Het verbale voorbij
Samenvatting
Een uitzonderlijk lang voorwoord deze keer. Om u wat mijmeringen voor te leggen over het samenspel van het verbale en het lijfelijke. Naar mijn idee een belangrijk spanningsveld in ons vak, dat ook dit nummer weer in allerlei toonaarden terug te vinden is in de artikelen. Dit voorwoord is een bewerking van de lezing die ik op 21 april 2022 hield op de studiemiddag Het verbale voorbij van het Amsterdams Instituut voor Gezins- en Relatietherapie.
‘In den beginne was het Woord ….’ Het is het begin van vers 1 van het Evangelie van Johannes. Dat is een mooi begin! In den beginne was het Woord. Religieus klopt dat misschien. ‘Het Woord was bij God en het Woord was God. Alles is erdoor ontstaan en zonder dit is niets ontstaan van wat bestaat. In het Woord was leven en het leven was het licht voor de mensen. Het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet in haar macht gekregen’, vervolgt Johannes trouwens nog. Ook voor nietreligieuzen valt hier van alles aan te beleven …
Religieus stond het Woord voor een richtlijn voor geestelijk handelen, gestoeld op een Heilig Boek met een blijde boodschap. Adam en Eva verkeren vrolijk naakt en vegetarisch in de Hof van Eden, maar als zij overgaan tot eten van de Boom van Kennis van Goed en Kwaad (de Zondeval) worden zij uit het Paradijs gezet, terwijl zij zich schaamtevol gewaarworden van hun naaktheid. Dit Bijbelse verhaal is te zien als een betekenisvolle parabel over het gaan onderscheiden van Goed en Kwaad en welke prijs dit heeft voor de mens.
In den beginne was het woord … Filosofisch zeker. Want taal is het instrumentarium van het denken en via denken proberen we de werkelijkheid te begrijpen. De geschiedenis van het denken is te zien als een poging de afgescheidenheid en eenzaamheid die voortvloeien uit het maken van onderscheid (dichotomieën als ik-jij, wij-zij, goed-fout, geestlichaam) te boven te komen. De christenen proberen dat op te lossen door in het Nieuwe Testament Jezus Christus tevoorschijn te laten komen als de grote Verlosser en Verzoener.
Denken is prachtig en steeds weer ontoereikend, dus we leren van de filosofen stil te staan bij het falen van het eigen denken, te oefenen in het denken over dat falen. Daardoor wordt het denken rijker en verzoent zichzelf, zonder verschillen op te heffen of weg te maken, maar door deze te ontstijgen en zo steeds beter de complexiteit van de wereld te gaan bevatten.
In den beginne was het Woord … Dit geldt ook voor de psychotherapie! Het begon met Freud die in de afgesloten wereld van een gespreksruimte de binnenwereld van zijn patiënten onderzocht en middels duiding probeerde te beïnvloeden. In hoge mate verbaal. Al waren er natuurlijk twee levende en belevende lichamen in die kamer, niet alleen woorden!
Niettemin is nog steeds de blauwdruk die het eerste verschijnt als we denken over therapie: twee of meer mensen die praten in een ruimte, waarbij de zorgen en belevingswereld van de cliënt of cliënten centraal staan. Het verbale voorop, zou je kunnen zeggen.
Ik hoop dat u mij vergeeft dat ik nog even terugkom bij Johannes. Even later in hetzelfde vers stelt hij: ’Het Woord is vlees geworden’, of zoals de hedendaagse vertaling luidt: ‘Het Woord is mens geworden.’ Dat kun je begrijpen als de incarnatie van God op aarde in de vorm van de mens Jezus Christus. Door zijn vleselijke, lijfelijke verschijning maakt Hij verlossing voor de mens mogelijk.
In hoeverre is in de psychotherapie het Woord ook een beperking en kan voor die beperking verlossing gezocht worden? En in hoeverre is die verlossing in het vleselijke, in het lijf te vinden?
Ik hoef u denk ik niet te vertellen dat bij een gezinstherapie met jonge kinderen het praten niet voldoet. Er moet gespeeld worden, er moet wat gedaan, willen de kinderen tot hun recht komen en het herstellend vermogen van een gezin kunnen worden aangeboord!
Ik hoef u ook niet te vertellen dat de partner die tijdens een partner-relatietherapiesessie ‘uit zijn raampje gaat’ (window of tolerance) een zeer lijfelijke ervaring beleeft, een gewaarwording die zich op dat moment niet zomaar in woorden laat vangen. De emoties vernauwen het denken, het woord heeft het nakijken, behalve misschien de giftige woorden, die de ervaren pijn als dolkstoten in de partner voelbaar moeten maken.
Ik hoef u waarschijnlijk ook niet uit te leggen dat de woorden die we spreken pas hun betekenis krijgen in een context, waarbij toonhoogte, stemvolume, gezichtsuitdrukking en lichaamshouding zeer bepalend zijn: we kennen dit als het betrekkingsniveau van Watzlawick (Watzlawick et al., 1970, p. 70). Of zoals Rober (2017, pp. 138-147) stelt: luisteren doe je met je oren naar wat er gezegd wordt, met je ogen naar hoe het gezegd wordt en met je hart om te voelen wat er nog niet gezegd wordt.
En voor zover u zelf therapeutisch werkzaam bent zult u wellicht herkennen, hopelijk herkennen, dat er een hoop in uw lijf gebeurt als u met cliënten aan het werk bent. De tranen die opwellen als een cliënt op ontroerende wijze contact maakt met haar traumatische pijn; de blijdschap als een cliënt een belangrijke ontdekking doet of als een lang beschadigde band tussen gezinsleden hersteld raakt; de angstige knoop in de maag die meekomt met de gedachte: ‘Oei, gaat die zichzelf wat aandoen? Help, ik weet niet wat ik moet doen!’ Onze gevoelens markeren via het lijf betekenissen. De voorbeelden zijn legio. Woorden kunnen niet alles vatten. In die zin bevatten het innerlijke gesprek en het handelen van de therapeut veel meer dan woorden alleen. Voor alles wat woorden kunnen betekenen in therapie, zij schieten ook tekort. In die zin moeten we het verbale voorbij.
In hoeverre kunnen we eigenlijk überhaupt betekenisvolle therapie doen zonder besef van onze lijfelijkheid? Dan is de vraag: wat is dat, een lichaam? Hier ga ik leentjebuur spelen bij de Vlaamse hoogleraren Sabbe en Braeckmans die twee jaar geleden een boek deden verschijnen onder de mooie titel De vele lichamen die wij zijn (2020).
Wat is dat, een lichaam? Het lichaam dat ons vitaliteit en levenskracht geeft en ons dagelijks draagt en voortbeweegt van ontwaken tot het ’s avonds uitgeteld in slaap valt. En ons dan in de slaap begeleidt.
We hebben een lichaam. Het lijf neemt ruimte in, die niet door iets of iemand anders kan worden ingenomen. Het heeft massa en het heeft grenzen, vooral gemarkeerd door huid en haar. We kennen de buitenkant van ons lichaam anders dan de binnenkant. Het lichaam vergt onderhoud en zorg. Het heeft voortdurend lucht, warmte, vocht en voedsel nodig om te overleven. Om nog maar te zwijgen over beweging of aanraking.
Het is ons tegelijk eigen en vreemde lichaam dat ons van verwekking en geboorte door de tijd heen voert, om ons uiteindelijk in de steek te laten, te slijten, ziek te worden en dat moet sterven.
We zijn een lichaam. Het lijf is onze woning, we zijn er bij onszelf thuis. Of we er nou blij mee zijn of niet …
Het lichaam dat bepaalt hoe wij aan de ander verschijnen. We kleden het aan, knippen de nagels, doen onze haren en laten zelfs plastische ingrepen doen om het te verfraaien. We wassen het, want geen vieze geurtjes alsjeblieft.
Het lichaam heeft geslachtelijke kenmerken. Meer dan ooit lijkt in deze tijd duidelijk dat niet iedereen zich thuis voelt bij de geslachtelijke kenmerken van het eigen lijf. We leven bovendien in een tijd waarin het technisch mogelijk is in te grijpen op een aantal van de geslachtelijke kenmerken, zodat die meer in overeenstemming worden gebracht met iemands genderidentiteit.
Misschien zijn we trots op hoe ons lijf eruitziet, of hoe het functioneert. Plaatsen we selfies op sociale media. Het lichaam als bron van status, begeerte, afgunst.
Het lichaam dat ons instrument is tot handelen. We kunnen er van alles mee doen. Het is het vehikel waarmee we ons tot productief lid van de samenleving kunnen maken, bijvoorbeeld middels fysieke arbeid of zorg voor anderen. We kunnen het ook inzetten als bron van geweld, als oorlogs- en moordmachine, en het laten dienen als kanonnenvoer.
Het lichaam dat de bron is van het bewustzijn en het zelf. Dat ons denken en voelen draagt, schraagt, produceert. Het lichaam creëert de ruimte voor ons geestesleven en bepaalt voortdurend ons psychisch functioneren. De hedendaagse neurowetenschappen verdiepen zich in hoe het design van onze hersenen, en bij uitbreiding de brein-hart-as, de brein-darm-as en de brein-huid-as, de werking van onze geest bepalen. Maar omgekeerd wordt het lichaam ook door onze geest bepaald en gestuurd. Niet alleen in ons bewegen en handelen. Voor de vele capaciteiten van onze geest om het lichaam te beïnvloeden, moeten we vaak hulp zoeken in alternatieve of oosterse hoek. Veel is nog onbekend.
Het lichaam dat in verbinding staat met zijn omgeving. Ik ben in dit verband dol op het woord ‘zin-tuig’: een gereedschap of instrument dat ‘zin’ oproept. Zin als plezier, lust en genot, genieten van wat lekker of mooi is. Maar ook ‘zin’ als betekenisgeving, verbindend met wat ertoe doet, zingeving. Een mooi voorbeeld van hoe rijk de Nederlandse taal kan zijn. Zintuigen vormen de lichamelijke verbindingswegen tussen ons en onze omgeving: we horen, zien, ruiken, proeven en voelen (tast, warmte, kou of pijn). Met onze oren, ogen, neus, tong en huid leggen wij contact met de wereld om ons heen. En dan laat ik de evenwichtszin, proprioceptie en interoceptie nog even buiten beschouwing.
Het lichaam is de arena van veel plezier en genot. De aangename gewaarwordingen via de zintuigen, het plezier van functioneren, geven zin in het leven. Het is eenvoudig te zien in spelende kinderen, nieuwsgierig om nieuwe vermogens te ontdekken en te ontwikkelen.
Hoe plezierig kan het zijn om ons lichaam in de intimiteit en de seksualiteit te delen met de ander, waar soms, heel even, de grenzen van het mijne en het jouwe kunnen vervagen. Die grenzen worden zeker gepasseerd als het lichaam in de samensmelting met de ander nieuw leven schept en genetisch materiaal wordt doorgegeven in de voortplanting. Een nieuw iemand wordt geboren uit, in en met een lijf. Als dit wel gewenst wordt maar niet lukt, verandert onze verhouding met ons lichaam.
Natuurlijk kan ons gestel ook worden gekwetst en dan veel pijn en lijden voortbrengen. Sommigen kwetsen het lijf zelf middels automutilatie, uithongering, enzovoort. Het lichaam kan in zijn ontwikkeling zelfs tot in de kern gekwetst en getraumatiseerd raken. The body keeps the score, is de veelzeggende titel van het boek van Bessel van der Kolk (2015) dat daarover gaat.
Met Sabbe en Braeckmans kunnen we al met al stellen dat we vele lichamen zijn en in talloze dagelijkse, maar complexe contexten. Een goede verhouding met het lichaam dat we hebben en het lichaam dat we zijn, noemt Verhaeghe (2018) de belangrijkste voorwaarde voor intimiteit. Met de digitale verveelvoudiging van alle boodschappen over hoe we zouden moeten zijn, is die opdracht niet gemakkelijker geworden. Het beeld van het lichaam heeft in onze tijd de overhand over de ervaring van het lichaam.
Een van de contexten waar we lijfelijk zijn is de therapieruimte. Wat gebeurt daar eigenlijk met het lichaam? Besteden wij als therapeuten daar genoeg aandacht aan?
Nelleke Nicolai vindt van niet, zo blijkt uit haar boek In levende lijve – Het lichaam in de psychotherapie (2020). Toch is het niet zo dat de geschiedenis van de psychotherapie gespeend is van aandacht voor het lichaam. Freud ontwikkelde zijn psychoanalyse op grond van zijn ervaringen met de hysterie, met alle aanvallen, verlammingen en gedragingen die daarbij hoorden. Hij probeerde te verklaren hoe lichamelijke excitaties zich op het mentale vlak vertaalden, maar er waren nog onvoldoende wetenschappelijke inzichten om die klus waar te maken. Andere benaderingen ontwikkelden zich in de loop van de tijd, zoals psychodrama van Jacob Moreno, focussing van Eugene Gendlin, Pesso Boyden system psychomotor psychotherapy van Al Pesso, en diverse andere soorten lichaamsgerichte psychotherapie. De aandacht voor hechting en trauma heeft de psychotherapie nog verder op het spoor gezet van het belang van het lichamelijke, daarbij ondersteund door de snelgroeiende kennis van de neurowetenschappen. Nicolai (2020) ziet in de geschiedenis van het lichaam in de psychotherapie drie bewegingen.
Als eerste noemt zij de beweging van het derdepersoonsperspectief op het lichaam (met het oog van een beschouwer) naar het eerstepersoonsperspectief (met de focus op hoe het lichaam van binnenuit beleefd wordt). De tweede beweging betreft de relaties tussen emoties en het lichaam, waarbij steeds duidelijker wordt dat lichaam en geest op het gebied van affecten, emoties en gevoelens niet te onderscheiden zijn. Emoties worden lichamelijk ervaren en krijgen betekenis als ze gedeeld en in woorden worden omgezet. De derde beweging is die van de eenvoudige uitdrukking van emoties naar de integratie tussen lichaam en geest, waarbij het lichamelijke niet meer wordt gezien als ondergeschikt, maar als een eigen taal, onverbrekelijk met onze geest verbonden. Belichaamd mentaliseren en belichaamde affectiviteit zijn daarbij belangrijke begrippen.
Ook voor wie niet een specifieke lichaamsgerichte methode hanteert, is het lijf in de spreekkamer niet te vermijden. Eerder noemde ik al dat er heel wat gebeurt in het lichaam van de therapeut tijdens sessies met cliënten. Denk aan slaperigheid, spierspanning, gapen, tranen en onverwachte verschuivingen in de lichamelijke gevoelstoestand. Nicolai stelt dat het voor elke therapeut – van welke richting dan ook – noodzakelijk is zich bewust te zijn van de reacties die in een sessie worden opgeroepen en het vermogen te ontwikkelen deze te hanteren. Het vermogen de eigen emoties te ervaren, te ordenen en te integreren bevordert zelfinzicht en zelfintegratie. Het maakt ook empathie mogelijk: het vermogen je in te leven in de ander. En tot slot draagt het bij aan het conceptueel vermogen om de cliënten en het systeem theoretisch te begrijpen. De lichamelijke reacties van de therapeut kunnen een ingang zijn om te begrijpen wat er in de ander omgaat, als de therapeut zijn of haar lichaam kan ervaren als een ontvanger, een soort radar voor de cliënten en de wederzijds beïnvloedende processen.
We worden lijfelijk geboren en ontwikkelen vervolgens in het samenspel met de mensen om ons heen geleidelijk aan de taal van woorden. Je kunt dat zien als een soort tweede geboorte. Woorden gaan de textuur van ons denken vormen en een middel om ons – vrij exact – uit te drukken. Maar woorden kunnen niet alles be-grijpen, en niet alles uitdrukken. Het lijfelijke is in de westerse cultuur lang ondergeschikt aan de taal en de geest, wat ook geldt voor de (systeem)psychotherapie. Maar systeemtherapie gaat niet alleen over verhalen en woorden; ze gaat ook over lijven, zintuigen, relaties en beweging! In het groeiende besef dat lichaam en geest ondeelbaar zijn, willen we het verbale voorbij!
Dit nummer opent met een belangwekkend artikel van Joep Roeffen, Ellen van den Berg, Inge van Laarhoven en Anouck Voncken, waarin lijven, contexten en betekenisgeving centraal staan. Belangwekkend, omdat bij de toegenomen aandacht voor genderproblematiek nog weinig wordt stilgestaan bij de ingrijpende relationele processen die een transgender persoon en diens omgeving moeten doormaken, in wisselwerking met onder andere medische en wettelijke transities. Relaties evolueren niet alleen door de transitie van geboortegeslacht naar gewenste genderidentiteit, maar ook de levensfasen en gezinsfasen van de betrokkenen hebben invloed op hoe de relationele transitie verloopt. Onder de titel Wat betekent hij is een zij voor mij? bespreken de auteurs, gebaseerd op hun ervaringen in Genderteam Zuid-Nederland, aspecten van de relationele transitie bij achtereenvolgens gezinnen met jonge gendervariante kinderen, bij gezinnen met gendervariante adolescenten en ten slotte bij volwassen transgender personen, vanuit hun rol als partner of ouder van eigen kinderen. Voor een systeemtherapeut vraagt elke fase om een gendersensitieve houding en de inzet om recht te doen aan de diverse gevoelens die alle betrokkenen ervaren binnen het transitieproces.
Ook het tweede artikel richt het vizier op de wisselwerking tussen individuele problematiek en het relationele krachtenveld. Cathy Van Gorp beschrijft de motivatie en visie van een zeer kortdurende parengroep die zij ontwikkelde op een dagtherapeutische afdeling voor mensen met angst-, stemmings- en alcoholproblematiek. Als gekozen wordt voor de parengroep, komt de partner van de cliënt dus mee, vanuit de gedachte dat de relatie kan doorwerken in de problematiek en de problematiek gevolgen heeft voor de relatie. De groepssetting biedt een normaliserende en steunende context en helpt herkenning te vinden in de andere koppels, en kan zo het isolerende effect van de problematiek bestrijden. Deelnemers zijn elkaars getuigen en verdragen van de andere paren feedback die ze van een therapeut niet kunnen horen. Sla het artikel niet over omdat u niet met groepen werkt: de praktische en concrete interventies die de auteur beschrijft zijn ook in andere settings bruikbaar!
In de rubriek Professie & Persoon doen Jasmien Peeters en Albert Neeleman verslag van een wervelend gesprek met bevlogen systeem-therapeute Eliane Wiebenga. Trouwe lezers van Systeemtherapie weten dat Wiebenga gegrepen is door de geweldloos-verzet- en verbindend-gezagbenadering van Haim Omer, alleen al omdat zij daar met collega Hans Bom menig artikel in ons blad over deed verschijnen. In dit portret wordt duidelijk dat je geboren kunt worden met een grondtoon in majeur, maar daarom nog niet automatisch wegblijft bij de heftige escalaties die gezinnen zo kunnen ontregelen. Maar ook dat je bevlogen en vitaal kunt zijn, en dan toch kunt kiezen om je werkzaamheden neer te leggen en open te staan voor wat een nieuwe levensfase aan andere uitdagingen en kansen kan bieden. Afgelopen oktober nam Eliane Wiebenga namelijk, samen met Justine van Lawick en de al eerdergenoemde Hans Bom, afscheid van het Lorentzhuis en het werk als systeemtherapeut. Haar motto hierbij: ’Ik ben niet onmisbaar.’ Dat valt nog te bezien …
Nog meer afscheid. In een mooi verslag van het symposium van Arkin Jeugd & Gezin in het kader van de pensionering van Flip Jan van Oenen beschrijft Jan Meerdinkveldboom hoe vier jongere collega’s van Van Oenen in een gemoedelijke en opgewekte sfeer spraken over de behandeling van partnergeweld, vechtscheiding en ouderverstoting! Die opgewekte toon bij dergelijke aangrijpende problematiek kan ongetwijfeld alleen opgebracht worden als er een goed werkend team is en als de teamleden een aantal kapstokken hebben meegekregen, zoals Van Oenen die heeft ontwikkeld. In zijn slotwoord, -act, bespreekt Van Oenen zijn wederwaardigheden in het veld van crises, vechtscheidingen en huiselijk geweld, en in het bredere veld van ggz en therapie. Zijn slotsom is dat therapie ongrijpbaar is en nooit goed genoeg. We onderschrijven Meerdinkveldbooms hoop dat we nog van Van Oenen zullen horen, want ‘zo’n multitalent zien we niet vaak’.
Annemie Vanelven was bij het congres ter ere van het vijfjarig bestaan van Euthopia, het systeemtherapeutisch centrum in Breda, dat in 2015 is opgericht door Bruno Hillewaere en Robert van Hennik. De bijeenkomst vond plaats in een kerk, voor Vanelven een ‘goede plek’ (Euthopia) waar gelijkgestemden samenkomen en stilstaan bij de dingen des levens. Ook op deze studiedag werden mensen in verbinding stilgezet bij de realiteit van het leven op een manier die ook hoop ademt. Haar verslag maakt duidelijk waarom zij begeesterd en geïnspireerd weer thuiskwam.
De studiedag van de sectie Contextuele therapie van de NVRG had ditmaal de titel aangenomen van het recente boek van journalist Frénk van der Linden En altijd maar verlangen (2021). Karin Faulhaber-Kramer beschrijft hoe dat verhaal over de verscheurende werking op alle gezinsleden van een scheiding tussen de ouders benut werd om de begrippen ‘loyaliteit’ en ‘exoneratie’ van Nagy te verhelderen.
Burgers’ Zoo in Arnhem is de bijzondere locatie waar EFT Nederland opnieuw haar congres organiseerde. Mieke Hoste doet verslag van dit zevende congres dat de welluidende titel had Heelheid in een versnipperde wereld. Sprekers uit allerlei windstreken kwamen om er een boeiende en gevarieerde tweedaagse van te maken, een belofte die Hoste ingelost zag worden. Het hoogtepunt was voor haar de workshop van Lorrie Brubacher, een Amerikaanse eft-trainer, gewijd aan het attachment injury resolution model.
Nine van Stratum en Marco Bijtenhoorn proberen de prachtige dag die het Amsterdams Instituut voor Gezins- en Relatietherapie organiseerde in het teken van de rite de passage van Marian Ploegmakers-Burg in woorden te vatten in een congresverslag. ’Woorden zullen ook hierbij tekortschieten’, concluderen zij. ‘Het verbale voorbij.’ Niettemin een mooi verslag.
De rubriek Boeken (en zo) vangt aan met de bespreking die Cathy Harder schreef over het nieuwe bordspel dat creatief therapeut Daisy Luiten heeft ontwikkeld. Luiten is gespecialiseerd in rouw en verlies bij kinderen, jongeren en volwassenen, en lanceert nu een therapeutisch levensspel waarin met behulp van stellingen en vragen een gesprek over het thema scheiding als vorm van verlies wordt uitgelokt. Tijdens het spelen van het spel in haar werksetting en met kinderen uit een gezin waarvan de ouders zijn gescheiden, werd voor Harder zichtbaar hoe het gesprek zich verdiept, er een uitwisseling op gang komt over de beleving van de scheiding en hoe dit bordspel zodoende helpt om zichtbaar te maken hoe gezinsleden op soms zeer uiteenlopende wijzen de scheiding ervaren.
Voor de vele systeemtherapeuten en systeemtherapeutisch werkenden die graag met duplopoppetjes en ander materiaal (willen) werken is er een praktische handleiding en naslagwerk voor hulpverleners verschenen onder de titel Een taal erbij. Katleen Gressens bespreekt dit kleurrijke boek van Ady van Doornik (systeemtherapeut en supervisor-opleider NVRG) positief, maar kritisch. De nadruk die de auteur legt op het belang om de grammatica van deze poppentaal te kennen, doet volgens Gressens de postmoderne narratieve en oplossingsgerichte perspectieven waarin het creërende van taal meer centraal staat wel wat tekort.
Het is het scenario van menige film of serie: een geliefde overlijdt, en daarna doe je allemaal schokkende ontdekkingen over tot dan toe geheimgehouden zaken. In het echte leven een zeer ontwrichtende ervaring, die nabestaanden ontregelt en belet te rouwen. Josée Pollet en Johan Maes, beiden psycholoog en emdr-therapeut, onderzoeken in Rouw met een rand – Als je na de dood van een dierbare een geheim ontdekt de zeer indringende effecten van een dergelijk scenario op de nabestaanden. In zijn bespreking van het boek maakt Jan Meerdinkveldboom duidelijk dat een systeemtherapeut in het schrijversteam van nut had kunnen zijn.
Toch kunnen systeemtherapeuten ook nu al waarde vinden in het boek door de verhalen die laten zien hoe partnerrelaties kunnen ontsporen zonder dat er enige aankondigende signalen zijn waargenomen. Meerdinkveldboom mijmert tot slot dan maar zelf over mogelijkheden voor gezinsgerichte begeleiding of therapie bij deze heftige thematiek.
Nadia van der Spek levert de laatste bijdrage aan dit rijkgevulde nummer met een bespreking van de Nederlandstalige bewerking van Patricia Papernows internationale bestseller Werken met samengestelde gezinnen. De auteur laat op treffende en toegankelijke wijze zien dat in samengestelde gezinnen onvermijdelijk insider- en outsiderposities ontstaan. Zij pleit ervoor om juist niet direct te focussen op het vormen van de nieuwe groep (het gezin), maar juist veel meer een-op-eentijd te creëren binnen de afzonderlijke dyades in het gezin. Dat is niet bepaald de neiging van het nieuwe koppel, dat er juist vaak op gericht is gezamenlijk veel tijd als nieuw gezin door te brengen. Van der Spek vindt het boek gedegen, inspirerend en bovendien deels wetenschappelijk onderbouwd over een thema waar een systeemtherapeut niet omheen kan. Doe er uw voordeel mee.
Literatuur
- Kolk, B. van der (2015). The body keeps the score – Brain, mind, and body in the healing of trauma. Penguin Putnam Inc.
- Linden, F. van der (2021). En altijd maar verlangen. Luitingh-Sijthoff.
- Nicolai, N. (2020). In levende lijve – Het lichaam in de psychotherapie. Bohn Stafleu van Loghum.
- Rober, P. (2017). Samen in gezinstherapie. Pelckmans Pro.
- Sabbe, B., & Braeckmans, L. (2020). De vele lichamen die we zijn – Medisch-wijsgerige verkenningen. Gompel en Svacina.
- Verhaeghe, P. (2018). Intimiteit. De Bezige Bij.
- Watzlawick, P., Beavin, J.H., & Jackson, D.D. (1970). De pragmatische aspecten van de menselijke communicatie. Van Loghum Slaterus.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0924-3631
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden