Echo’s van trauma – Slachtoffers als daders, daders als slachtoffers
Samenvatting
Marijke Baljon & Renate Geuzinge (2017). Amsterdam: Boom. 252 pp. € 31,50.
ISBN 978 90 2440 9051.
De titel van dit boek sprak me meteen aan. Het gaat over de gevolgen van traumatische ervaringen (zowel acute als chronische), die nagalmen in het heden en die in de behandeling aandacht vragen, zowel bij daders als bij slachtoffers. Het uitgangspunt wordt in de inleiding als volgt omschreven: ‘Hoe kunnen we empathisch en nabij zijn als er sprake is van destructief gedrag’ (p. 16). Dit vind ik een origineel en boeiend vertrekpunt. Het wakkert mijn nieuwsgierigheid aan.
Om op deze vraag een antwoord te formuleren putten de auteurs uit een rijke en geïntegreerde ervaring in het psychotherapeutische werkveld. Marijke Baljon, onverwacht overleden in februari 2019, was tot 2009 topreferent in het Traumacentrum te Assen. Ze was als opleider, supervisor en leertherapeut betrokken bij opleidingen van psychiaters, psychotherapeuten en klinisch psychologen. Renate Geuzinge is als psycholoog gespecialiseerd in vroegkinderlijke chronische traumatisering. Ze verbleef een drietal jaren in de Verenigde Staten, waar ze zich intensief bezighield met interpersoonlijke neurobiologie.
De kernbegrippen die bij het lezen van dit boek naar voren komen, zijn integratie en verbinding. Deze concepten worden zowel in de structuur als in de inhoud consequent gehanteerd. Het neurologische (interpersoonlijke neurobiologie), het emotionele en het relationele functioneren (hechtingstheorie), worden aan elkaar gelinkt op een duidelijke, zeer begrijpelijke wijze. Binnen het neurologisch functioneren wordt het belang van de integratie van het boven- en benedenbrein ofwel de verticale integratie, sterk onderstreept. Het benedenbrein is verantwoordelijk voor de aangeboren overlevingsreflexen en impulsen, de basale lichaamsfuncties en de sterke primaire emoties. Het bovenbrein is betrokken bij belangrijke cognitieve vermogens, inzicht in het zelf en de ander en normbesef. De auteurs maken concreet duidelijk dat het relationeel functioneren en de neurologie elkaar onderling beïnvloeden. Deze wederkerigheid speelt zowel in helende als in traumatiserende zin. Traumatisering vindt plaats in een omgeving die al onveilig was of onvoldoende veiligheid bood om de gebeurtenis goed op te vangen en te verwerken.
Dit boek is mooi en consequent opgebouwd met een logische volgorde in de hoofdstukken. De theoretische uitgangspunten zijn helder en begrijpelijk verwoord en vertaald naar praktische voorbeelden. Concrete interventies worden gekoppeld aan neurologisch functioneren, bijvoorbeeld: door te spiegelen en te valideren kalmeer je het benedenbrein.
Een aantal bekende en vertrouwde methodieken uit het experiëntieel therapeutisch denkkader, zoals lichamelijk en beeldend werken, worden besproken en naar waarde geschat. De auteurs lichten toe hoe hechtingsstijlen en traumatisering met elkaar in verband staan. Zij benadrukken dat mensen met een veilig hechtingspatroon vaardigheden ontwikkeld hebben waarmee ze in het geval van traumatische ervaringen hun brein kunnen stabiliseren door autoregulatie en het actief contact zoeken met steunende anderen. In het geval van een onveilige hechtingsstijl lukt dat minder goed en is het risico op de ontwikkeling van een posttraumatische-stressstoornis groter. Bij chronische traumatisering is het door een chronische onbalans onmogelijk geworden de biologische stressreactie te reguleren.
De dynamiek dader-slachtoffer wordt genuanceerd besproken. De auteurs pleiten ervoor om dader- en slachtofferaspecten niet van elkaar te scheiden. ‘Zowel in het behandelen van enkel daderschap zonder daarin het slachtofferschap mee te nemen, als in het behandelen van slachtoffers zonder de destructieve aspecten van datzelfde slachtoffer te (h)erkennen, wordt echt contact met “het kwaad” vermeden’ (p. 120). Het is belangrijk dit destructieve aspect onder ogen te zien. Dan pas kan het geïntegreerd worden in het zelf. Dit lijkt me een waardevol standpunt. Het roept terecht vragen op in verband met de organisatie van de hulpverlening, waar beide facetten nog al te vaak (en begrijpelijkerwijze) gescheiden worden van elkaar. De auteurs besteden aandacht aan de rol van zelfhaat en schaamte bij het ontstaan van destructief gedrag. Schaamte verhindert het maken van verbinding met anderen, terwijl dat net essentieel is, zowel voor de breinontwikkeling als voor het werken aan herstel na trauma.
Verschillende aspecten van de behandeling worden concreet en via boeiend casusmateriaal toegelicht, zoals het belang van lichamelijk werken, werken met groepsdynamiek en beeldende expressie. Ook de persoon van de therapeut komt in het vizier: wat zijn consequenties van het werken met deze cliënten voor de hulpverlener? De auteurs maken een onderscheid tussen twee vormen van prikkeloverspoeling die kunnen optreden bij traumahulpverleners. Bij secundaire traumatisering kan de therapeut door blootstelling aan indringende prikkels en de erbij horende machteloosheid zelf ook traumasymptomen ontwikkelen. Bij plaatsvervangende traumatisering valt de therapeut samen met de cliënt en worden zijn identiteit, wereldbeeld en zingeving aan het wankelen gebracht. In dit laatste geval kan dan ook het referentiekader van de therapeut ontwricht raken. Zelfzorgstrategieën zijn om die reden noodzakelijk en worden kort toegelicht.
Naast waardering heb ik ook enkele punten van kritiek. Zoals in de meeste literatuur wordt er weinig stilgestaan bij de onmacht die het werken met traumaclienten met zich meebrengt. Uiteraard zijn er niet alleen succesverhalen. De auteurs staan niet stil bij de factoren en condities die herstel bevorderen dan wel tegenwerken. Hierbij denk ik aan het al dan niet aanwezig zijn van steunfiguren, zowel voor de cliënt (lotgenoten, vrienden of familie) als voor de hulpverlener (het team, de organisatie). Ook nemen de auteurs niet mee in overweging wat de effecten zijn van de therapeutische context waarin de behandeling plaatsvindt (bijvoorbeeld ambulant of residentieel) voor het resultaat van de aanpak.
Het belang van de bredere omgeving van de cliënt (netwerken buiten de therapie) en hoe deze geactiveerd en betrokken kan worden bij de therapie wordt eveneens in het boek niet uitgewerkt. Een trauma treft immers meerdere mensen en ook zij (ouders, partners, kinderen) verdienen aandacht voor hun ervaringen met het omgaan met de getraumatiseerde persoon. Hier kan psycho-educatie van groot belang zijn, zodat er begrip ontstaat en ook tips aangereikt kunnen worden.
De aanpak die in het boek wordt gepresenteerd, situeert zich vooral in een residentieel en groepstherapeutisch kader. Er wordt in het boek niet aan de orde gesteld dat een afgestemde samenwerking tussen de verschillende hulpverleners daarbij van cruciaal belang is. Ook wordt weinig aandacht besteed aan hoe je met deze cliënten in ambulante therapie kunt omgaan en of dat überhaupt wel kan.
Dit boek is niettemin duidelijk aan te bevelen literatuur, zowel voor residentieel als ambulant werkende therapeuten. Het verdient zijn plaats op literatuurlijsten van psychotherapeutische opleidingen van allerlei richtingen. Ter afsluiting wil ik de meerwaarde van dit basiswerk benadrukken omdat het boek erin slaagt onze empathie in het kijken naar destructief gedrag van traumacliënten aan te wakkeren, te onderbouwen en te verbreden.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0924-3631
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden