De systeemtherapeut is de antropoloog onder de psychologen
Samenvatting
Het bleek ijdele hoop om ons gesprek met de directeur van de Interactie-Academie begin mei geheel live te laten plaatsvinden. Aangezien België vanwege covid-19 nog een rode zone was voor Nederland, werd het een blended interview, Cathy Van Gorp live en Erica Siegers via Zoom.
Reijmers is klinisch psycholoog en systeemtheoretisch psychotherapeut, hoofdopleider van de psychotherapieopleiding, supervisor, opleider bij de Belgische Vereniging voor Relatie- en Gezinstherapie en Systeemcounseling (BVRGS) en erelid, opleider, supervisor en leertherapeut bij de Nederlandse Vereniging voor Relatie- en Gezinstherapie (NVRG). Tevens is ze hoofdredacteur van Systeemtheoretisch Bulletin. Zij heeft diverse publicaties op haar naam staan. Het Handboek Systeemtherapie (2014), waarvan zij samen met Anke Savenije en Justine van Lawick de redactie vormde, is veel gebruikt in opleidingen en kan inmiddels een standaardwerk genoemd worden.
Als redactie leek het ons dan ook meer dan opportuun om Ellen Reijmers te interviewen voor de rubriek Professie & Persoon, zeker nu het opleidingsinstituut waar ze sinds 1994 als opleider werkt, van 2002 tot 2014 inhoudelijk directeur was en sinds 2014 algemeen directeur is, zijn vijftigjarig jubileum viert.
Reijmers werd geboren in Arnhem, studeerde in Nijmegen en verhuisde na haar opleiding bij Annie Mattheeuws naar Antwerpen. ‘Ik besefte pas welke stap ik effectief zette toen de man van de belastingen me zei dat hij de migratiepapieren in orde zou brengen’, glimlacht Reijmers. ‘Ik heb alles voor mezelf binnen loopafstand georganiseerd en woon hier in Antwerpen sinds 1994 om de hoek.’ Haar eerste migratiestap zette ze naar eigen zeggen toen ze vanuit Arnhem naar Nijmegen vertrok, om aan de universiteit psychologie te studeren. Het werd een ingewikkelde onderhandeling met haar vader, die zijn beide dochters liever dicht bij zich wilde houden. ‘Mijn moeder was er relaxter in. Maar het feit dat mijn vader zelf in Nijmegen had gestudeerd, gaf voor zijn beschermende natuur wat tegengewicht in de onderhandeling rond het uit huis gaan. Arnhem, op de ene heuvelrug, behoort tot het noordelijk protestantse deel van Nederland, daar waar Nijmegen, op de andere heuvelrug, al deel uitmaakt van het katholieke zuiden.’ Voor haar en haar ouders waren het twee totaal verschillende werelden. ‘Het was een ongelooflijk boeiende tijd. Politiek en maatschappelijk engagement werd me met de paplepel ingegoten. Nijmegen was een zeer rode universiteit. Het waren woelige jaren.’ Reijmers organiseerde diverse kritische debatten met grote filosofen, politicologen en tweehonderd elkaar in de haren vliegende feministen in O42, een politiek en cultureel podium. ‘Studeren schoot niet echt op’, bekent ze. Ze engageerde zich daarnaast ook als redacteur van een tijdschrift bij de maatschappijkritische uitgeverij SUN.
Reijmers had tijdens haar studie al een grote hang naar het wetenschappelijke, vond bijvoorbeeld functieleer een zeer boeiend vak, maar was ook erg geïnteresseerd in wetenschap buiten de psychologie, zoals biologie en geologie. Voor haar, met haar breed gerichte wetenschappelijke belangstelling, was de zeer individualistische gerichtheid binnen de opleiding psychologie wat saai, en na drie jaar koos ze ervoor antropologie erbij te nemen. ‘Ik had daar contact met de antropoloog en filosoof Ton Lemaire. Hij hielp me met mijn zoektocht om een brug te slaan tussen psychologie en antropologie, aan de hand van het identiteitsbegrip dat in de psychologie erg individualistisch en statisch werd ingevuld. Dat identiteitsbegrip houdt me al mijn hele carrière bezig’ (zie ook Reijmers, 2020). De studie psychologie was aanvankelijk psychoanalytisch geïnspireerd. Haar eigen opleiding was eerst ook analytisch georiënteerd. Toen er een Amerikaanse hoogleraar in de gedragstherapie op de universiteit kwam, ontstond er een splitsing op de faculteit. ‘Het was een gevecht op leven en dood, mensen die niet meer met elkaar spraken. Je moest positie kiezen tussen de oude Europese filosofische tradities en het nieuwe Amerikaanse gedragstherapeutische adagium. Wat interessant is, is dat dit me deed nadenken over wat een visie met je mensbeeld doet. Het extracurriculaire gebeuren heeft me mogelijk nog meer geleerd dan de colleges zelf.’
Reijmers studeerde af in 1985 en deed een deel van haar stage in Triëst, Italië, waar de democratische psychiatrie aan zijn opmars begonnen was.
Onder invloed van de psychiater Franco Basaglia (1978; Basaglia & Basaglia Ongaro, 1971) werden hulpverleners en studenten gestimuleerd te zorgen dat mensen zonder geschiedenis hun verhaal terugkregen. ‘Het was narratief avant la lettre.’ Deze psychiatrie was een aanklacht tegen de wijze waarop de psychiatrische staatsinstellingen vanuit de jaren vijftig waren georganiseerd. Mensen met heel verschillende soorten problematiek werden bij elkaar gezet, onder schrikbarende omstandigheden, zonder gepaste zorg of behandeling. ‘Op een afdeling waren mentaal gehandicapten die opgesloten waren in kooien. Ik hoorde hun kreten, verschrikkelijk.’ We vragen Reijmers hoe zij als jonge student deze verschrikkingen ervaarde. ‘Het was een bijzondere ervaring als jonge vrouw. Je had het gevoel iets bij te dragen en het te kunnen veranderen. Ook het onderdeel zijn van een politieke en maatschappelijke beweging met een insluitende visie, veel samendoen, hielp om te gaan met deze trieste omstandigheden. Je voelde je niet alleen. Ik zag er hoe de context invloed had. Op de afdeling waren het patiënten. In een andere context verschenen ze als mensen met een geschiedenis. In hun dossiers stond letterlijk niks. Onze taak bestond erin te spreken met mensen en hun verhalen op te tekenen, over hun geschiedenis, wat ze deden, wat ze mooi vonden, wat ze fijn vonden.’
Er was al een veranderingsproces op gang, en tijdens haar stageperiode werden letterlijk de laatste overgebleven mensen met de zwaarste pathologie uit hun opsluiting gehaald. Zij werden opgevangen in kleine beschutte gemeenschappen.
Terug in Nederland ging Reijmers voor een volgend deel van haar stage aan de slag in het Jellinekcentrum in Amsterdam, een belangrijke activistische organisatie waar het beleid rond drugs werd uitgewerkt in samenwerking met het stadsbestuur. Haar thesis was een kwalitatief, antropologisch participerend onderzoek, over heroïneprostitutie (Reijmers, 1987).
‘Mijn kennismaking met de systeemtheorie was eerder toeval. Ik was al lang zoekend naar meer gecontextualiseerd psychologisch denken en vond mijn weg al niet echt in de veelheid en beperktheid van al die zelftheorieën. Ik werkte ondertussen in Eindhoven bij de preventieafdeling en de afdeling sociale psychiatrie van de riagg. Daar was een leidinggevende die opgeleid was aan de Interactie-Academie. Hij vond een opleiding in Antwerpen ook iets voor mij. Kritisch als ik was, wist ik het niet zo. Ik volgde een introductiemeerdaagse bij Annie Mattheeuws. Ik voelde bij haar onmiddellijk een echte intellectuele bekommernis voor het vak, iets wat ik tot dan toe in Nederland had gemist. Ik was meteen weg van die vrouw. Zij kon prachtig vertellen en zij versimpelde niks.’ Reijmers voelde tijdens haar opleiding al eenzelfde spagaat binnen de psychoanalyse. Ze kon zich vinden in de degelijke theorievorming als poging om de complexiteit van de psyche te begrijpen, maar voelde altijd weer iets van weerstand bij de individualistische en daardoor reductionistische benadering van de mens. ‘Annie was een combi, een vrouw bekommerd om te snappen wat mensen denken en voelen én ze wilde dit ook in hun context plaatsen. Dat is het, dacht ik.’ Op het einde van haar opleiding tot systeemtherapeut vroeg Mattheeuws haar om op de Interactie-Academie te komen werken als opleider.
Reijmers is trots op het feit dat in de Interactie-Academie de systeemtheoretische opleiding ook een volwaardige psychotherapeutische opleiding is en ook een universitair postgraduaat, in tegenstelling tot in Nederland. Toen ze zevenentwintig jaar geleden startte als opleider, was het de tijd van de pioniers, geen gemakkelijke tijd. ‘Veel van de pioniers waren ooit in de Interactie-Academie gestart en velen hadden ondertussen een eigen school opgericht. Het waren allemaal sterke persoonlijkheden: Cuvelier, Tilmans-Ostyn, Everaert, professor Van Oost. Allen uitgevlogen vanuit de Interactie-academie, maar door hun verschil raakten ze gebrouilleerd.’ Het was in die periode dat Reijmers, geïnspireerd door de persoon en visie van Mattheeuws, een eerste artikel wilde schrijven dat je ook op individuele wijze systemisch kan werken.
Mattheeuws vond in 1991 het artikel voor het Systeemtheoretisch Bulletin over borderlineproblematiek en individueel systemisch werken een heel goed idee, maar remde haar in 1999 toen ze haar visie op psychopathologie vanuit een systeemtheoretisch kader in Systeemtherapie wilde plaatsen. Ondanks haar eigen strijdbare natuur, vreesde Annie dat het in de buitenwereld geen gehoor zou vinden. ‘Je krijgt de hele wereld over je heen’, waarschuwde ze Reijmers. ‘Weet je, daar zat ik niet mee.’ Het meer specifieke artikel over werken in een individuele setting als systeemtherapeut kwam er toch en verscheen in 2003 in het Systeemtheoretisch Bulletin. De reacties waren divers.
‘Ik blijf altijd op een metaniveau reflecteren op de trends en valkuilen’, vertelt Reijmers, ‘dat is gewoon het thema in mijn leven. Ik zet mezelf altijd op een vrij natuurlijke wijze in de observatiepositie ten opzichte van de ontwikkelingen in ons vak.’ Reijmers ziet hierin de kracht van de systeemtheorie en haar eigen positie erin.
‘Mijn eigen ervaring met emigreren hielp me ook om vanzelfsprekendheden te zien die dat vanaf het moment dat je je dat realiseert juist niet meer zijn. Het zet jezelf een beetje op een afstand, dat geeft me een enorme vrijheid.’ Er is een spanningsveld voor haar tussen de waarde van vrijheid en het belang van verbondenheid en intimiteit. ‘Uiteraard zoek je ergens bij te horen, en toch voelt dat nooit helemaal zo. Iedereen worstelt met het thema verbondenheid. Helemaal verbonden ben je echter nooit. Het menselijk lot is helaas nooit helemaal begrepen te worden en zodoende die relatieve onverbondenheid te kunnen verdragen.’ Hierin zit ook een belangrijke taak voor een therapeut, aldus Reijmers. ‘Vanuit de natuurlijke afstand die ik zelf neem, heb ik grote waardering voor het worstelen van de mens. In het bijzonder ten opzichte van mensen die er een bijzondere manier van leven op na houden. Ik heb daar op een of andere manier het rustige gevoel bij dat ze referentie-ankers kunnen vinden om hun eigen-wijze leven te leven. Ik vind het erg belangrijk de mens niet te bekijken als een afgerond geheel. Dat je als therapeut aan identiteitsondersteuning kunt doen, vind ik erg vreemd. Alsof je zo’n zelf kunt vastpakken. Het is geen mooi geheel, maar een warboel van verschillende zelven in verschillende contexten, waarbij soms het ene, soms het andere oplicht. Net in het verdragen daarvan zit kracht.’
Zelf komt ze uit een gezin met twee dochters waarvan zij de oudste was. Haar eigen gezin noemt ze een ‘niet-bij-hoor familie’. Haar man heeft als hoogleraar antropologie al op diverse plaatsen op de wereld gewoond. Hun dochter is Ruslandspecialist en woont op dit moment in Italië. De zoon is Iranspecialist, is daar regelmatig en woont in Amerika. ‘We horen heel erg bij elkaar en we kunnen het makkelijk van elkaar verdragen dat we ergens zijn en ook niet zijn. Ik vind het zelf een fijne biotoop om in te zitten. Boeiend ook, zo al die verschillende levensvormen, die verhalen circuleren steeds in onze familie.’
Als therapeut vindt Reijmers het essentieel om mensen nooit vast te pinnen, altijd breder te kijken. Nieuwsgierigheid is een belangrijke waarde als therapeut. ‘Vragen blijven stellen, het ook niet weten, samen zoeken en kijken waar je uitkomt. En als dat nergens blijkt te zijn, hoeft ook dat geen verloren tijd te zijn.’
Als opleider maakt ze zich wel zorgen. Ze stelt vast dat de samenleving meer normerend is geworden. ‘Vroeger was er meer verschil. Nu lijkt het wel alsof je iedereen door een ringetje kunt halen. Men voelt goed hoe het hoort. Maar dat maakt dat afwijken heftiger binnenkomt. Iedereen is zich hyperbewust van de norm hoe je je moet presenteren en hoe je moet presteren. Mensen die afwijken voelen dat ook heftig. We hebben een samenleving met veel verschillende gezins- en levensvormen en toch kunnen mensen zich daar moeilijk iets bij voorstellen. Het blijft een dwingend “Libelle-achtig” plaatje over hoe gezinnen eruit moeten zien.
Veel mensen hebben bijvoorbeeld geen concept van hoe het is om ouder te worden, wat het betekent om geen vaste relatie of een langeafstandsrelatie te hebben. Macht is vaak ook een “fout” thema. Terwijl er nu eenmaal ongelijkheden zijn waar je je toe moet verhouden. Dan wordt het vaak te moeilijk’ (zie ook Reijmers, 2021). Daarom vindt ze het erg belangrijk binnen de opleiding lang stil te staan bij hoe er naar zaken wordt gekeken. ‘De eerste twee jaar van de vierjarige opleiding gaat er veel tijd en energie naar dit proces van “uitkleden”. Studenten moeten zich bewust worden van hoe zogenaamde normaliteit binnen het werkveld vorm krijgt. Hoe er wordt gekeken naar bijvoorbeeld diagnoses, welke oordelen er over gezinnen in de lucht hangen. Pas als je ziet welke mensen wereldbeelden onder vanzelfsprekendheden schuilgaan, komt er plaats voor iets nieuws. Dit geldt ook voor de kijk op je eigen leven.’
Verder verontrust het haar dat hulpverleners enorm overvraagd worden, wat ruimte om te overdenken inperkt. Er is veel druk op individueel presteren. Dit hypothekeert de intellectuele betrokkenheid, die volgens Reijmers een levensnoodzaak is in ons vak. Ook op de opleiding zelf ervaart ze druk. Sinds enige jaren is de opleiding als postgraduaat gekoppeld aan de universiteit van Antwerpen. ‘Feedback is fijn en helpend, maar constante evaluaties geven druk.’ Het valt haar ook op dat er in Vlaanderen ten opzichte van Nederland minder diversiteit is in de culturele achtergrond van hulpverleners. Mogelijk is er een verband, aldus Reijmers, met het ‘watervalsysteem’ in het onderwijs in België, dat erg uitsluitend werkt. Ondanks de vele hervormingen in het Vlaamse onderwijssysteem blijft er een hiërarchie voelbaar in de diverse studierichtingen die een leerling kan volgen. De meer theoretische richtingen genieten meest aanzien. Scoor je daarin minder, dan ‘zak je af’ naar de meer praktisch georiënteerde opleidingen. Ook het aandeel mannen in de opleiding tot systeemtherapeut aan de Interactie-Academie is geslonken van vijftig procent naar een magere tien procent.
Reijmers wenst voor ons vak systeemtherapeuten die de drive hebben om te blijven denken over de wijze waarop gedacht en gekeken wordt. ‘Ik las onlangs onder andere nog Kaufmann, een socioloog, een boek over koken (2010). Hij zoomt in op tradities en transities, waardoor hij een bijzondere insteek neemt op gezinsonderhandelingen en -verhoudingen. Lezen over de grenzen van ons vakgebied heen vind ik zeer voedend en boeiend. Het doet je altijd op een andere manier nadenken. En romans … als je een roman over iemand kunt schrijven, benader je het begrijpen van die persoon.’
Opvallend is dat Reijmers ook tijdens ons gesprek vanuit enige afstand en als observator spreekt. Steeds dwars kijkend op wat ‘vanzelfsprekend’ of ‘normaal’ is, spreekt ze vanuit de metapositie, met compassie voor het zoekende en worstelende individu. Zij benoemt eerder de context, reflecteert op haar visie en het theoretisch kader, dan dat persoonlijke klinische ervaringen over het voetlicht komen. ‘De systeemtherapeut is de antropoloog onder de psychologen’, stelt ze. Een mooi uitgangspunt.
Reijmers is net als haar grote voorbeeld in de systeemtheorie Annie Mattheeuws een inspirerende denker die je steeds meeneemt in net dat trapje hoger op de ladder van het metadenken.
Reijmers was eenentwintig jaar geleden de hoofdopleider van mijn systeemtherapieopleiding (Cathy). Ze leerde me inderdaad fijnmazig nadenken, waardoor voor mij de systeemtheorie deel van mijn denken, voelen en zijn werd. En zoals voor velen was ze ook voor mij de letterlijke stimulans voor het schrijven van mijn eerste artikel in 2004.
En omdat zij, en bij uitbreiding alle founding mothers en fathers van de Interactie-Academie, op vele systeemtherapeuten in Vlaanderen en Nederland van invloed zijn geweest, zet ik op haar verzoek met plezier het vijftigjarig jubileum op 24 september 2021 nog eens in de kijker.
Literatuur
- Basaglia, F. (1978). Die negierte Institution oder die Gemeinschaft der Ausgeschlossenen. Frankfurt a/M: Suhrkamp.
- Basaglia, F., & Basaglia Ongaro, F. (1971). La maggioranza deviante. Torino: Einaudi.
- Kaufmann, J.C. (2010). The meaning of cooking. Malden, MA: Polity Press.
- Reijmers, E. (1987). Hoer of junk – In de marge van de drugsscene. Tijdschrift voor Vrouwenstudies, 8(6) 3-15.
- Reijmers, E. (2003). Wanneer de aanwezigen afwezig zijn – over individuele systeemtheoretische psychotherapie. Systeemtheoretisch Bulletin, 21, 261-274.
- Reijmers, E. (2020). Over identiteit en andere verwarringen – Enkele kanttekeningen bij het zelfbeeld in en van narratieve therapie. Systeemtheoretisch Bulletin, 38, 5-22.
- Reijmers, E. (2021). Macht ziet geen invloed – Reflecties op een ongepubliceerd artikel van Annie Mattheeuws. Systeemtheoretisch Bulletin, 39, 5-31.
- Savenije, A., Lawick, J.M. van, & Reijmers, E.T.M. (2014). Handboek Systeemtherapie. Utrecht: De Tijdstroom.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0924-3631
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden