Justice doing – Weerstand bieden aan onderdrukking en structureel of interpersoonlijk geweld
Samenvatting
Studiedag met Vikki Reynolds georganiseerd door de Interactie-Academie
[Antwerpen, 16 oktober 2018]
Het overkomt ons allemaal wel eens: we openen onze e-mailbox en lezen een uitnodiging voor een studiedag waarbij we meteen beslissen: ‘Daar ga ik heen!’ De studiedag met Vikki Reynolds was er zo een voor mij omwille van de intersectionele benadering van maatschappelijke ongelijkheid.
Reynolds is een Canadese activiste, psychotherapeute en professor. Thans is ze werkzaam in Peak House te Vancouver in Canada, waar ze supervisie aanbiedt aan een team van hulpverleners die werken met jongeren met problematisch middelengebruik.
Reynolds neemt al van voor de aanvang van de studiedag de tijd om de aanwezigen te groeten en even kennis te maken. Haar enthousiasme en jovialiteit doen je meteen welkom voelen. Met een humoristische noot zet ze de toon voor de rest van de dag. Ze neemt ons mee in een bewogen parcours van therapeutisch zoeken naar aansluiting en het innemen van een ethisch standpunt in haar werk met mensen uit maatschappelijk achtergestelde groepen. De verhalende stijl waarmee ze de groep meeneemt in het onderwerp van de dag, weerspiegelt haar narratief therapeutische manier van werken. Haar betoog is een constante reflectie op de positie die ze inneemt ten aanzien van het cliëntsysteem. Daarmee geeft ze een levende illustratie van de intersectionele visie, oftewel ‘kruispunt-denken’ (Crenshaw 1989), dat als analytisch kader de notie inhoudt dat verschillende ‘assen’ van ongelijkheid met elkaar verweven zijn en elkaar versterken in hun ingrijpen in het leven van mensen. Zelf haal ik twee grote lijnen uit haar betoog die als parallelprocessen simultaan aanwezig zijn: activisme en therapeutisch werken. Zoals de titel van de studiedag doet vermoeden, besteedt Reynolds aandacht aan structurele en interpersoonlijke vormen van onderdrukking en geweld. Daarbij schuwt ze geen activistisch standpunt. Het gaat hier over de manier waarop mensen in hun identiteit, handelingsmogelijkheden en -vrijheid bepaald worden door onder meer racisme, kolonialisme en (klasse)discrimi- natie. Haar activistische strijdvaardigheid neemt Reynolds mee in het psychotherapeutisch traject waarin ze haar cliënten begeleidt. Hoe cliënten erin slagen op een veerkrachtige wijze om te gaan met ervaringen van onderdrukking en geweld, vormt de focus van haar werk. Laat dit nu juist een aspect zijn waar ik, en met mij wellicht menig ander hulpverlener, geboeid door ben. Vanuit een systeemtheoretische visie en methodologie ga ik immers uit van de assumptie dat sociale perspectieven en maatschappelijke in- en uitsluitingsprocessen ons allen in meerdere of mindere mate beïnvloeden.
Met het spreken over haar persoonlijke en professionele parcours licht Reynolds niet alleen toe hoe haar curriculum vorm kreeg, maar honoreert ze vooral haar cliënten die telkens op een unieke manier een blijvende inspiratiebron vormen. Of ze nu werkt met ter dood veroordeelde mannen in de Verenigde Staten, met activisten als slachtoffer van marteling, met de First Nations-bevolking van Canada, of met supervisanten in haar actuele werk als klinisch supervisor, telkens opnieuw benadrukt Reynolds het belang van connectie met het cliëntsysteem. Haar standpunt is duidelijk: ‘People who reproach you of being enmeshed because you’re too connected to the client, are speaking from a certain position of power which is obscured.’
Nog voor ze zich schoolde tot psychotherapeut droeg haar toewijding aan sociale gerechtigheid bij tot de ethischhumanistische wijze waarop ze haar cliënten benadert. Haar uitgangspunt is niet de psychische pijn of pathologie als focus van gesprek te nemen, maar de veerkracht van de persoon. Reynolds stelt vragen bij de dominante visie in de psychologie om enkel in te gaan op leedervaringen van de cliënt. Zeker in het psychotraumaveld lijkt in haar ogen de neiging te bestaan rechtstreeks op het trauma te focussen.
Eenzelfde bedenking maakt ze bijvoorbeeld bij overheidsdiensten die bepalen of iemand de status van subsidiaire bescherming of vluchteling toegekend krijgt. Men verwacht daarbij van de asielaanvrager het traumaverhaal zo gedetailleerd mogelijk en waarheidsgetrouw te vertellen. Zelf stelt ze zich tot doel de cliënt niet te vragen hoe die ontmenselijkt en vernederd werd. Door te spelen met taal haalt ze andere werkelijkheden en identiteitsaspecten naar de voorgrond. Zo tracht ze de cliënt met diens veerkracht te verbinden. Aldus werkt Reynolds minutieus aan het versterken van invloedsbesef. Hiertoe haalt ze alles uit de kast om haar toegang tot maatschappelijke privileges zoveel mogelijk te benutten ten behoeve van de cliënt. Zelfs al is de toegang tot macht nog zo beperkt, ze beschouwt het als haar taak zover te gaan als de limieten mogelijk maken. Het ideaal van een psychotherapeutische neutraliteit maakt hierbij ruim baan voor een activistische betrokkenheid.
Veiligheid in therapie vormt een centrale waarde en vereist dat neutraliteit kritisch ter discussie gesteld wordt. Zo niet, bestaat het risico dat maatschappelijke ongelijkheden bestendigd en gereproduceerd worden. Dat de verhalen die we te horen krijgen ons raken, is logisch. Supervisie en intervisie zijn dan ook van doorslaggevend belang.
Verder licht Reynolds toe hoe een diagnostische classificatie bevreemdende effecten kan nalaten. Hoewel een diagnose helpend kan zijn en toegang tot gepaste hulp mogelijk kan maken, wijst ze eveneens op de keerzijde van de medaille. Een diagnose kan een onderdrukkende en pathologiserende betekenis krijgen. Om haar visie te verduidelijken, deconstrueert Reynolds het begrip trauma en wijst ze op het gemedicaliseerde gebruik ervan. Ze maakt inzichtelijk dat waar we over trauma spreken, cliënten eigenlijk antwoord trachten te bieden op de gevolgen van geweld en onderdrukking. Echter, een neurobiologische visie op trauma medicaliseert de impact van maatschappelijke ongelijkheden en geweld door deze in de persoon te plaatsen. Hierdoor verdwijnt het structurele karakter van geweld en onderdrukking naar de achtergrond. Aldus waarschuwt Reynolds ons voor een simplistische intrapsychische kijk op trauma.
Ze pleit ervoor traumasymptomen te lezen als reacties op onderdrukking en geweld. Zo verbinden we trauma met de ruimere buitenwereld en sociaalmaatschappelijke ongelijkheid. In plaats van bijvoorbeeld met een beschuldigende vinger te wijzen naar een persoon met verslavingsproblematiek, stelt Reynolds zich veeleer de vraag naar de structurele processen van maatschappelijke achterstelling die een persoon tot middelengebruik drijven. Dit alles verduidelijkt ze aan de hand van gevarieerde klinische cliëntbeschrijvingen, waarbij ze de cliënt steeds op collaboratieve wijze in het middelpunt van haar werk plaatst.
Afsluiten doet ze op magistrale wijze, door de deconstructie van het intakeformulier waarmee een van haar cliënten werd aangemeld. De talrijke symptomen van pathologie in dit document reduceerden de adolescent in kwestie tot niets meer dan een meervoudige probleemjongere die nergens nog welkom was. Zonder voorgaande hulpverlening te diskwalificeren, maakt Reynolds inzichtelijk hoe ze zich samen met de jongen verwonderde over het psychologisch jargon en de lineaire causaliteit waarvan het intakeformulier bulkte. Haar narratief therapeutische manier van werken werd hierbij hands-on gedemonstreerd.
Ik wens dan ook te besluiten met een welgemeend dankjewel aan Vikki Reynolds voor de inspirerende en transparante manier waarop ze haar systeem theoretische en narratief therapeutische visie en expertise met de aanwezigen deelde. Net als zij dank ook ik de mensen die ik in mijn werk als cliënten mag ontmoeten. Niet in het minst dragen zij immers bij aan de ontwikkeling van mijn professionele ethiek.
Literatuur
- Crenshaw, K. (1989). Demarginalizing the intersection of race and sex – A black feminist critique of antidiscrimination doctrine, feminist theory and antiracist politics. University of Chicago Legal Forum, 1989(1), 139-167.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0924-3631
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden