Wegen naar her-verbinding – Narratieve, collaboratieve en dialogische praktijken
Samenvatting
Sabine Vermeire en Jasmina Sermijn (red.) (2017).
Antwerpen: Interactie-Academie vzw. 317 pp. €35.
ISBN 9789080126879.
Wie in een zomernacht verstilt en naar een heldere sterrenhemel kijkt, ziet steeds meer, steeds verder en steeds iets anders. Dat is de dynamische metafoor die dit boek oproept. Het boek is een weerslag van de presentaties van drieëntwintig collega’s, gegeven op het tweede narratieve dialogische congres in Antwerpen in 2015, onder redactie van Sabine Vermeire van de Interactie–Academie te Antwerpen en Jasmina Sermijn van Rapunzel te Diest. Het boek is inmiddels al in tweede druk verschenen. De auteurs hebben hun presentaties uitgewerkt en uitgeschreven, maar het boek is geen congresverslag. Het laat zich lezen als een reeks inventieve toepassingen van het narratieve gedachtegoed.
Als inleiding vertellen Bruno Hillewaere en Jasmina Sermijn in een dialoog hoe hun achtergrond en overtuigingen samenhangen met het zich thuis voelen bij de narratieve familie. En, haast en passant, leren wij veel over de filosofische oorsprong van het narratieve gedachtegoed. Hillewaere beschrijft hoe de ontmoeting met gezinnen zowel verwondering als verontwaardiging kan oproepen, bijvoorbeeld over onrecht en armoede. Hij benoemt ook dat gezinnen naast authentieke steun en betrokkenheid nood hebben aan ‘passende doelgerichtheid en confrontatie met wat zij niet goed doen’ (p.23). Bewustzijn van die tweeledige behoefte geeft de therapeut ruimte om waar nodig stelling te nemen, te begrenzen en tevens expertise en kaders aan te reiken.
Het boek staat vol met voorbeelden van implementatie van het narratieve kader in al zijn facetten. Het voert in deze recensie te ver om alle auteurs te noemen, dus laten we er enkele aansprekende voorbeelden uitlichten. Zo vraagt narratief werken soms ook durf. Kristel Kuppens beschrijft hoe ze op een narratieve wijze werkt met een gezin waar huiselijk geweld speelt en agressie een vorm is van spreken met de vuist. Het maatschappelijk discours over huiselijk geweld is beladen met oordelen, ook bij de hulpverlener zelf. Via het starten van een imaginair verhaal kon Kuppens zich samen met het gezin losmaken van verengde en probleemverzadigde verhalen en evolueren naar meer ‘open’ narratieven, vol met ideeën die cliënten zelf waardevol vinden. Van daaruit kon het gezin de beweging maken naar het opstellen van een veiligheidsplan.
Kris Decraemer en Lieve Cottyn beschrijven hoe zij aan de slag gaan met hoog-conflictparen na scheiding. Zij blijven overtuigd dat ook deze ouders cliënten zijn met doorleefde constructieve overtuigingen en visies, die zich positief willen inzetten en een goede afloop wensen. Repetitieve aanvals- en strijdacties beschouwen zij als niet gehoorde wensen en verlangens omtrent de omgangs- en verblijfsregeling. Ze leggen uit hoe externaliseren van het conflict de ouders helpt om de gemeenschappelijke zorg voor de kinderen op de voorgrond te plaatsen.
Birgit Bongaerts en Katrien Jacobs vertellen over hun methodiek ‘Caleidoscopisch interviewen’: het organiseren van interviews met jongeren die opgenomen zijn in een instelling, aan de hand van foto’s. Met behulp van de outsider witness methodiek lukt het om contact te maken met andere en meer constructieve en creatieve aspecten van de eigen identiteit. Er is daarbij aandacht voor het reflecteren over het dominante discours, dat de soms meer creatieve en persoonlijke uitingen van deze tieners in de weg lijkt te staan.
Sermijn en Vermeire nemen de lezer in een aantal hoofdstukken ook mee in hun eigen praktijk. Ze geven helder weer hoe zij de narratieve theorie in de dagelijkse ontmoetingen met cliënten verweven. Sermijn geeft voorbeelden van het expliciet ruimte maken voor verbindende en gewenste verhalen. Vermeire beschrijft hoe zij de start van de therapie inzet als een herverbindende interventie, die het begin vormt van een met cliënt en zijn netwerk gezamenlijk uit te stippelen samenwerkingsroute. Ook geeft zij een inkijk in haar manier van werken met jongeren met traumatische ervaringen. In een gezamenlijk hoofdstuk geven Vermeire en Sermijn hun invulling weer van het werk van filosoof Jan Flameling. Ze verbinden zijn ideeën met casuïstiek en leggen daarmee een helder verband met de filosofische onderbouwing van het narratieve gedachtegoed.
In het laatste hoofdstuk geeft Luc Van den Berge zijn interview met schrijver David Van Reybrouck weer. Van Reybrouck plaatst de ontwikkeling van narratieve therapie in een bredere historische, politieke en maatschappelijke context. Hij spreekt de verwachting uit dat na vrijheid (liberté) en gelijkheid (egalité), in de komende eeuw meer ruimte zal komen voor broederlijkheid (fraternité) tussen mensen. De conclusie dat er veel aanwijzingen zijn dat ‘de meeste mensen deugen’ (p.286) en openstaan voor deze waarden, vormt een hoopgevende afsluiting van het boek.
Het boek bevat pareltjes van casuïstiek. In deze praktijkverhalen gaat het vaak om ernstige problemen, waarvoor ook de reguliere instellingen voor geestelijke gezondheidszorg nog zoekende zijn naar een adequaat antwoord. Bij deze complexe, soms hardnekkige of uitzichtloze problematiek rondom onder andere drugsgebruik, euthanasie, ernstige ziekte, complex trauma, huiselijk geweld en chronische scheidingsproblemen, zoeken cliënten en therapeuten naar constructieve mogelijkheden van verbinding en betekenisgeving. Therapeuten vinden toepassingen van het narratieve model zowel in het werken met individuele cliënten als met paren, gezinnen en groepen. Dat maakt het boek bijzonder lezenswaardig en toegankelijk voor diegenen die zich willen verdiepen in het narratieve denkmodel en zich willen laten inspireren om ook een eigen narratieve toepassing te ontwikkelen.
Daarnaast reflecteren een aantal auteurs over formele zaken met betrekking tot het therapieproces, zoals zinvol omgaan met feedback en verslaglegging binnen het narratieve kader. Ook worden wendbare oplossingen aangereikt voor de spanning die ontstaat wanneer in een werksetting zowel vanuit een lineair- medisch als vanuit systemisch en dialogisch perspectief wordt gewerkt. De thema’s zullen herkenning oproepen bij collega’s die werken in instellingen voor geestelijke gezondheidszorg.
Je kunt het boek van voor naar achter, maar ook per hoofdstuk lezen. Voor de beginnende therapeut is het een mooie en toegankelijke kennismaking met de praktijk van het narratieve, collaboratieve en dialogische gedachtegoed. Voor de meer ervaren therapeut zien we het boek als een rijke inspiratiebron om nieuwe mogelijkheden te leren kennen waarmee het de collega’s en hun cliënten lukt nieuwe verbindingen te maken en ruimte te scheppen voor andere en minder knellende discoursen en rijkere identiteiten.
Ook de mooie lay-out van het boek valt op. Met zorg, liefde en noeste arbeid hebben Vermeire en Sermijn het boek vormgegeven. De liefde blijkt bijvoorbeeld uit de mooie kleuren en het veelvuldig gebruik van beelden en gedichten die de tekst symboliseren of erop reflecteren. Zelfs de keuze voor de papiersoort en de kleur ervan oogt verzorgd. Het uiterlijk weerspiegelt in dit geval de inhoud.
Niet alleen het lezen van het boek, ook het schrijven van deze recensie had iets van gezamenlijk op een warme zomeravond naar de sterrenhemel kijken, waarbij allerlei onverwachte reflecties en associaties het gesprek bevruchtten. We merkten dat de verhalen, die de impact van de sociale en maatschappelijke context in de therapie belichten, ons raakten. Ze bevestigen het belang van bescheidenheid maar ook van actie. Het boek zet aan tot kritisch nadenken over omgaan met thema’s als onrecht, uitsluiting en machteloosheid. De creativiteit, speelsheid en betrokkenheid van deze collega’s illustreren hoeveel onverwachte mogelijkheden en uitkomsten kunnen ontstaan en hoe bevrijdend dat kan zijn. Het boek vormt een tegenwicht tegen het lineaire, op korte termijn en resultaatgerichte discours dat onze dagelijkse praktijk domineert.
De kritische lezer zal zich afvragen: wat is onderbelicht gebleven? Waar zit de schaduwkant van het narratieve werken? Het boek is zo mooi, de verhalen zo beeldend, de taal zo prachtig. Maar de problemen die cliënten aandragen zijn soms zo beladen door machteloosheid en onderdrukking, de taal zo rauw en emotievol, de realiteit zo knoestig en weerbarstig. Wat te doen als de cliënt en zijn netwerk helemaal niet op samenwerking gericht zijn, of als een rigide belangenstrijd de bovenhand krijgt? Als de warmte en verbondenheid niet te vinden zijn? Wat zijn de grenzen en beperkingen van het narratieve denkmodel? Van het therapeutisch handwerk dat nodig is om van een eenzijdig verkrampte werkelijkheid tot een dialoog en een samenwerking te komen, lezen we in dit boek te weinig. Jan Olthof en Mariëlle Gelissen schrijven wel over het zorgvuldig creëren van een therapeutisch kader, in onze optiek een onderschatte en te weinig toegepaste methodiek.
Steeds meer therapeuten raken bekend met het narratieve gedachtegoed en ontdekken de kracht ervan. Ze raken geïnspireerd door de talrijke mogelijkheden die de ontmoeting en de dialogisch verbindende taal bieden. Dit boek is een aanwinst die de liefde voor ons werk ademt, alsook de wens in Nederland en België een creatieve bijdrage te leveren aan de vele vernieuwende initiatieven in de zorg voor complexe psychische problematiek. Het past binnen de algemene beweging in de richting van meer persoonlijk aansluiten bij veerkracht, herstel en creativiteit.
Het boek doet nu al verlangend uitzien naar een vervolg, de samenvatting van het derde dialogisch congres dat op 20 en 21 april 2018 plaatsvond. We hopen dat de enthousiaste groep van narratieve therapeuten met dezelfde toewijding en liefde ook die ontmoeting en uitwisseling op zo’n mooie en persoonlijke manier zal willen vastleggen.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0924-3631
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden