Scènes uit een ontmoeting – Een meerstemmig verhaal over mens en psychiatrische diagnose
Samenvatting
Jasmina Sermijn (2019). Herziene editie. Brussel: VUBPRESS. 218 pp. € 24,00. ISBN 978 90 5718 7926
Jasmina Sermijn is verbonden aan de Vrije Universiteit Brussel en verder werkzaam als systeemtherapeut en coördinator bij Hestia, Centrum voor psychotherapie te Mechelen, als supervisor en docent in Vormingscentrum Rapunzel in Diest en Euthopia in Breda. Zij is auteur van onder meer het boek Ik in veelvoud – Een zoektocht naar de relatie tussen mens en psychiatrische diagnose (2008) en schreef diverse artikelen met een focus op thema’s als de co-constructie van het narratieve zelf, de impact van psychiatrische diagnoses op narratieve identiteit, rizomatisch denken in therapie en collaboratieve therapie.
Sermijn schreef twaalf jaar geleden de eerste editie van Scènes uit een ontmoeting, waarvan in april 2019 een tweede gedeeltelijk herziene editie verscheen. Zij werkte destijds aan een proefschrift over manieren waarop mensen met hun psychiatrische diagnose omgaan en hoe een psychiatrische diagnose ingrijpt op het zelf. De eerste editie uit 2007 was een voorproef
van haar dissertatie. In het kader van haar onderzoek voerde zij onder meer tweeëntwintig gesprekken – van in totaal ongeveer 3.300 minuten – met Amos, één van haar onderzoeksparticipanten. Zijn verhaal is opgetekend in dit boek. Maar zoals de ondertitel al duidelijk maakt, is dit boek een meerstemmig verhaal over mens en psychiatrische diagnose. Naast Amos laat Sermijn in haar boek vele belanghebbenden – zelven – aan het woord, waaronder de diensthoofden van de afdelingen waar Amos opgenomen was, de DSM-IV-TR, de bijsluiter van Haldol, het psychiatrisch ziekenhuis en de Wet ter bescherming van de persoon van de geestesziekte. Vrijwel alle denkbare zelven komen aan het woord, steeds in de ik-vorm, ingeleid met: ‘Men noemt mij …’, ‘Ik heet …’, ‘Ik ben …’ Ook zijzelf komt meermaals aan het woord; haar onderzoekerszelf in ontmoeting met haar andere zelven.
De eerste editie uit 2007 bestond uit vier scènes (hoofdstukken). Deze scènes zijn vrijwel ongewijzigd overgenomen in de tweede editie. Na een inleiding door Patrick Devlieger (hoofddocent antropologie aan de Katholieke Universiteit Leuven) en Gerrit Loots (emeritus-hoogleraar aan de Faculteit Psychologie en Educatiewetenschappen van de Vrije Universiteit Brussel) luidt de eerste scène ‘De ontmoeting’.
Hierin vertelt Sermijn over de voorbereidingen van haar eerste gesprek met Amos. Amos heeft de diagnose schizofrenie, en we luisteren naar haar innerlijke dialoog:
‘Toen de term “psychotisch” werd uitgesproken, begon zich er automatisch een beeld in mijn hoofd te vormen’ (p. 17). Even verderop: ‘Als ik mijn eigen gedachten even op een rijtje zet en openlijk beken met welke ideeën en angsten ik zit omtrent de ontmoeting met deze man, voel ik een diepe schaamte: zal ik er wel veilig zijn … zal/kan hij agressief worden …’ (p. 18). Zij zoomt uit naar het maatschappelijk en medisch discours en laat onder meer de DSM aan het woord: ‘Ik ben wat men de DSM noemt … de bijbel van de psychiatrie’ (p. 21). Ook Amos is uiteraard aan het woord in ‘De ontmoeting’. Hij bereidt zich voor op het gesprek en merkt naderhand op grotendeels gewonnen te zijn voor deze zaak, ‘maar zal ik het wel aankunnen erover te spreken? U mag niet vergeten dat ik daadwerkelijk getraumatiseerd ben door mijn ervaringen in de psychiatrie’ (p. 32). Zijn relaas wordt gevolgd door dat van de behandelend psychiater van Amos, die meldt gebonden te zijn aan het medisch beroepsgeheim. Aan het einde van ‘De ontmoeting’ komt Sermijn nog eens aan het woord, waarbij zij reflecteert over een manier om de relatie tussen participant en onderzoeker te definiëren. Hoe verhouden zij zich tot elkaar in deze cocreatie? Kan er sprake zijn van verregaande gelijkwaardigheid, ondanks de verschillende posities? Waar liggen de grenzen van de ontmoeting van de zelven binnen de context van dit onderzoek?
De tweede scène, ‘Het verhaal van Amos’, beslaat het grootste deel van het boek. Amos vertelt over zijn ervaringen in de psychiatrie. Zijn boodschap, opgeschreven in hoofdletters: ‘IN GODSNAAM, PRAAT TOCH MET MIJ’ (p. 92) spreekt hij meermaals uit. Hij legt zijn theorie over de verwerkingsmogelijkheden van mensen uit met de verzamelnaam ‘de metadroom’. Als lezer raak je ingezogen in zijn wereld. Ook afdelingshoofden van de opnameafdelingen komen aan het woord. Indrukwekkend is de pagina waar ‘De Hel vertelt’. We zien in het boek het rechterpaneel van de Tuin der lusten van Jeroen Bosch. Een krachtig beeld.
Bij de naderende afronding reflecteren Amos en Sermijn in scène 3 ‘Dialogen: positionering en afsluiting’ op hun posities en relatie, tot waar het schuurt en beklemt. De grenzen van de ontmoeting in deze context worden door Amos en Sermijn gevoeld en beschreven. Het onbehagen en de dilemma’s van Sermijn komen hier scherp naar voren. De kwetsbaarheid en de autoriteit van de auteur – het is immers haar onderzoek dat tot een afronding moet komen – gaan hier hand in hand.
De eerste druk eindigt ten slotte met de vierde scène, ‘Het boek spreekt’. Daarin geeft het boek uitleg over zichzelf en het proces waar de auteur en Amos doorheen gingen. ‘Hierbij moet u wel in het achterhoofd houden dat ik geen weerspiegeling ben van een externe werkelijkheid, maar slechts één mogelijke presentatie, één mogelijke creatie van een mogelijke werkelijkheid vorm’ (p. 204). Men moet zich realiseren dat ondanks het eindigen van dit boek de verhalen blijven doorgaan.
Dan komt het tot een tweede editie. Amos overleed in juli 2014. Toen dit bericht Sermijn bereikte werd dat aanleiding deze herziene versie te schrijven. Er werd een vijfde scène toegevoegd: ‘De dood van Amos.’ In dit hoofdstuk licht Sermijn het overlijden van Amos toe en plaatst dit in een bredere context. Ook hier laat zij weer vele stemmen aan het woord, waaronder die van zijn zus, haar blijvende vragen en verdriet, zijn buurman, de stem van wetenschappelijk onderzoek naar de kortere levensverwachting van mensen met schizofrenie, ethische codes en wetgeving. Zij besluit deze scène met een brief aan Amos, verstuurd naar postkantoor 00/00/00 voor overleden mensen.
Destijds hoopte Amos zelf dat met zijn medewerking aan het onderzoek zijn verhaal eindelijk gehoord zou worden en dat hij zou kunnen bijdragen aan een fundamentele verandering in de psychiatrie. Hij had daarbij de intentie dat de hulpverlening zich meer zou focussen op de ontmoeting tussen mensen dan dat deze zich richt op het definiëren van ‘het probleem’. Het boek werd destijds goed ontvangen. En daarmee werd een deel van de wens van Amos bewaarheid: zijn verhaal werd gehoord. Sermijn betwijfelt in haar eigen korte voorwoord of de wens tot een fundamentele verandering is uitgekomen. Dat motiveerde Sermijn tot het uitbrengen van deze herziene versie, zonder toestemming van Amos. Sermijns hoop is dat het verhaal van Amos niet verloren gaat en dat zij met dit boek bijdraagt aan ‘hoop-hulpverlening’: een hulpverlening die meer op maat toegesneden wordt van iedere unieke cliënt. Sermijn draagt deze editie aan hem op. Opdat zijn verhaal een klein verschil kan maken.
Achterop staat: ‘Dit boek is een diepmenselijk relaas in de verschillende betekenissen van het woord’, opgetekend door Marc Calmeyn in het Tijdschrift voor Psychiatrie in 2008. De soepele schrijfstijl van Sermijn draagt hieraan bij. Ik las dit boek in één adem uit, het ging onder mijn huid zitten en bleef rondzingen. Het bleef verrassen in zijn originaliteit door het gebruik van diverse bladspiegels, lettertypes en illustraties. Ik moest lezend steeds denken aan een eerder boekje dat diepe indruk op mij maakte: Geplaatst! Xander: Instellingskind, Kopp-kind … en zoveel meer … van Sabine Vermeire (2015). Waarom? Anna van der Meer schreef in haar recensie in dit tijdschrift (2016, p. 84) over de kracht van deze getuigenis: ‘Een boekje dat leest als een documentaire, zonder voice-over, zonder duiding, maar met fragmenten en beelden die voor zich spreken.’ Dat precies geldt ook voor dit boek. Beter had ik het niet kunnen verwoorden. Lezen dus!
Literatuur
- Meer, A. van der (2016). Geplaatst! Xander – Instellingskind, Kopp-kind … en zoveel meer … Systeemtherapie, 28(1), 84.
- Vermeire, S. (2015). Geplaatst! Xander – Instellingskind, Kopp-kind … en zoveel meer … Antwerpen: Interactie-Academie VZW.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0924-3631
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden