MENU
  • Home
  • Actueel
    • Nieuws
  • Inhoud
    • Laatste nummer
    • Archief
    • Rubrieken
    • Artikelen
    • De Praktijk
    • Onderzoek gesignaleerd
    • Reflecties
    • Discussie
    • Professie en Persoon
    • Congressen
    • Boeken (en zo)
  • Auteurs
    • Overzicht auteurs
    • Auteursrichtlijnen
    • Artikel indienen
    • Gebruik van artikelen
  • Abonnementen
    • Abonnement aanvragen
    • Proefabonnement
    • Voorwaarden en wijzigingen
  • Over Systeemtherapie
    • Redactie
    • Adverteren
    • Open Access
    • Links
    • Contact
Inloggen
Inhoud
Inhoudsopgave jaargang 33 (2021) / nummer 2
PDF  

De relationele lenigheid van Ellen Aptroot

Albert Neeleman, Erica Siegers
1 september 2025

Samenvatting

Veel systeemtherapeuten van het eerste uur bereiken deze jaren de pensioengerechtigde leeftijd en trekken zich geleidelijk aan terug uit het veld. Daarmee ebt een schat aan ervaring en kennis weg. Een van die pioniers in de Nederlandse systeemtherapie is Ellen Aptroot (1953). Wegens de lockdown in Nederland interviewen we Aptroot via een beeldbelverbinding. In Zwolle is zij werkzaam als systeem(psycho)therapeut, opleider, (leer)supervisor en consultant. Zij was een aantal jaren bestuurslid van de NVRG. Haar werkzaamheden zijn verdeeld over de kinder- en jeugdpsychiatrie en consultatie voor familiebedrijven, en ze voert al 35 jaar een eigen praktijk. Haar opleidingsactiviteiten heeft zij op enig moment gebundeld met haar partner Edu van de Velden, en samen met anderen hebben zij vervolgens de Swolsche School gevormd. Het is een belangrijk centrum geworden voor een waaier aan systemische activiteiten in het oosten des lands. Eraan gelieerd is de Zwolsche Zwerm, dat een trefpunt wil zijn voor systeemtherapeuten die zich laten inspireren door systemisch denken in brede zin, dus met aandacht voor gebieden die belendend zijn aan de systeemtherapie, zoals de kunst, de filosofie of het management. Zoals zal blijken uit dit interview tekent het brede blikveld Aptroot ten voeten uit. ‘De mens in de psychiatrie centraal stellen is mijn rode draad’, zegt zij. En daarbij ‘heb ik altijd het systeemdenken in mijn achterhoofd. Dat is mijn oervorming geweest in die therapeutische gemeenschap, maar ook in mijn gezin van herkomst’. Met anderen schreef zij het boek Relationele lenigheid (Spaander, Aptroot, Franssen & Mulderij, 2020), waarin naar voren komt hoe het systeemdenken het mogelijk maakt om met deze lenigheid te kunnen schakelen tussen protocol en, waar nodig, non-protocollaire behandelingen.

‘Ik heb er dikwijls van gedroomd een stelsel van menselijke kennis op te bouwen dat gebaseerd is op de erotiek, een theorie van de aanraking, waarin het mysterie en de waardigheid van anderen juist bestaan zouden in het aanbieden aan het Ik van dit steunpunt in een andere wereld. In deze filosofie zou de wellust een meer complete, maar tevens meer gespecialiseerde vorm zijn van dit benaderen van de Ander, een nieuwe techniek in dienst van de kennis van hetgeen niet Ik is.’ (Yourcenar, 1987, p. 18)

Na de uitnodiging voor dit interview in de rubriek Professie & Persoon sloeg zij direct aan het mijmeren over de wisselwerking tussen de persoonlijke ontwikkeling en de ontwikkeling als professional, een thema dat zij heel belangrijk vindt in behandeling, opleiding, supervisie en consultatie. Deze ontwikkelingslijnen in haar leven zijn voor haar niet meer te ontwarren, stelt zij vast. Die verwevenheid ziet zij als een groot goed. Het maakt haar ook bezorgd over de collega’s die zich in deze tijden van efficiëntie, methodieken en protocollen professioneel willen vormen. Van wat cursussen en supervisie leert iemand niet om dicht bij de eigen angsten te blijven en van daaruit contact te maken met cliënten. ‘Hoe ontwikkel je respect voor andersdenkenden? Ik ben geïnteresseerd in waar de ander zit. Je kunt beschrijven wat je hebt of doet, maar wie ben je in wat je doet? Daar gaat het om. Dus integreren in je persoon, niet schuilen achter het laatste model.’ Wellicht dat te ontwikkelen werkplaatsen waarin ervaren collega’s en mensen in opleiding met elkaar samenwerken, deels een oplossing kunnen gaan bieden voor de armoedige werken leercontext van opleidelingen.

Zelf ervoer zij al als eenentwintigjarige sociotherapeut in de Therapeutische Gemeenschap Amstelland dat zij de opgenomen adolescenten vragen moest stellen die ze voor zichzelf nog niet kon beantwoorden. Het leidde tot een gang naar het Psychoanalytisch Instituut en een klassieke psychoanalyse volgde. ‘Op de tast ging ik die wereld in.’ De wereld waar ze in terechtkwam beviel haar. Dat in een therapeutische gemeenschap de cliënten meepraten over het behandelmilieu was voor haar een belangrijke waarde. De therapeutische gemeenschap kende een overstijgende visie op behandeling. De emancipatie van de psychiatrische patiënt kreeg vorm in de principes van beleidsparticipatie en optimale delegatie. Eigenlijk is de ggz heden ten dage opnieuw op zoek naar dit soort principes. Denk aan de rehabilitatie en de herstelgerichte zorg. Het gaat deels om dezelfde principes die veertig jaar later weer terugkomen en die essentieel zijn voor de menselijke maat.

In de therapeutische gemeenschap werd Aptroot al snel teamcoördinator van een groot multidisciplinair team. Behandeling en management hoorden voor haar van meet af aan bij elkaar. Via de sprokkelroute werd zij psychotherapeut. Ze ontwikkelde zich tot groepstherapeut met een psychodynamisch referentiekader. In die fase van haar ontwikkeling lag de focus dus op de binnenwereld.

Aptroot groeide op bij een Sallands dorpje, afgelegen in de bossen. Ze heeft een vijf jaar oudere broer. Vader was als Joodse man bepaald door de oorlog, maar vastbesloten te leven en er wat van te maken. Moeder had een katholieke achtergrond, maar ondersteunde vader in zijn missie. Deze missie kreeg ook Aptroot mee. Haar moeder werd later ernstig ziek. Vader was kok in een restaurant op een groot terrein van een vakantiepark. Er vormden zich daar steeds tijdelijke gemeenschappen, bijvoorbeeld van werknemers van Stork, Hoogovens of een kunstacademie. Als ‘super socialistisch’ gezin waren ze een buitenbeentje in de dorpsgemeenschap, waar een heel andere cultuur heerste. De ouders waren ook pioniers in de zin dat ze bijvoorbeeld de NVSH (Nederlandse Vereniging voor Seksuele Hervorming) naar die gemeenschap brachten. Haar ouders, vertelt Aptroot, ‘maakten deel uit van de gemeenschap, maar werden ook als een raar stel gezien’. Misschien dat ze daar al leerde vanuit een buitenpositie in en uit te voegen bij groepen en gemeenschappen. Terugkijkend is dat in ieder geval een tendens die ze in haar werkend leven ziet, en ongetwijfeld was het een voorbereidende vorming voor haar latere werk als consultant.

Een andere tendens is stappen waar je bang voor bent toch zetten. Ze beschrijft zichzelf als een verlegen, bangig meisje, dat van haar vader leerde dat je altijd een rugzak klaar moet hebben staan om snel weg te kunnen. Maar ze erfde ook zijn energie om eropaf te gaan en zichzelf te mobiliseren. Zo ondervond ze dat je via het landschap van het doen kunt komen in het landschap van de identiteit: door dingen te doen vond zij uit wie ze is. Zo zette ze met een aantal collega’s een Training Klinische Psychotherapie op, waar therapeuten zelf een paar dagen ervaring op konden doen met hoe het is om in een therapeutische gemeenschap te leven. Ondanks een zekere koudwatervrees ging ze het aan. En, zoals zo vaak, leverde deze stap buiten haar comfortcirkel haar veel op.

Toen Joep Choy haar later vroeg om bij hem op de kinderkliniek van Tulpenburg te komen werken als teamcoördinator en later hoofd van de kinderkliniek, was dat niet zozeer vanwege haar ervaring met psychodynamische groepstherapie en psychodrama. Hij wilde dat ze de opleiding zou doen tot systeemtherapeut. Het was net de tijd dat de NVRG zich afscheidde van de NVGP (Nederlandse Vereniging voor Groepspsychotherapie). Ze dacht dat de opleiding tot systeemtherapeut wel goed zou aansluiten op wat ze al kon en wist, maar dat viel behoorlijk tegen. ‘Ik heb nooit zo’n kortsluiting in mijn hersenen gehad als bij de start van de opleiding bij Jos Hendrickx en Ad van der Ree.’ Ineens stond niet meer het innerlijke proces centraal, maar ging het om de interactie en relaties tussen mensen. Haar eerste tentamen maakte ze ‘dik onvoldoende’. Ze moest dus een buddy zoeken, ‘iemand die dit goed snapte’. Ze haakte aan bij de slimste uit de groep, Gerry van Velsen, met wie een innige vriendschap ontstond. Steun vond ze ook bij haar eerste supervisor Liesbeth Beyart-Kohler, die op haar twijfel of ze wel geschikt was voor het vak reageerde met de empathische opmerking dat een dergelijke onzekerheid erbij hoort als je het vak wilt leren. Vanuit de opleiding en het werk ontstond een wederzijds zeer inspirerende groep met Joep Choy, Edu van de Velden, Gerry van Velsen en Theo Compernolle.

Het in aanraking komen met nieuwe modellen zoals de systeemtheorie, leidde er niet toe dat ze het respect verloor voor eerdere modellen, zoals de psychodynamische benadering. Ze heeft een hekel aan monotheoretische modellen die de waarheid claimen, wat een van de redenen is dat ze veel bedenkingen heeft tegen bijvoorbeeld emotionally focused therapy (eft) en het hechtingsdenken. Zij is niet tegen het hechtingsdenken op zich, maar als een enkel model de werkelijkheid moet vertegenwoordigen en de behandelaar dus de expert wordt, ‘daar word ik helemaal allergisch van’. Het past helemaal niet bij de vorming die zijzelf genoten heeft in haar leven. Het heen en weer gaan tussen modellen, kijken waar ze elkaar aanvullen en zien waar ze die kan integreren, is een belangrijke kern van haar wijze van zijn en werken.

Naast de invloed van het gezin van herkomst is de persoon van de professional in haar geval erg gevormd door haar vriendschappen, haar partnerkeuzes, literaire fictie (meer dan vakliteratuur!), poëzie en door de personen in haar leven die iets in haar zagen en haar uitdaagden iets te doen of te ontwikkelen wat ze nog niet gedaan had. Dat laatste stopte na verloop van tijd wel, toen zij besloot zich haar eigen potentieel toe te eigenen in plaats van steeds te reageren op mensen die iets in haar zagen.

Ze vindt het heerlijk literair te lezen over relaties. Wat Aptroot betreft is dat voeding om systeemtherapeut te worden. In Connie Palmens De Wetten uit 1991 herkende ze een manier van leren, houvast zoeken en proberen te vervullen wat geleerd moet worden. In dat boek beschrijft de auteur hoe de hoofdpersoon zeven mannen ontmoet en dat ze van elk iets belangrijks leert. ‘Dat is ook wat ik doe, ik laat mij leiden door intellectuele behoeften, waarop ik mensen ontmoet en aan mij bind. Dat mag dus, je mag overal wat vandaan halen. Zo vond ik in de literatuur een bekrachtiging die ik nodig had in de manier waarop ik uit dat bos van herkomst kwam, zal ik maar zeggen.’

Organisaties opvatten als sociaal systeem, zegt Aptroot, ‘dat is me echt in hart en nieren meegegeven vanuit mijn gezin van herkomst’. Toen ze met haar eigen gezin van Leiden naar Brabant verhuisde, moest de oudste haar plekje bevechten in de peuterspeelzaal. Vervolgens kregen de leidsters van de peuterspeelzaal ruzie met hun bazen, de burgemeester en wethouder van dat dorpje. ‘Ik ben natuurlijk een superbemoeial en ging me ermee bemoeien en ouders mobiliseren om te voorkomen dat die leidsters weg zouden gaan.’ Hoe je vanuit een metapositie kijkt wie er betrokken zijn in het spel en hoe je dan kunt kijken in welke relatie je je positioneert om je ermee te bemoeien om iets voor elkaar te krijgen, daarin vindt ze het systeemdenken subliem. Toen ze dat met veel gedoe een goede wending had gegeven, vroeg een van die ouders, die directeur van een managementadviescentrum was: ‘Wil je niet bij ons komen werken met familiebedrijven, want ik vind het interessant wat ik je zie doen.’ Zonder veel kennis van familiebedrijven startte ze en merkte dat systemische beginselen en concepten goed te gebruiken waren om te ontwarren wat er te ontwarren viel. Juist in familiebedrijven waarin eigendom, bedrijf en familiebetrekkingen zo vaak door elkaar lopen, is het waardevol om niveauverwarringen en modelverwarringen uit elkaar te halen. ‘Kijk je vanuit het geld, het economisch principe, de bedrijfsverbanden, of kijk je vanuit de familieverbanden?’ In deze sector is ze gaan werken en daar is ze sindsdien nooit meer mee gestopt. Ze geeft geen NVRG-opleidingen meer, maar geeft nog wel les aan het Instituut voor Familiebedrijfskunde en is betrokken bij een master voor bestuurders. Ze heeft ook lange tijd gewerkt bij een consultancy voor familiebedrijven. Die ambitieuze setting vroeg een intensiteit van werken die ze niet meer kon combineren met het gezin en haar andere werkzaamheden in kinder- en jeugdpsychiatrie en eigen praktijk.

Haar loopbaan in de kinder- en jeugdpsychiatrie vervolgde ze bij het RMPI. De afkorting staat voor Rotterdams Medisch Pedagogisch Instituut, dat inmiddels onderdeel is van Yulius. Zij werkte daar met onder anderen de kinder- en jeugdpsychiaters Walter Oppenoorth en Maarten Spaander. Als consulent systeemtherapie kreeg zij een positie onder de bestuurder, maar boven de psychiaters. De situatie van veel van de kinderen die daar in zorg kwamen was aangrijpend. Onder andere was er een vloed van seksueel getraumatiseerde kinderen, waarvoor de behandelaren een systemisch aanbod probeerden te ontwikkelen. Op enig moment werd zij gevraagd daar waarnemend bestuurder te worden en daarop aansluitend algemeen directeur. Als zodanig mocht zij met behulp van een extern bureau de organisatie evalueren. Weer zoiets waarvan zij dacht: ‘Ik kan het niet, maar er valt veel te leren’, en het aanpakte.

Na management en al die jaren van werken met seksueel trauma wilde ze zich toeleggen op plezierige aspecten van seksualiteit, een onderwerp dat professioneel nooit veel aandacht had gehad. Geënt op het werk van David Schnarch bood zij samen met Marianne Emmelkamp paren een intensief weekendaanbod seksuologie en relatietherapie van een aantal uren op de vrijdagavond en een aantal uren op de zaterdagmorgen. Het leidde tot de cursus Partner Relatie Therapie: Systeem & Seks voor systeemtherapeuten en seksuologen, die ze een jaar of tien hebben gegeven en die inmiddels aan andere docenten in de Swolsche School is overgedragen.

‘De Swolsche School hebben we opgericht omdat we onze manier van kijken naar systeemdenken door moeten geven aan de volgende generatie. En dan gaan wij er langzaam tussenuit. Ik wil graag dat er continuïteit is. Dat heeft te maken met die bemoeial in mij. Dus ook organiseren dat het levensvatbaar wordt, ook al vallen wij er vandaag of morgen tussenuit.’

Met Maarten Spaander en Edu van de Velden richtte ze de Zwolsche Zwerm op, een ontmoetingsplaats voor systemisch denkenden. ‘In registraties en accreditaties zit niet de deskundigheid en kwaliteit van het vak, dus accreditatie wordt niet aangevraagd voor de bijeenkomsten. Je komt omdat je het interessant vindt en deel wilt uitmaken van die gemeenschap.’ De Zwolsche Zwerm is ook een manier om zichzelf te voeden en het werk zinvol en leuk te blijven vinden. ‘Hoe mooi is het als we vanuit verschillende vakgebieden iets overkoepelends kunnen denken met elkaar en daar de waarde van kunnen inzien. Een gemeenschap met elkaar vormen, zonder dat we door dogma’s bepaald worden. Dat is die therapeutische gemeenschap natuurlijk ook geweest. De kinderen die daar waren opgenomen waren er vaak slecht aan toe, maar we vormden wel een gemeenschap met elkaar die ertoe deed. En waardoor er opnieuw zin in het leven kon komen. Maar ik moet er wel steeds weer uit kunnen! Dat is het mooie van het systeemdenken: je kunt meerdere dingen tegelijkertijd of naast elkaar denken. Dat maakt het een fascinerend referentiekader.’

We eindigen met het citaat uit Hadrianus’ gedenkschriften van Marguerite Yourcenar dat boven dit artikel staat. Hadrianus’ gedenkschriften heeft ze eindeloos gelezen, herlezen en geannoteerd in het proces van het uitvinden wie ze is. Over het citaat zegt Aptroot: ‘Het staat echt. Die stelsels van opvattingen, kennis en kunde en die allemaal aan elkaar breien, dat ben ik ten voeten uit. Zo wil ik zijn. Zo moet het leven. Jezelf steeds opnieuw uitvinden.’

Vorige Inhoudsopgave Volgende
Twitter Facebook Linkedin
Delen Print PDF

Literatuur

  • Palmen, C. (1991). De wetten. Amsterdam: Uitgeverij Prometheus.
  • Spaander, M., Aptroot, E., Franssen, Z., & Mulderij, K.J. (2016). Relationele lenigheid – Jeugdzorg 3.0 vakmanschap. Amsterdam: Uitgeverij SWP.
  • Yourcenar, M. (1987). Hadrianus’ gedenkschriften. Amsterdam: Athenaeum.

© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0924-3631


De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:


Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912. Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).

No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.

Jaargang 37, nr. 3, september 2025

Neem een ABONNEMENT Laatste editie Archief

Nieuwsbrief Boom Psychologie

Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.

Aanmelden

Boeken

De JIM-aanpak
Levi van Dam, Sylvia Verhulst
€ 19,95
Meer informatie
Handboek suicidaal gedrag bij jongeren
Jan Meerdinkveldboom, Ineke Rood, Ad Kerkhof
€ 26,95
Meer informatie
Verbonden
Amir Levine, Rachel Heller
€ 19,95
Meer informatie

Privacy policy

Algemene voorwaarden

© 2009-2025
Boom uitgevers Amsterdam

Redactieadres

Systeemtherapie

Foke van Bentum

WG-plein 209

1054 SE Amsterdam
telefoon: (020) 612 30 78

redactie@nvrg.nl

Klantenservice

Boom uitgevers Amsterdam B.V.

Postbus 15970

1001 NL Amsterdam

Nederland

(088) 0301000 

klantenservice@boom.nl