere) dimensie. Het is persoonlijk, moeilijk onder woorden te brengen en te doseren op haar eigen manier. Wanneer mensen haar rouwproces ter sprake brengen, kan zij haar emoties en tranen niet beheersen en vindt ze dit nodeloos pijnlijk.’
Een andere vader vertelt dat hij vaak alleen gaat fietsen. Daarbij zet hij zijn koptelefoon op om naar muziek te luisteren. Hij zorgt ervoor dat de liedjes in een willekeurige volgorde afgespeeld worden. Hij vertelt dat hij daarbij zelfs verlangt naar een nummer dat met zijn zoon geassocieerd is. - Het niet spreken omwille van de ontoereikendheid en zinloosheid van woorden in rouw
Een ouder herkende zich heel erg in een citaat uit het artikel.
‘Ik kan beschrijven hoe ik mij voel, ik kan dat laten zien, maar het gevoel dat daaronder zit, dat is onmogelijk over te brengen.’ (p.209)
Een andere ouder zei dat ook buitenstaanders soms in die zin reageren.
‘“Geen woorden”, hebben veel mensen ons gezegd en geschreven. Of misschien zou het beter zijn om te zeggen “te groot voor woorden” omdat het zo moeilijk te bevatten en te begrijpen is.’
Deze betekenis van niet spreken speelt ook mee voor ouders in de beslissing om al dan niet naar de groep te komen of te blijven komen. Ik kreeg een tijdje geleden de volgende mail van een moeder.
‘Ik loop al een tijdje rond met het gevoel dat wij telkens opnieuw hetzelfde verhaal vertellen en dat is ook logisch, want anders dan in de andere groep (ouders van verslaafde kinderen) verandert er bij ons niets meer. Als iemand in de andere groep met goed nieuws kan komen omdat zijn kind is opgenomen of probeert te stoppen, en daar dan over komt vertellen, dan klinkt dat hoopvol voor de andere ouders. Bij ons verandert er niets. Wij leven alleen verder met onze herinneringen.’ - Het niet spreken als een manier om afstand te zoeken van de pijn Een vader schreef het volgende:
‘Ik vond het een interessant artikel. Ik heb er met mijn vrouw over gepraat, maar ze gaf er de voorkeur aan niet te reageren omdat dit haar te zwaar valt. Dus in principe gaat het hier enkel over mijn commentaar, tenzij waar ik tamelijk zeker weet wat haar aanvoelen is. De vier betekenissen waarvan sprake is in het artikel zijn alle herkenbaar. Voor ons beiden zeker betekenis 3 (afstand van de pijn) en ook betekenis 4 (respect, niet belasten, men kent het gemis bij elkaar, woorden zijn overbodig, indirecte manieren zonder expliciet te benoemen).’
Een andere vader:
‘Wij trachten alles leefbaar te houden door onze relatie zo goed mogelijk te verzorgen, niet nodeloos de pijn op te zoeken. Af en toe, bij bepaalde gelegenheden laten we onze emoties de vrije loop (verjaardag, verjaardag overlijden, Allerheiligen,…).’
Een andere deelnemer verwoordde het zo: ‘Spreken doet soms meer pijn dan genezen.’ - Het niet spreken met de partner omdat hij of zij eenzelfde verlies heeft maar een verschillend rouwproces doormaakt.
Een ouder zegt:
‘Wat mij het meest opviel: iedereen rouwt anders in het gezin. Ge houdt u in voor elkaar. Als mijn dochter een goede dag heeft, wil ik haar sparen en niet belasten met mijn slechte gevoel.’
Een andere deelnemer vindt het belangrijk om te praten over gemis en verdriet en om elkaar onderling binnen het gezin de ruimte te geven hiermee om te gaan.
Een vader schreef:
‘Zeer herkenbaar in het artikel is de spanning tussen praten en niet praten. Anderzijds denken we dat het belangrijk is dat we er ons wederzijds van bewust zijn dat er een rouwproces en droefheid is. We laten dat blijken, doch vooral non-verbaal.’
Deze ouders willen elkaar geen schuldgevoel aanpraten:
‘Anders in onze situatie vergeleken met die van de koppels in het artikel is dat wij geen goede herinneringen hebben aan ons kind en dat wij worstelen met een gevoel van tekortkoming of zelfs schuldgevoel. Wat mij betreft denk ik dat ik voor het overlijden dikwijls dieper en hopelozer ongelukkig ben geweest dan nu tijdens het rouwproces. En ik heb nu een zeker schuldgevoel dat ik te veel gefocust was om hem te willen corrigeren, en te laat en te weinig begrip en mededogen heb gehad. Dus mijn rouwproces wordt vooral beheerst door spijt dat we hem niet hebben kunnen redden, en door een groot medelijden dat hij uiteindelijk zo ongelukkig is geweest. Ik denk dat dit analoog is bij mijn vrouw, maar misschien schuldgevoelens om gedeeltelijk andere redenen. We brengen dit enkel in algemene termen ter sprake om te vermijden elkaar nieuwe schuldgevoelens aan te praten.’
Een ouderpaar herkent het delen op een non-verbale manier:
‘We hebben het vaak op hetzelfde moment moeilijk. Zonder veel woorden voel je het gewoon aan. Zo waren we eens op een receptie toen we op de achtergrond de muziek hoorden die we op zijn begrafenis hebben gespeeld op het moment dat zijn kist binnen kwam. We stonden op een verschillende plaats maar we keken elkaar aan en we voelden hetzelfde.’
Soms ontstaan er misverstanden:
‘Mijn eigen moeder spreekt nog nauwelijks over mijn zoon omdat ze bang is dat ik dan weer aan hem denk. Alsof ik anders niet aan hem denk.’
In de groep bespraken we nog het grote verschil in geval je er als ouder alleen voor staat of als je het als koppel samen kunt delen. Je kunt je ook erg alleen voelen ook al ben je als koppel nog samen. We concluderen dat het hebben van een sociaal draagvlak enorm belangrijk is. Een mogelijkheid daarbij is het bespreken met lotgenoten.
Betekenis van het spreken met lotgenoten
Het artikel van Hooghe, Rosenblatt en Rober bespreekt de betekenissen van het onderzoek naar de klinische praktijk, meer bepaald in therapie met paren. Mijn ervaring situeert zich vooral in het spreken met ouders in een groep (Van Reybrouck, 2012) of het samen met ouders op driedaagse wandeltocht gaan in de Ardennen (Vermeire & Van Reybrouck, 2014). Het spreken met lotgenoten zorgt voor een enorme verbondenheid en solidariteit. Mensen voelen elkaar vaak heel goed aan. Het is een positie die we als professional niet kunnen evenaren. We kunnen wel de context creëren waarin deze verbondenheid mogelijk wordt.
Een moeder schrijft over de groep:
‘Mij heeft het in elk geval geholpen om te praten met ouders die hetzelfde hebben meegemaakt. We luisteren naar elkaars verhaal en op die manier begin je te beseffen niet alleen te zijn met je immense verdriet en radeloosheid. Vloeken en roepen en schoppen heb ik gedaan, met deuren geslagen, noem het maar op. De boosheid moet een weg vinden naar buiten. Andere mensen bedoelen het goed met hun soms onbeholpen en zinloze opmerkingen. Iemand die dit niet heeft meegemaakt kan nooit begrijpen met wat voor een onrecht men te kampen krijgt na het verlies van een kind. Ik wil er vooral nog eens over praten met lotgenoten.’
Door de verbondenheid met anderen bespreken ouders zaken die anders niet zo makkelijk gezegd kunnen worden. De herkenning heeft een normaliserend effect. Ouders durven gedachten uitspreken als ‘Ik wil ook dood om bij mijn zoon te kunnen zijn.’ Ook het samen lachen is mogelijk zonder dat men zich daarbij schuldig hoeft te voelen.
De grote verbondenheid maakt het ook mogelijk om het over verschillen te hebben. Er is niet één manier van rouwen. Soms is het horen van een ervaring bij een ander groepslid helpend om het doen en laten van de eigen partner te begrijpen. Een van de verschillen is bijvoorbeeld dat sommige ouders het thema drugs en verslaving juist gaan opzoeken. Ze houden krantenartikelen bij of ze kijken naar films over het thema. Terwijl anderen het onderwerp juist proberen te vermijden en weg zappen als het er op tv over gaat. We spreken ook over de betekenis van de verschillen in doodsoorzaak: kanker versus verslaving, moord versus zelfmoord.
Tot slot biedt het spreken over de overleden kinderen in de groep de mogelijkheid om tegengewicht te bieden aan het sociale discours dat mensen het verlies achter zich zouden moeten laten, het moeten verwerken en het moeten aanvaarden. In navolging van Michael Whites (1988) inspirerende ideeën bij overlijden, namelijk saying hullo again, is de oudergroep een forum om de overleden kinderen opnieuw te ontmoeten.
Besluit
Het moge duidelijk zijn dat het artikel van Hooghe, Rosenblatt en Rober (2016) niet alleen mijzelf als hulpverlener heeft geïnspireerd maar ook de ouders met wie ik werk. Het voorleggen van dit artikel was de aanzet tot een boeiend groepsgesprek. De tekst gaf de ouders herkenning en ondersteuning. De meeste van hun betekenissen pasten in de vier voorgestelde categorieën maar er waren ook verschillen. Dat had te maken met de moeilijkheden die ouders van een verslaafd kind bij leven reeds ervaren. Dat leidt vaak tot schuldgevoelens zowel voor als na het overlijden. De schuldgevoelens worden mede gevoed door de maatschappelijke beeldvorming rond deze ouders. Het voornaamste was echter dat de vooropgestelde categorisering een richting gaf aan de dialoog in onze groep.
Dit artikel heeft niet de ambitie om wetenschappelijk onderzoek te evenaren. Het is een illustratie van hoe het bespreken van een tekst ook kan ingezet worden in het werken met cliënten. Ik hoop dat de reflecties van deze ouders inspirerend mogen zijn voor onderzoekers, hulpverleners en ouders in gelijkaardige situaties. Een belangrijke meerwaarde van onderzoek voor de klinische praktijk is dat het bepaald gedrag, zoals het niet spreken bij rouw, begrijpelijk maakt, niet in het minst voor betrokkenen zelf. Wat op het eerste zicht ongewoon gedrag lijkt, wordt hiermee genormaliseerd. Het onderzoek van Hooghe, Rosenblatt en Rober biedt bijgevolg tegenwicht aan de hardnekkige maatschappelijke opvatting dat je over verlies ‘moet’ spreken. Deze druk kan tot extra problemen leiden omdat het niet iedereen lukt aan die verwachting te voldoen. Het probleem ligt dus niet bij de individuele ouder maar bij bepaalde verwachtingen over zogenaamd goed handelen. Het samenbrengen van ouders in een groep biedt de mogelijkheid om hierover samen te reflecteren en te spreken, ook over het niet spreken.
Literatuur
- Hooghe, A., Rosenblatt, P. & Rober, P. (2016). Betekenissen van het niet spreken in koppels die een kind verloren – Wat betekent het voor de therapeutische praktijk? Systeemtherapie, 28(3), 205-219.
- Keirse, M. (1995). Helpen bij verlies en verdriet – Een gids voor het gezin en de hulpverlener. Tielt: Lanno.
- Van Reybrouck, T. (2012). De kracht van dialoog – Werken met groepen van ouders van drugsgebruikers en -verslaafden. Systeemtheoretisch bulletin, 30(2), 109-128.
- Van Reybrouck, T. (2014). Verslaving en systeemtherapie. In: Savenije, A., Lawick, M.J. van & Reijmers, E.T.M., Handboek systeemtherapie (pp. 787-800). Utrecht: De Tijdstroom.
- Vermeire, S. & Van Reybrouck, T. (2013). Een zoektocht naar sprankeltjes hoop en een toekomst. Ouderschapskennis, 16(1), 59-75.
- White, M. (1988). Saying hullo again – The incorporation of the lost relationship in the resolution of grief. Dulwich Centre Newsletter, Spring, 7-11.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0924-3631
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden