MENU
  • Home
  • Actueel
    • Nieuws
  • Inhoud
    • Laatste nummer
    • Archief
    • Rubrieken
    • Artikelen
    • De Praktijk
    • Onderzoek gesignaleerd
    • Reflecties
    • Discussie
    • Professie en Persoon
    • Congressen
    • Boeken (en zo)
  • Auteurs
    • Overzicht auteurs
    • Auteursrichtlijnen
    • Artikel indienen
    • Gebruik van artikelen
  • Abonnementen
    • Abonnement aanvragen
    • Proefabonnement
    • Voorwaarden en wijzigingen
  • Over Systeemtherapie
    • Redactie
    • Adverteren
    • Open Access
    • Links
    • Contact
Inloggen
Inhoud
Inhoudsopgave jaargang 32 (2020) / nummer 2
PDF  

Nieuwsgierig en bevlogen – een halve eeuw psychoanalyse en systeemtherapie

Interview met Marian Ploegmakers-Burg
Cathy Van Gorp, Erica Siegers
1 september 2025

Samenvatting

Begin maart worden we ontvangen door Marian Ploegmakers-Burg in haar therapieruimte op de bovenste verdieping van het Amsterdams Instituut voor Gezins- en Relatietherapie (AIGR). Het speelgoed, de poppen, het poppenhuis en de huiselijke sfeer nodigen uit tot gesprek en spel. Ondanks het grijze weer bieden de grote ramen een prachtig wijds zicht over de daken van Amsterdam. Ploegmakers-Burg verdeelt tegenwoordig haar tijd tussen de drukte van de hoofdstad en de rust en het vakantiegevoel van haar dijkhuisje in Zeeuws-Vlaanderen.

Ons oog valt op een poster van een aantal spelende kinderen. Ze spelen verstoppertje. Een klein meisje met een roze jurkje kruipt op het vloerkleed op zoek naar haar speelkameraadjes achter het gordijn. ‘Kinderen verstoppen zich omdat ze gevonden willen worden (Winnicott, 1971),’ vertelt Ploegmakers-Burg. ‘Ze mogen hier met alles spelen wat ze zien, maar op het kleed, dat is een begrenzing niet alle kanten op te waaieren.’

Ploegmakers-Burg staat al een halve eeuw in het vak. Ze denkt erover om na de zomer het werken tot een dag in de week te beperken. Maar zolang ze het nog leuk vindt, gaat ze ermee door. Ploegmakers-Burg is gz-psycholoog, klinisch psycholoog, psychotherapeut en (kinder-)psychoanalytica, en een van de oprichters van het AIGR. Zij is opleider en supervisor van de Nederlandse verenigingen voor psychoanalyse (NPaV), systeemtherapie (NVRG), groepstherapie (NVGP), kinder- en jeugd psychotherapie (VKJP) en psychotherapie (NVP), en leertherapeut van de NPaV en NVRG. Zij stond aan de wieg van de NVRG en opleidingsinstelling het RINO. Het vak geeft ze door middels leertherapie, opleiding, supervisie, consultatie en in een supervisorsopleiding. Op het Jaarcongres van de NVRG in 2016 is zij benoemd tot ‘lid van verdienste’ van de NVRG.

‘We hebben toch zo’n boeiend vak,’ meent ze, ‘en we weten ook nog zo weinig. Ik ben van huis uit erg geïnteresseerd en nieuwsgierig.’ Haar beide ouders waren huisarts en hadden een dorpspraktijk in de Betuwe, tussen de twee rivieren.

‘Enkele jaren geleden vroeg mijn kleinzoon me in het kader van een interview voor school wanneer ik geboren was en of daar een verhaal aan vastzat.’ Even is het stil, dan herneemt ze zich. ‘Ik werd geboren in de oorlog. Negen maanden was ik toen de slag om Arnhem helemaal misging.’ Ploegmakers-Burg vertelt hoe haar ouders er bewust voor kozen niet te vluchten, maar midden in het oorlogstumult te blijven werken en te proberen te overleven. Verantwoordelijkheid is een sterke waarde in haar gezin van herkomst geweest. Jaren geleden gaf haar moeder haar een doosje met brieven, die zij in die tijd aan haar ouders in Utrecht had geschreven. Haar grootvader had die brieven genummerd en in dat doosje bewaard. ‘Geheel tegen mijn nieuwsgierige natuur in las ik deze genummerde documenten pas dit najaar. Daar kreeg ik voor het eerst woorden voor wat ik als heel klein kind had ervaren en doorgemaakt.’

Het raakt haar opnieuw en onverwacht als zij dit vertelt. De intensiteit en de spanning die het jonge gezin ervaren heeft in die oorlogsjaren zijn nooit echt ten volle besproken. Enkel de spannende verhalen werden verteld. ‘Ik weet wel dat mijn ouders erg veel aan elkaar moeten hebben gehad in die periode.’ Niet geheel toevallig is Ploegmakers-Burgs focus de laatste werkjaren gericht op het ondersteunen van koppels tijdens de zwangerschap, rond een geboorte en het jaar daarna. ‘Elke geboorte is heftig omdat die mogelijk heel wat transgenerationele overdracht in beweging brengt. De rekening van wat iedere partner gemist heeft, wordt dan aan elkaar gepresenteerd. Daarnaast wil iedere ouder het beste aan zijn kind geven. Dit samenspel van mogelijk tegengestelde krachten kan voor heel wat spanning zorgen.’

Haar beide ouders waren professioneel bevlogen. ‘Vooral mijn vader was geïnteresseerd in hoe het leven in elkaar zat en kon erg gegrepen worden door iets wat hem puzzelde. Een vraag als “waarom en hoe spannen kevertjes als zij vliegen hun vier kleine zachte vleugeltjes, die als een parapluutje onder de harde schildjes vandaan komen?” biologeerde hem. Iets daarvan heb ik zeker ook.’

Toen Ploegmakers-Burg elf jaar was verhuisde het gezin van ondertussen vier kinderen, twee dochters en twee zonen, naar Nijmegen. ‘Zelf heb ik me in Nijmegen nooit echt thuis gevoeld,’ vertelt Ploegmakers-Burg.

‘De periode en de omgeving van de Betuwe staan in mijn herinnering gelijk aan idyllisch: de kersenbloesem, de rituelen. Het katholieke geloof ging als het ware mee met de seizoenen. Het terugkerend karakter ervan had iets geruststellends. Zo had je het paasvuur, dat opgebouwd was met het rijshout en riet dat van de weilanden was gehaald, waarbovenop een stropop werd gezet, als “de boze”. De pastoor zegende alles en het boze ging in vlammen op. Het toen nog brave meisje in mij genoot ook erg van het ritueel van het zieltjes redden met Allerzielen. Ons vak is wel heel wat uitdagender dan het prevelen van enkele weesgegroetjes,’ glimlacht ze. Halfweg de middelbare school kwam toneel als rode draad binnen in haar leven. Het was voor haar de unieke gelegenheid los te komen middels de kracht en het belang van het non-verbale. De regels en rituelen in de nonnenschool waren voor haar een eerste kennismaking met wat ze met een knipoog noemt ‘de luiken die dichtgaan’. In die periode werd pantomime haar eerste stille protest. ‘Ik heb zelf erg moeten knokken voor mijn autonomie. Mijn ouders waren heel lief, beschermend en streng. Ik ging niet op kamers tijdens mijn kandidaatsjaren, maar kreeg ook geen eigen sleutel. Mijn moeder vond dit niet nodig want patiënten konden toch ook aanbellen aan de praktijk, waarom ik dan niet?’ Ploegmakers-Burg studeerde psychologie met als afstudeervakken klinische en ontwikkelingspsychologie en dramaturgie. Keuzevakken waren steevast vakken gericht op het non-verbale. Later deed ze cursussen in psychodrama, bij de pionier in Vlaanderen Nand Cuvelier, maar ook pesso. Toen ze de opleiding pantomime bij Frits Vogels wilde combineren met verdere psychologiestudies in Amsterdam, waren haar ouders hier faliekant tegen. ‘Dus besloten we te trouwen. Ik trouwde met mijn man, een keurige medicijnenstudent, in 1966, en we verhuisden naar Amsterdam waar hij zich in de neurochirurgie bekwaamde.’ Zij kregen drie dochters en zes kleinkinderen.

‘In 1968 was ik afgestudeerd. Ik deed mijn stage op de kinderafdeling van het ziekenhuis. Het was de begintijd van de ontdekking dat ouders toch wel belangrijk waren in de behandeling van kinderen. We mochten een nieuwe spelkamer inrichten. Terwijl ik nog niets wist, heb ik met veel enthousiasme van alles uit kunnen proberen.’

Ploegmakers-Burg werkte 37 jaar bij het Dercksen Centrum, het huidige GGZ inGeest, op de jeugdpsychiatrische dienst. Dercksen was de eerste psychiater die vanuit een instelling het betrekken van families belangrijk vond. Ploegmakers-Burg volgde bij Vossen de rogeriaanse opleiding en de kindertherapieopleiding. In Leiden volgde ze een psychoanalytische jaargang gedoceerd door Sandler uit Engeland. Daar leerde ze over het belang van het onbewuste. Later volgde ze de eerste systeemtherapieopleiding in Nederland onder leiding van Nan Lombaers, Els Huijser en Sigi Hirsch. ‘Sigi Hirsch zorgde ervoor dat ik doordrongen raakte van het idee dat je pas kunt leren als je emotioneel geïnteresseerd bent. Veel oefenen en reflecteren zowel over je werk als over je eigen leven werden de blauwdruk van mijn latere cursussen.’

Uiteraard zijn we benieuwd hoe Ploegmakers-Burg terugblikt op de evoluties binnen ons vakgebied en binnen de vereniging. Als voorzitter van de vereniging voor groepstherapie gaf zij het stokje door aan Max van Trommel die de eerste voorzitter werd van de NVRG, die ontstond als sectie B van de vereniging voor groepstherapie. ‘Waar ik nog steeds erg trots op ben, is dat we in goede harmonie als verenigingen uit elkaar zijn gegaan. Aanvankelijk werd vanuit psychoanalytisch oogpunt het gezin gezien als de kleine groep. Onder invloed van pioniers als Ackerman, Bateson, Bowen en Minuchin verschoof de aandacht meer naar de gezinnen en de systemen en het werken in het hier-en-nu. Maar in beide paradigma’s zien we dezelfde bewegingen. Er zijn steeds van die hordes die zich achter opeenvolgende goeroes scharen. Verschillende perspectieven volgden elkaar op. Je leerde eigenlijk dat je nooit precies wist: “dat is het nou”. Diezelfde perspectieven worden dan even later weer verguisd om nog later weer op te duiken in een andere hoedanigheid. Kijk maar naar hoe het Bowlby en Winnicott is vergaan. Zij hadden meegemaakt wat de oorlog met kinderen deed en zagen dat niet alles van binnen gebeurde, maar juist ook in de interactie. Winnicott (1971) benadrukte het belang van de transitional space als veilige basis voor spel en troost. En zie hoe Fonagy het spel en de realiteit en de hechting weer heeft teruggehaald. Zelf heb ik nooit gevoeld dat er maar één waarheid is. Wel is het zo dat er ontwikkelingen zijn die de luiken dichtgooien en ook altijd ontwikkelingen die de luiken openzetten.’ Wat wij bijzonder vinden is dat Ploegmakers-Burg zelf nooit meegesleurd werd in de richtingenstrijd en de minachting die tussen de psychoanalytische en de systeemstroming in aanvang heerste. ‘Zelf ben ik niet zo goed in het op twee stoelen zitten. Ik was erg blij met het werk van Christopher Dare die beide perspectieven verbond en met het werk van Monica McGoldrick in haar theorie van de normal life cycle (McGoldrick & Shibusawa, 2015). Mijn eigen perspectief is het verbinden van het belang van de bril van de psychoanalytische ontwikkelingspsychologie met het belang van de passende context om deze ontwikkeling mogelijk te maken. Het is zo krachtig vanuit het perspectief van de transgenerationele overdracht aan ouders te kunnen zeggen dat je de geschiedenis kunt herschrijven.’

Ploegmakers-Burg getuigt zowel nu als in haar loopbaan van veel elan. Een bevlogenheid die ze mede dankt aan het plezier en de humor die de systeemtherapie in haar werk binnenbracht. Toen er omwille van besparingsmaatregelen in het Dercksen Centrum beknibbeld ging worden op de screenteams, vatten Ploegmakers-Burg en enkele van haar collega’s het plan op zelf aan de overkant van de straat een ruimte te huren. De geboorte van het AIGR! ‘Het zijn mijn collega’s die ervoor gezorgd hebben dat ik nooit mijn plezier en nieuwsgierigheid verloren heb in al die jaren in het werkveld,’ benoemt Ploegmakers-Burg. ‘Ik ben hun in veel schatplichtig. En ook nu kan ik erg genieten als je ziet dat cursisten je boven het hoofd groeien en echte experts in hun domein worden. Ik geloof sterk in spelenderwijs leren. Dus voor mij geen lijstjes afvinken graag met te behalen competenties. Niks zo fnuikend voor creativiteit als vinken. De tijd die het vinken kost, gaat ten koste van de mussen,’ glimlacht ze. ‘Dat doet me denken aan de kritiek van Anderson over de evolutie van het gebruik van het reflecting team achter de spiegel. De therapeut bij het gezin moest zich staande weten te houden en de blik zo breed en positief mogelijk. Achter de spiegel woekerde de negativiteit. Zo gaven we na verloop van tijd mensen in de opleiding een taak achter de spiegel, naar analogie met het Griekse koor. Iemand verplaatste zich in de vader en een ander trachtte de plek van de moeder in te voelen. Deze vorm van respect hebben we ook in het instituut altijd proberen vorm te geven door bijvoorbeeld alles in co-therapie te doen.

Schokkend vond ik het bijvoorbeeld toen een sessie die Minuchin leidde totaal misliep. In plaats van de opname als lesmateriaal te gebruiken, moest deze onmiddellijk gewist worden. Zo leerde ik waar grote mensen klein in zijn. En ook, je weet eigenlijk nooit “dit is het nou”,’ glimlacht ze. Ze was zeer opgetogen met de opkomst van Anderson en White. Beiden verzetten zich op hun manier tegen de macht en de expertpositie. ‘De withness en de witness zijn beide krachtige concepten die echt iets toevoegen aan het werken met systemen. Om tot de betekenis van de klacht te komen, is nieuwsgierig luisteren erg belangrijk en je bewust zijn van je innerlijke dialoog. Het dialogische perspectief, met onder andere Rober, leert ons hoe je dit doet, door het uit te zoeken in het samenspel. Met oog voor ieders enveloppe zoals Marie Rose Moro de culturele context zo treffend benoemt.

Waar de psychoanalyse iets sombers of iets van doemdenken kan hebben, doet de systeemvisie je telkens weer van blik veranderen. Als ’t niet linksom is, dan is ’t rechtsom. De systeemtherapie heeft me plezier in het vak gebracht.’

Voor ons vak wenst Ploegmakers-Burg vooral dat we niet te dogmatisch worden. ‘Zoals Flip Jan van Oenen (2019) zegt, is de theorie maar een klein stukje. Om contact te maken moet je over jezelf reflecteren en over wat de anderen bij je oproepen. Om millimeters vooruit te gaan. En als dat niet toereikend is, moet je het leren verdragen. Ik moet toegeven, dat laatste wordt er met het ouder worden niet makkelijker op.

Ik hoop vooral ook dat het nog even duurt. Ik ben al vroeg in mijn leven met het plotselinge van de dood geconfronteerd. Mijn broer verongelukte toen hij 23 was. Ik probeer dus vooral geen dingen te doen waar ik spijt van heb. Maar het is pijnlijk te beseffen dat wat je professioneel doet met anderen je niet altijd lukt met eigen kinderen en relaties. Ik houd wel van het nog steeds met processen bezig te zijn, en dat in de cadans van het leven in de stad en enkele dagen aan de zee. Zo kan ik er ook voor de kleinkinderen en de kinderen zijn, iets waar ik altijd minstens een dag voor vrijmaakte, zodat ik niet enkel bezig was met de kinderen van anderen.’

Ploegmakers-Burg wil dus nog graag een tijd bevlogen doorgaan met het doorgeven van het vak. ‘Het is een heel lastig vak. En sinds ik lesgeef, consultaties doe, supervisie geef, blijf ik gefascineerd door “hoe leer je het nou?” To teach is to learn twice.’ De magie van de zich openspreidende vleugels van de kever en het geïnteresseerd open blijven staan als therapeut voor je patiënt, zou er een gelijkenis zijn? Of ze voor zichzelf nog iets wenst in de toekomst? ‘Ik ben een echte verteller. Schrijven is voor mij een hele klus. Door dit nu zo te benoemen en dit alles hier te vertellen, merk ik wel dat het alsnog een stil verlangen van mij is enkele zaken uit te schrijven omdat ik er iets over te vertellen heb.’ Dat laatste vinden wij zeker ook en wij zouden het alvast fijn vinden als we hiervoor een aanzet zijn geweest.

Vorige Inhoudsopgave Volgende
Twitter Facebook Linkedin
Delen Print PDF

Literatuur

  • Winnicott, D. (1971). Playing and reality. Londen: Routledge.
  • McGoldrick, M., & Shibusawa, T. (2015). The family life cycle. In F. Walsh (Ed.), Normal family processes – growing diversity and complexity (pp. 375–398). New York: The Guilford Press.
  • Oenen, F.J. van (2019). Het misverstand psychotherapie. Amsterdam: Boom.

© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0924-3631


De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:


Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912. Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).

No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.

Jaargang 37, nr. 3, september 2025

Neem een ABONNEMENT Laatste editie Archief

Nieuwsbrief Boom Psychologie

Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.

Aanmelden

Boeken

Verbonden
Amir Levine, Rachel Heller
€ 19,95
Meer informatie
Handboek suicidaal gedrag bij jongeren
Jan Meerdinkveldboom, Ineke Rood, Ad Kerkhof
€ 26,95
Meer informatie
De JIM-aanpak
Levi van Dam, Sylvia Verhulst
€ 19,95
Meer informatie

Privacy policy

Algemene voorwaarden

© 2009-2025
Boom uitgevers Amsterdam

Redactieadres

Systeemtherapie

Foke van Bentum

WG-plein 209

1054 SE Amsterdam
telefoon: (020) 612 30 78

redactie@nvrg.nl

Klantenservice

Boom uitgevers Amsterdam B.V.

Postbus 15970

1001 NL Amsterdam

Nederland

(088) 0301000 

klantenservice@boom.nl