De JIM-aanpak, het alternatief voor uithuisplaatsing van jongeren
Samenvatting
Levi van Dam & Sylvia Verhulst (2016). Amsterdam: Boom uitgevers. 181 pp. € 21,00. ISBN 978 90 8953 9458.
It takes a village to raise a child is een van de uitgangspunten van een pedagogische civil society. Dit concept verwijst naar een samenleving waarin niet alleen ouders, maar ook familie, vrienden, buren, en andere betrokkenen mee de verantwoordelijkheden nemen voor het opgroeien van kinderen.
Vanuit werkervaring in psychiatrie en jeugdhulp beschrijft Levi van Dam samen met journalist Sylvia Verhulst in dit boek een aanpak waarin een ‘JIM’ (staat voor Jouw Ingebrachte Mentor) te hulp wordt geroepen bij dreigende uithuisplaatsing.
Volgens de auteurs biedt de JIM-aanpak een antwoord op een aantal knelpunten in de reguliere hulpverlening en vooral in de residentiële opvang, een van de duurste vorm van zorg. Jongeren en hun gezin ervaren deze zorg niet altijd als een passend antwoord op hun problemen. In een residentiële behandeling nemen professionals de verantwoordelijkheden van het opvoeden grotendeels over van ouders en medeopvoeders. Deze pedagogische overname van zorg brengt een nieuw probleem met zich mee: professionals worden eigenaar van het probleem van de jongere. Daarnaast is er ook het probleem van de continuïteit binnen hulpverlening. Niet alleen zijn er personeelswisselingen, ook overplaatsingen van de ene voorziening naar de andere brengt de continuïteit van de zorg in het gedrang. De auteurs pleiten in dit boek voor een principiële omslag binnen de hulpverlening. Wanneer een gezin aangeeft dat hun kind niet meer thuis kan wonen, zou voortaan samen met het eigen netwerk gezocht moeten worden naar een oplossing.
Sinds 2013 is er in Nederland ervaring opgedaan met het werken met een JIM bij gezinnen waar sprake is van een complexe problematiek. De thuissituatie wordt ervaren als onveilig, het gaat bergafwaarts met de kinderen, ouders hebben geen vat meer op hun kind en zijn ten einde raad. De gedachte ontstaat dat thuis blijven wonen niet langer haalbaar is. Door aan een jongere zelf te vragen iemand uit zijn omgeving te kiezen als mentor, wordt hij uitgedaagd zijn sociale relaties te benutten en te onderhouden. De jongere ervaart hierdoor meer inbreng. De JIM wordt gevraagd advies en ondersteuning te bieden aan de jongere, een luisterend oor te zijn en indien mogelijk ook te voorzien in een opvangplek tijdens crisissituaties binnen het mantelzorgcircuit. Daarnaast wordt de JIM uitgenodigd om de professionals te adviseren over de juiste behandelrichting en -aanpak. Dit is een zware opdracht, die alleen maar kan slagen als er een goede ondersteuning is van professionals. Dit soort hulp krijgen de JIM en het gezin van teams uit verschillende disciplines en instellingen, zoals deskundigen uit psychiatrie, verslavingszorg, zorg voor licht verstandelijk beperkten en jeugdhulp. Ze werken interdisciplinair en intersectoraal, vanuit een gedeelde systemische visie. Het doel is herstel van ontwikkelingskansen voor de jongere en het vergroten van de gezinsveerkracht. De professionals komen daarbij naar de jongere en het gezin toe. Er wordt een tijdelijke samenwerking gerealiseerd tussen de gezinsleden, het sociale netwerk en professionals, met als doelstelling op termijn een duurzame samenwerking te realiseren tussen gezinsleden en hun mantelnetwerk zonder professionals.
Dit boek dient als een handleiding voor wie wil werken met deze aanpak, en de verschillende fasen worden dan ook uitvoerig besproken: intake (wie uit ons netwerk kan mee nadenken, wie kan volgens jongere en ouders fungeren als JIM), analyse (hoe functioneert onze samenwerking en wat willen we met ons netwerk veranderen), uitvoering (hoe kunnen we dit realiseren, wat zijn leerdoelen en wat is de taakverdeling) en afronding (hoe houden we dit vast, hoe kunnen we zonder professionele hulp verder). De auteurs bespreken deze fasen en wisselen die af met getuigenissen van jongeren, ouders, mentoren en hulpverleners. De nadruk ligt vooral op wat werkt en hoe hiermee concreet aan de slag te gaan.
Maar ook voor lezers die niet werken met deze specifieke aanpak kan dit boek een leidraad zijn om meer consequent het informele netwerk van jongeren en hun gezin te betrekken. Je wordt als therapeut soms ongemakkelijk van de citaten en getuigenissen van ouders en jongeren die zich niet serieus genomen voelen, of die aangeven waarom iets niet werkt en daarom adviezen van eerdere hulpverlening in de wind slaan. Zo reageert een ouder over de invloed van een informele mentor: ‘Zij zorgt ook voor ons kind, dan luister je toch naar zo iemand?’ (p.47). Of een jongere vertelt: ‘Het is niet zoals bij eerdere hulp, dat ze alles voor me regelen… Vroeger maakten de hulpverleners een plan en zeiden: “Werk hier maar aan”. Nu maak ik zelf plannen’ (p.102). Een hulpverlener geeft aan bereid te zijn een andere houding aan te nemen en niet aan zet te zijn bij deze vernieuwende aanpak: ‘Je moet niet langer de attitude hebben van de expert die met een oplossing komt die het gezin en het netwerk ook zelf kan verzinnen’ (p.85).
Samenwerking met ouders kan ook complex zijn. Zo kan het voorkomen dat zowel ouders als jongere eenzijdig aan de JIM gaan trekken om iets erdoor te duwen. Of de mentor ervaart een loyaliteitsconflict tussen ouders en jongere. De JIMs hebben professionals nodig als onpartijdige uitlaatklep. Het verbeteren van de ouder-kind relatie en uit de impasse raken blijft een zware opdracht, waar JIMs ondersteuning bij nodig hebben van professionals.
Het boek heeft me niet overtuigd dat de JIM-aanpak een residentiële opname kan voorkomen. In een aantal situaties zal dit zeker werken, maar voor een grote groep jongeren blijft een opname nodig. Wat in het boek onderbelicht blijft is hoe moeilijk het voor sommige gezinnen is om gericht op zoek te moeten gaan naar volwassen steunfiguren. Vele ouders die terechtkomen bij (residentiële) hulpverlening, doen dat als allerlaatste strohalm. Niet alleen zijn ze zelf uitgeput, ook hun netwerk is dat. Onder hen zijn gezinnen die zo geïsoleerd geraakt zijn dat ze geen beroep willen doen op anderen uit schaamte, of er zijn zo veel breuken dat er nauwelijks nog sprake is van een netwerk. Net deze gezinnen hebben het meest baat bij het uitbouwen van een netwerk om op terug te vallen, en hierin ligt een grote uitdaging voor onder meer systeemtherapeuten.
De JIM-aanpak heeft zeker relevantie, maar, zonder het kind met het badwater weg te gooien, ik ben ook wel argwanend naar een beleid dat mantelzorgers onbezoldigd inzet in hulpverlening. Te vaak komt dit neer op een verdoken besparingsmaatregel met als impliciet gevolg ‘trek maar je plan op je eentje in deze moeilijke situatie’. Willen we ons hoeden voor deze vorm van ‘vermaatschappelijking van de zorg’, dan dienen we een beleid uit te bouwen met zeker meer aandacht voor informele netwerken en de veerkracht van gezinnen en jongeren zelf. Zonder een stevig uitgebouwd kader van ondersteuning door professionele hulpverlening gaat het om een structurele verarming van het aanbod.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0924-3631
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden