De leugens die ons binden – Een nieuwe kijk op identiteit
Samenvatting
Kwame Anthony Appiah (2019). Amsterdam/Antwerpen: Uitgeverij Pluim. 335 pp. € 24,99.
ISBN 978 94 9292 8702
De leugens die ons binden – Een nieuwe kijk op identiteit is een prikkelend boek, geschreven door hoogleraar filosofie aan New York University, Kwame Anthony Appiah. In dit boek zet hij zijn visie uiteen op identiteit en op de veronderstellingen die ten grondslag liggen aan de vorming (of het uiteenvallen) van (gemeenschappelijke) identiteiten. Het boek is vlot geschreven en boeit onder meer door de sprekende voorbeelden die de auteur geeft vanuit de geschiedenis, de filosofie en zijn persoonlijke leven. Als filosoof biedt hij een concept dat kan helpen kritisch na te denken en te reflecteren over de veelvormigheid en gelaagdheid van onze maatschappelijke, culturele en persoonlijke identiteit. Hoewel hij zijn taal als krachtig omschrijft, verbindt hij daar ook onmiddellijk de waarschuwing aan dat zijn beweringen bedoeld zijn als overwegingen die gesprekken op gang brengen en dus uitdrukkelijk niet om de dialoog te beëindigen.
Veel van het hedendaagse denken over identiteit is gebaseerd op voorstellingen die niet behulpzaam of zelfs ronduit fout zijn. De vraag die de auteur in dit boek onderzoekt is hoe identiteit zich vormt en wat het precies betekent wanneer de ander je eigenschappen toeschrijft die deels of helemaal niet kloppen. Zijn denken over identiteit is een dertigtal jaar geleden begonnen nadat hij zich in allerlei landen geconfronteerd zag met de vraag: ‘Waar kom je vandaan?’ Wanneer hij vertelde te zijn geboren in Londen was dat vaak niet het verwachte antwoord. Met de vraag ‘Waar kom je vandaan?’ bedoelde de ander nogal eens: ‘Waar komt je familie oorspronkelijk vandaan?’
Dat is een verwarring die ik herken. Onze jongste zoon draagt genetisch gezien een groot deel van het Nederlandse koloniale verleden in zich mee en werd in landen als Turkije, Marokko en Indonesië aangezien voor een autochtoon kind. Voor Indonesië klopte dit deels. Niet omdat hij zelf in het land geboren is, maar zijn grootouders van moeders kant hebben Chinese, Javaanse en Nederlandse voorouders en zijn indertijd vanuit Indonesië geëmigreerd naar Nederland.
Het woord identiteit is als eerste gebruikt door psycholoog Erik Erikson in zijn boek Childhood and society (1950). Deze term heeft breed ingang gevonden. Erikson was ervan overtuigd dat identiteit in de Verenigde Staten een probleem was geworden omdat het land ‘een super-identiteit probeerde te creëren van alle identiteiten die door immigranten waaruit het was samengesteld waren geïmporteerd’ (p. 23). Appiah is echter van mening dat identiteit al lang voordat er door Erikson over werd geschreven, een probleem was. Want hoewel het woord identiteit nooit eerder gehanteerd werd, is identiteit van alle tijden en spelen vaak dezelfde processen een rol. Wat wel nieuw is, is ons denken erover.
Het hebben van een gezamenlijke identiteit vormt de basis van hiërarchieën als het gaat over status, respect en macht. Over wie er wel of niet bij hoort en de daaraan gekoppelde normatieve belangen, bestaan meestal meningsverschillen. Denk hierbij aan de klassenmaatschappij in Engeland of aan landen waar vrouwen nog steeds moeten vechten voor hun rechten. Er staan in het boek veel verhalen uit allerlei werelddelen over ‘belaste’ identiteiten waarvan de prijs is dat andere mensen je uitsluiten of respectloos behandelen. Gezien de massale protesten tegen rassenongelijkheid en discriminatie die begonnen zijn in mei en juni van dit jaar in de Verenigde Staten en in alle grote steden van België en Nederland, kan de invloed van het behoren tot een ‘belaste’ identiteitsgroep op het menselijk welbevinden of de geestelijke gezondheid nauwelijks onderschat worden.
Naast de inleiding en het slot bestaat het boek uit vijf hoofdstukken waarin de auteur zich richt op identiteiten gebaseerd op geloof, kleur, land, klasse en cultuur. Appiah vraagt zich af wat zij eigenlijk gemeen hebben en stelt dat uitgegaan wordt van de veronderstelling dat in de kern van iedere identiteit een diepe overeenkomst te vinden is die mensen met die identiteit verbindt. Daar schuilt echter het gevaar. Het denken over en formuleren van een identiteit nodigt namelijk uit tot stereotyperingen die meestal op een cruciaal punt verkeerd zijn maar wel min of meer gefundeerd in de werkelijkheid. Bijvoorbeeld: men heeft van buitenaf vaak het idee dat fundamentalisten de religie in haar sterkste, meest geconcentreerde en zuiverste vorm representeren en dat al het andere maar een zwakke afspiegeling is. In het hoofdstuk over klasse benadrukt Appiah dat de continuïteiten en dynamieken die verbonden zijn met de oorspronkelijke klasse vaak veel hardnekkiger en bepalender blijken te zijn dan verwacht. Dit staat in contrast tot de andere door hem beschreven identiteiten, waar verschuivingen, aanpassingen en variatie veel vaker voorkomen. Dit is vooral belangwekkend omdat maar zelden aandacht geven wordt aan de invloed van sociale klasse op de ontwikkeling en kansen van kinderen.
De verschillende identiteiten die Appiah bespreekt kunnen dus vormen van inperking betekenen, maar zij kunnen ook aanzet geven tot strijd voor vrijheid, zoals de arbeidersklasse, de lgbtq+-gemeenschap en nationale, raciale en religieuze identiteiten wereldwijd hebben gevoerd. Het is dit spanningsveld, met deze tegenstrijdigheden en dilemma’s, die hij telkens weer onder woorden brengt, en daarmee geeft hij taal aan de complexe invloeden en processen die ook in onze maatschappij aanwezig zijn.
De hoofdstukken waarin de auteur de verschillende identiteiten analyseert, laten zich heel goed als aparte essays lezen wanneer je geïnteresseerd bent of je wilt verdiepen in een van de genoemde identiteiten.
Het is geen boek waarin de auteur komt met oplossingen. Filosofen bieden concepten en theorieën die gebruikt kunnen worden bij het vormen van een eigen standpunt en het begrijpen van het standpunt van de ander.
Het is een rijk boek met veel verhalen over families dat zich niet altijd even gemakkelijk laat begrijpen, maar dat zeker voor systeemdenkers en -werkers de moeite waard is. Het komt tegemoet aan de noodzaak te stoppen met ‘slordig denken over cultuur’ (Colijn & Sevinç, 2010) en mijns inziens geldt dat evenzeer voor de andere thema’s die Appiah analyseert, zoals kleur, klasse, geloof en land.
Het genuanceerde beeld dat Appiah schetst van de contexten waarbinnen identiteiten zich ontwikkelen en van de leugens die hij noemt als basis voor verbinding en uitsluiting, helpt ons onze professionaliteit te vergroten. Begrip van de factoren die identiteiten bepalen, identiteiten die de context vormen waarbinnen families functioneren en die dus medebepalend zijn voor de visie van hulpverleners op emoties, ideeën en gedrag, lijkt me van groot belang. Want ik vraag me af hoeveel er veranderd is sinds Anke Savenije in 2014 in het Handboek systeemtherapie stelde: ‘Maar opvallend is dat in systeemtherapie, en algemeen in de ggz, in het spreken en denken over cultuur nog vaak uitgegaan wordt van het inmiddels achterhaalde concept waarbij cultuur wordt gezien als statisch en verbonden met het land van herkomst. Dit leidt tot stereotyperingen, generalisering en wij-zij-denken’ (p. 70).
We komen op de werkvloer steeds vaker kinderen en (jong)volwassenen tegen die geboren zijn of opgroeien in ons land, met een zo diverse en gemengde erfenis aan cultuur, religie, land, klasse en ras, dat we de vraag naar de ontwikkeling en vorming van identiteit moeten blijven stellen. Hoe om te gaan met al die beelden, verwarring, conclusies en valkuilen? Dit boek kan helpen ons bewustzijn te vergroten van de sociale identiteiten die ons verbinden of uit elkaar drijven. Kortom, het is een boek dat inspireert en helpt om fijnzinnig te blijven invoegen en afstemmen op de verhalen die families ons vertellen.
Literatuur
- Colijn, S., & Sevinç, F. (2010). Interactie. In J. de Jong & S. Colijn (red.), Handboek culturele psychiatrie en psychotherapie (pp. 91-106). Utrecht: De Tijdstroom.
- Erikson, E.H. (1985). Childhood and society. New York: W.W. Norton. (Tweede druk oorspronkelijk gepubliceerd in 1950)
- Savenije, A. (2014). Cultuur. In A. Savenije, M.J. van Lawyck, & E.T.M. Reijmers (red.), Handboek systeemtherapie (pp. 69-84). Utrecht: De Tijdstroom.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0924-3631
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden