Geblokkeerde ouder-kindrelaties
Samenvatting
In de context van langdurige conflicten tussen ouders na hun scheiding hebben kinderen soms geen contact meer met een ouder. De relatie tussen ouder en kind is geblokkeerd. In dit artikel leggen we uit waarom we tegen termen als ouderverstoting of ouderonthechting zijn. We bespreken aan de hand van de keystones van Kinderen uit de Knel hoe we naar de complexiteit van geblokkeerde ouder-kindrelaties kijken en wat mogelijke interventies zijn. We beargumenteren dat de spanningen tussen ouders en hun sociale netwerk moeten verminderen, en hoe volwassenen bruggen moeten bouwen tussen de netwerken, zodat de kinderen met beide ouders een relatie kunnen hebben.
In de context van Kinderen uit de Knel, een groepsbehandelprogramma voor complexe conflictscheidingen (Van Lawick & Visser, 2019) hebben wij veel ervaringen opgedaan met kinderen die geen contact meer hebben met een van de ouders.
Vaak spreekt men van oudervervreemding of ouderverstoting. Deze termen leggen de last bij het kind en impliceren tevens een ‘dader-slachtofferdynamiek’, de ouder die verstoten wordt is slachtoffer, dus de andere ouder wordt algauw als dader gezien. Deze polarisering werkt escalatie van de spanningen in de hand en doet de complexiteit van de situaties geen recht. Passender vinden wij het om te spreken van ‘geblokkeerde ouder-kindrelaties na scheiding’. Een mildere term die de mogelijke uitkomsten meer openlaat. Iets wat geblokkeerd is, kan misschien nog gedeblokkeerd raken, terwijl de woorden verstoting en vervreemding meer definitief klinken. Geïnspireerd door Eia Asen en Emma Morris van het Anna Freud Instituut in Londen spreken we over de nabije ouder en de ouder op afstand (Asen & Morris, 2016, 2020). De term ouderonthechting van Heleen Koppejan hebben wij ook overwogen (Hechtscheiden, z.d.), maar die suggereert dat er met een van de ouders onthechting plaatsvindt. Onze ervaring is dat de eenmaal gevormde hechtingsrelatie wel doorloopt, maar geblokkeerd raakt. Daardoor kunnen kinderen soms opeens weer wel goede omgang hebben met beide ouders of soms zelfs kiezen voor de ouder die zij eerst niet wilden zien.
In dit artikel schetsen we de maatschappelijke en professionele context van geblokkeerde ouder-kindrelaties. En gaan we, aan de hand van de keystones van Kinderen uit de Knel, in op praktijkvoorbeelden en mogelijke interventies (Van Lawick & Visser, 2019).
De context van geblokkeerde ouder-kindrelaties
De maatschappelijke context
Sinds 1 januari 1998 loopt het gezamenlijk ouderlijk gezag na de echtscheiding door. In de meeste gevallen is dat goed voor de kinderen, de ouders en de wederzijdse families en vrienden (Spruijt & Kormos, 2014). Vaders hebben meer een plek gekregen in de verzorging en opvoeding van de kinderen. Soms echter zijn er veel spanningen tussen de ouders en als die spanningen vooral de zorg voor de kinderen betreft, wordt het gezamenlijk ouderschap soms zo lastig dat kinderen liever bij een van de ouders verblijven dan dat zij moeten leven in het spanningsveld tussen de ouders. Die ouder kan het kind of de kinderen meer of minder bewust daarin steunen, in de hoop daarmee een goede en beschermende ouder te zijn. Eigen frustraties en pijn in relatie met de ex-partner spelen daar vaak in mee.
Deze dynamiek in gescheiden gezinnen is verbonden met een maakbaarheidscultuur. Dirk De Wachter (2019) beschrijft hoe we een wereld hebben gecreëerd waarin we niet meer ongelukkig en verdrietig mogen zijn. Het leven is een project geworden waaraan je moet werken met allerlei middelen om pijn te voorkomen en genot te bevorderen. Ouders dienen hun kinderen zo op te voeden dat ze gelukkig zijn, zich goed ontwikkelen en beschermd worden. Hierdoor leren kinderen minder goed met frustraties en ambivalenties om te gaan. Dit speelt ook mee in geblokkeerde ouder-kindrelaties. Kinderen idealiseren de ene ouder en demoniseren de andere. Ze leren minder goed omgaan met frustraties en ze worden niet gestimuleerd en ondersteund om te leren omgaan met de goede en minder goede kanten van de ouder op afstand. Dit gaat ten koste van het ontwikkelen van frustratietolerantie en het vermogen om met ambivalenties, moeilijke situaties en relatiepijn om te gaan. Ook brengt de maakbaarheidscultuur met zich mee dat er beelden zijn ontstaan over goed scheiden en slecht scheiden. Bijvoorbeeld: we moeten een goed team zijn en veel communiceren, of juist: we moeten elkaar loslaten en ieder ons eigen leven met de kinderen opbouwen.
Een andere belangrijke maatschappelijke ontwikkeling is de rol van de sociale media. Deze dragen bij aan het idee dat ieder zijn eigen geluk kan en moet maken, en ze werken polarisatie in de hand wanneer mensen informatie zoeken over ouderschap, scheiding, rechten en plichten enzovoort. Waar men vroeger meer met elkaar in gesprek ging en informatie uitwisselde, zoeken nu veel mensen informatie of ervaringsdeskundigheid op internet. Via de algoritmes van de sociale media komt men al snel in een fuik van informatie terecht waarin de meerstemmigheid van de werkelijkheid verdwijnt en men steeds meer bevestigd wordt in een eenzijdige visie op de werkelijkheid. Bij de geblokkeerde ouder-kindrelatie is dat bijvoorbeeld de visie dat de ‘verstoten’ ouder slachtoffer is van de verzorgende ouder die het kind weghoudt, of de visie dat de verzorgende ouder het kind beschermt tegen een gewelddadige ouder.
De professionele context
Gardner (1998) definieerde als eerste het parental alienation syndrome dat hij omschrijft als ‘een stoornis’ bij kinderen die primair optreedt in het kader van een juridische strijd om het ouderlijk gezag. Het kind richt zich meestal tegen de vader, omdat het kind vaker bij de moeder verblijft, maar het kan ook andersom zijn. Johnston (2005) concludeert dat deze kinderen significant meer risico lopen op een ongunstige ontwikkeling, depressie, angsten, slechte emotieregulatie, een laag zelfbeeld, drugs- en alcoholgebruik en vroegtijdige schoolverlating. Na 1998 is er toenemend aandacht voor deze problematiek gekomen en zijn er nieuwe definities voorgesteld. Een element dat daarin vaak terugkomt, is dat het gaat om kinderen die zich sterk verbinden met een geïdealiseerde ouder terwijl zij omgang met de andere ouder afwijzen zonder dat daarvoor duidelijke en aantoonbare redenen zijn. Het primaire symptoom dat genoemd wordt, is de sterke irrationale angst en/of vijandigheid in relatie tot de afgewezen ouder (Bernet et al., 2010; Johnston, 2005; Whitcombe, 2017).
De conflicten en oplopende stress tussen de ouders neigen zich te herhalen in de professionele context. De Stichting (H)erken Ouderverstoting (2023) is opgericht vanuit de zorg dat ‘oudervervreemding’ en ‘ouderverstoting’ vaak onvoldoende worden herkend. Hun uitgangspunt is dat kinderen gebaat zijn bij omgang met beide ouders, tenzij een van de ouders aantoonbaar disfunctioneert. Zij gaan ervan uit dat er bij ouderverstoting sprake is van psychopathologie bij de nabije ouder die het kind of de kinderen aan zich bindt. Leden van de stichting zijn voor duidelijke diagnostiek, behandeling van de ouder die het kind bindt (en gebruikt voor eigen welbevinden), en eventueel behandeling van beide ouders. Bovendien zijn zij voor het opleggen van omgang met beide ouders door de rechtbank en erop toezien dat dit wordt nageleefd.
Recht tegenover dit uitgangspunt staan professionals die zich zorgen maken over de dwang die wordt uitgeoefend op kinderen om omgang te hebben met beide ouders (Bagshaw et al., 2011; De Ruiter & Van Pol, 2017; De Ruiter et al., 2020; Werkgroep CSMS, 2019). Zij wijzen erop dat bij complexe conflictscheidingen vaak relationeel geweld speelt of heeft gespeeld, meestal de man tegen de vrouw en soms ook gericht tegen de kinderen. Zij stellen dat we ouders die zich hebben weten te bevrijden uit een gewelddadige relatie en die zich geheel inzetten voor de veiligheid van hun kinderen en zichzelf, niet extra onder druk mogen zetten om omgang toch mogelijk te maken. Dat zet die ouders en kinderen opnieuw onder druk, terwijl wij hen als hulpverleners juist zouden moeten ondersteunen. De ‘onveilige’ ouder, bij wie de kinderen niet willen zijn, heeft hulp en behandeling nodig om emoties te leren reguleren en te stoppen met gewelddadig gedrag.
Deze tegenstrijdige uitgangspunten komen steeds weer terug wanneer we te maken hebben met (dreigend) contactverlies tussen kind(eren) en ouders. Uiteraard zijn er gezinnen waarbij het voorgestelde beleid – van ondersteunen van geen contact met een ouder tot het opleggen van omgang – kan passen. Er zijn echter veel gezinnen met geblokkeerde ouder-kindrelaties waarbij de situatie zo complex is dat een eenduidige oplossing geen recht doet aan de betrokkenen en ook niet werkt.
Bij zorgen over de veiligheid is het belangrijk dat er zo snel mogelijk onderzoek wordt gedaan. Als er niet eerder onderzoek gedaan is naar de veiligheid terwijl er wel zorgen zijn, is het belangrijk om dit alsnog te doen. In overleg met de verwijzer kan worden overlegd waar en door wie dit onderzoek wordt gedaan. Als de verwijzer beide ouders als ‘goed genoeg’ (good enough parenting) ziet is behandeling mogelijk (Van Lawick et al., 2022).
Visie en mogelijke interventies
Het behandelprogramma Kinderen uit de Knel kent zes zogeheten keystones (hoekstenen) die de fundamenten vormen van de behandeling en waarin theoretische aannames, klinische ervaringen en wetenschappelijke uitkomsten rondom complexe conflictscheidingen zijn verwerkt. Ze hangen onderling samen, zijn in beweging en beïnvloeden elkaar voortdurend. Ze zijn verbonden met onze ideeën over wat positief kan werken voor deze kinderen, ouders en de betrokken mensen om hen heen.
Drie keystones gaan over de voorwaarden waar al onze behandelingen met complexe conflictscheidingen aan voldoen: (1) attitude: de basishouding waarmee we werken, (2) gemeenschap: we werken altijd in groepen, in teams, met verwijzers en samen met het netwerk van de ouders en kinderen die deelnemen, en (3) kinderen: we hebben altijd aandacht voor de kinderen en hun functioneren in de spanningsvolle tussenruimte tussen de ouders. Ook het kwetsbare kinddeel dat zo vaak geactiveerd wordt in de ouder heeft onze aandacht. De volgende drie gaan over het proces van de behandeling: (4) loslaten: loslaten en de transitie maken naar echt scheiden en accepteren van verschillen, (5) destructieve patronen: erkennen en verminderen van stress en destructieve patronen door deze te verbinden met de kwetsbaarheidscyclus: kwetsuren, stressreacties, trauma en overlevingsstrategieën, en (6) veranderen door ervaren: leren door actie en oefenen: ervaren, voelen, doen, nieuwe verhalen vertellen en presenteren.
Aan de hand van deze keystones bespreken we mogelijk werkzame interventies bij geblokkeerde ouder-kindrelaties. We bespreken voorbeelden van gezinnen die wel en niet hebben deelgenomen aan de groepsinterventie.
Attitude
De basishouding vanwaaruit wordt gewerkt is gericht op samenwerken. Kernbegrippen zijn: gelijkwaardig, relationeel ethisch, niet veroordelend, invoelend, gericht op mogelijkheden, present en gestructureerd. Deze houding is leidend in hoe we ons opstellen ten opzichte van de problematiek waarbij een ouder-kindrelatie dreigt te blokkeren of al geblokkeerd is. We spreken in dit verband van een ‘moreel kompas’. Wij stellen duidelijk dat het doorgaans goed is voor kinderen om omgang te hebben met beide ouders.
Tegelijkertijd willen we een geblokkeerde relatie niet veroordelen, maar invoelend op zoek gaan naar de context, de achterliggende redenen, gedachten, emoties en gebeurtenissen die voor alle betrokkenen samenhangen met de geblokkeerde relatie. We gaan samen met ouders en kinderen op zoek naar mogelijkheden, zonder het beter te weten, zonder garanties op succes. We gaan naast kind en ouders staan en brengen steeds meerstemmigheid in. En wij nemen verantwoordelijkheid als behandelaar en gaan met ouders en hun netwerk op zoek naar hoe zij hun verantwoordelijkheden naar de kinderen vorm kunnen geven. Ook gaan we met de kinderen op zoek naar mogelijkheden om hun stem te laten horen, zonder dat zij de verantwoordelijkheid krijgen om te mogen of moeten kiezen. We zoeken naar de mogelijkheden in de ‘tussenruimte’ op afname van de stress voor de kinderen, voor de ouders en voor iedereen om de gezinnen heen. De tussenruimte is de relationele ruimte tussen ouders waarin zij hun ouderschap vormgeven, en waarin alle betrokkenen veel stress ervaren, ook als er geen contact is. We onderzoeken, samen met ouders, kind en netwerk welke mogelijkheden er zijn om weer omgang met beide ouders mogelijk te maken.
Mart (elf jaar) wil niet meer naar zijn moeder toe. Hij wil misschien wel meedoen met de kindergroep, maar hij wil zijn moeder niet zien in de pauzes. Therapeut Anja vraagt waar hij tegen opziet als hij zijn moeder tegenkomt. Hij maakt zich zorgen dat hij dan met zijn moeder moet praten en weer naar haar toe moet. Wanneer Anja duidelijk maakt dat hij zijn moeder wel zal zien bij het begin, in de pauze en misschien ook na afloop van de groep, maar dat hij niet gedwongen zal worden om met zijn moeder te praten of iets met zijn moeder te doen, en dat we dat ook duidelijk zullen maken aan zijn moeder, reageert hij opgelucht en gaat meedoen. Aan zijn moeder leggen we uit dat dit een grote stap is voor Mart, en dat we vanuit deze stap gaan bekijken wat er mogelijk is. Moeder stelt zelf voor dat ze hem zal aankijken en gedag zal zeggen en het daarbij zal laten. We zorgen ervoor dat vader dit ook weet en zich niet overvallen voelt. Hij stelt voor dat hij moeder dan ook gedag zegt, zodanig dat Mart het kan horen.
Hoe meer wij in onze attitude present zijn en tegelijkertijd niet veroordelen, en alle stemmen willen horen, hoe meer ruimte er komt voor ambivalentie en nieuwe mogelijkheden.
Gemeenschap
Wij gaan uit van de kracht van gemeenschappen. Het relationele veld waarin ouders, kinderen en betrokkenen leven is van grote invloed op de problematiek waarmee wij werken. Dat betekent dat we altijd op zoek gaan naar gemeenschappen die kunnen helpen bij het uit de weg ruimen van relationele blokkades en bij het repareren van relationele processen. Dit geldt niet alleen voor de groepsbehandelingen, waarbij het therapeutenteam en de groepen ondersteunende gemeenschappen vormen, maar ook voor het werken met een individu of een familie (Van der Elst & Van Lawick, 2020).
Contactverlies tussen een ouder en een kind is meer dan alleen een breuk tussen twee personen. Het beïnvloedt meer relaties. De kinderen verliezen in de meeste gevallen ook opa en oma, ooms, tantes, neefjes en nichtjes en familievrienden van de kant van de ouder met wie er geen contact is. Er worden verhalen gevormd en verteld. Deze verhalen hebben invloed op de relaties, emoties en gedragingen in families en geven betekenis aan de gebeurtenissen. Het maken van verhalen is een voortdurend en relationeel proces dat verbonden is aan je identiteit (Habekotté & Reijmers, 2014; McAdams et al., 1997; Olthof, 2012). Wanneer er sprake is van een nare scheiding, bijvoorbeeld doordat een ouder verliefd is geworden op een ander, zeker wanneer deze persoon deel uitmaakte van de gezamenlijke vriendenkring, dan beïnvloedt dit de verhalen in de familie. Met de kans dat er polarisatie ontstaat tussen de verhalen die door beide families worden verteld, en dat die, gevoed door emoties, steeds verder uit elkaar komen te staan en het steeds moeilijker is elkaar te vergeven (Visser et al., 2017). Om niet steeds in het centrum van die polarisatie te staan en uit loyaliteit, komt een kind dan soms tot een keuze voor een enkel verhaal. Wij achten het de verantwoordelijkheid van de volwassenen om weer een brug te vormen tussen de twee ‘dorpen’, een brug waarover kinderen weer kunnen lopen. Een verbinding tussen beide verhalen en beide netwerken. Beide netwerken zijn dan nodig in de behandeling om voor de kinderen tot een gezamenlijk verhaal te komen.
Kim (negen jaar) wil niet meedoen met de groepsbehandeling omdat ze dan haar vader moet zien bij de warming-up en in de pauze. Zij woont bij haar moeder en stiefvader met een stiefzus en heeft het daar naar haar zin. Ze is ook gek op de familie van haar moeder, haar oma en opa, tantes en ooms en nichten en neven, en ook met de familie van haar stiefvader kan ze het goed vinden. Ze ziet de familie van haar vader niet meer. Die hebben allemaal verhalen verteld over mama die niet waar zijn. Dat mama al met Milan ging toen zij nog met papa was. En nog veel meer. Ze wil haar vader nooit meer zien, haar vader is haar vader niet meer. In de situatie van Kim blijkt het hele netwerk gescheiden. Mensen staan of aan de kant van moeder en zitten dan vol negatieve verhalen over vader, of andersom. De therapeuten begrijpen dat Kim niet als enige een brug tussen de twee clans wil en kan vormen. Zij ervaren beide ouders als goed genoeg en zoeken een weg, samen met het netwerk van de ouders, om een ‘brug’ te vormen waarover Kim weer kan ‘lopen’. In een sessie met de grootouders worden de eerste stappen gezet, zij begrijpen dat het zo niet door kan gaan. De oma’s gaan een keertje samen koffiedrinken en vertellen daarna aardige dingen over elkaar en over beide ouders in de families. Dat verlaagt de spanningen in de tussenruimte. In de nieuwe ruimte kan Kim in beweging komen.
Een andere mogelijkheid is dat hulpverleners met behulp van beide ouders en beide netwerken een ‘woord- en beeldverhaal’ maken voor de kinderen, als start voor contactherstel (Turnell & Essex, 2010). In dit verhaal krijgen alle stemmen een plek en wordt aan kinderen verteld waarover ieder zich zorgen maakt en hoe contactherstel mogelijk is op een manier die voor iedereen goed genoeg voelt, ook al is het spannend.
Je bent al een jaar niet bij papa geweest. Mama maakt zich zorgen dat je het daar niet naar je zin hebt omdat je steeds misselijk bent als je naar papa toe moet. En ze wil goed naar je luisteren. Papa maakt zich zorgen dat mama je tegenhoudt om naar papa te komen. Opa en oma maken zich zorgen over papa die je al zo lang niet gezien heeft. En jij bent bang dat papa boos op je is als je toch weer gaat. Iedereen wil dat jij bij papa en mama kan zijn zonder dat je misselijk of bang bent. We gaan met elkaar bedenken hoe we al die zorgen wat minder kunnen maken.
Denken in gemeenschappen is ook van belang voor de professionals zelf. Gezien de complexiteit van de problematiek en de impact die het werken met deze families op professionals heeft, kunnen therapeuten dit werk alleen doen in een team waarin ze zich veilig en gesteund voelen, de expertise van het team in ontwikkeling blijft, en er voldoende ruimte en tijd is voor intervisie en supervisie. Een therapeut belandt geregeld gevoelsmatig in een van de waarheden van het gezin. De collega’s kunnen de meerstemmigheid weer inbrengen, zodat therapeuten verbonden kunnen blijven met iedereen uit de netwerken.
Kinderen
De derde keystone betreft het centraal stellen van de kinderen en hun ontwikkeling. De meerstemmigheid bij geblokkeerde ouderkindrelaties gaat niet alleen over de verschillende stemmen van de ouders, van het netwerk, van de professionals en van de kinderen, maar ook over de meerstemmigheid binnen in personen. Kinderen nemen vaak de letterlijke teksten over van de ouder bij wie ze wonen en praten deze volwassene dan na. Bijvoorbeeld: ‘Mama houdt niet echt van me, ze heeft nooit tijd voor me en is alleen maar geïnteresseerd in de kinderen van Tobias, Jonathan en Eva. Papa is alleen en heeft altijd tijd voor mij, hij houdt echt van me.’ De andere ouder, maar ook professionals, trekken vaak de conclusie dat dit niet de authentieke stem is van het kind en dat dat woorden zijn die zijn ingefluisterd door de ouder bij wie het kind wel wil zijn. Dit wordt ervaren als een beschuldiging door zowel kind als ouder, zij gaan heftig in de verdediging waardoor de strijd escaleert.
De ‘authentieke’ stem van het kind is vaak een deel van de waarheid, van de ervaringen van het kind. De meeste kinderen zijn innerlijk ambivalent over het verbroken contact. Ze presenteren zichzelf vaak heel overtuigd van het feit dat ze die ouder nooit, maar dan ook nooit meer willen zien. Ze hebben dit al zo vaak moeten uitleggen dat ze steeds vaster komen te zitten in die waarheid. De innerlijke stem die twijfelt, die goede herinneringen kent, die nieuwsgierig is en ook verlangt, wordt steeds het zwijgen opgelegd.
Ook komt het voor dat kinderen vanuit loyaliteit in verschillende contexten verschillende verhalen vertellen, wat leidt tot misverstanden en verhoging van de conflicten omdat ouders zich dit niet realiseren.
Binnen de systeemvisie spreekt men van ‘triangulatieprocessen’ als kinderen zich zo betrokken voelen bij de conflicten tussen ouders dat ze een bondgenootschap met een van beide ouders tegen de andere ouder vormen. Dit bondgenootschap kan uiteindelijk leiden tot een geblokkeerde ouder-kindrelatie, een relatie waarin er geen contact meer is tussen een ouder en zijn of haar kind. Kenmerkend voor kinderen die pertinent een van hun ouders niet meer willen zien terwijl die ouder dat contact zelf wel wenst, is dat genuanceerde beelden van hun ouders ontbreken: de ene ouder is goed en de andere is slecht, meer kleuren zijn er niet. Uit de literatuur blijkt dat dergelijke compartimentalisatie – het afschermen van een deel van zichzelf (de relatie met de geprefereerde ouder) van een ander deel van zichzelf (de relatie met de afgewezen ouder) – bij het opgroeien kan leiden tot een positief maar instabiel zelfbeeld dat kwetsbaar is voor dagelijkse stress en problemen (Diehl & Hay, 2010; Showers & Zeigler-Hill, 2007). Juist de integratie van de verschillende opvattingen, gedragingen en gevoelens van beide ouders en hun families, en in dat proces leren omgaan met ambivalentie in relatie met anderen en met zichzelf, kan kinderen veerkracht geven. Het betreft een belangrijk leerproces dat kinderen minder kwetsbaar maakt voor frustraties en stress, en op de langere termijn voor het ontwikkelen van emotionele en gedragsproblemen.
Simone (negen jaar) woont bij moeder Karin en is om de twee weken een weekend bij moeder Yvonne. Zij is op vakantie geweest met moeder Yvonne en heeft elke dag heerlijk makkelijk gegeten en heeft daar erg van genoten. Giechelend met moeder Yvonne hebben ze afgesproken dat dit maar beter niet aan moeder Karin verteld kan worden. Eenmaal bij moeder Karin thuis vraagt die wat er gegeten is in de vakantie. Ze wordt boos wanneer ze hoort dat Simone veel te veel vette dingen gegeten heeft en ze heeft al overgewicht! Simone verzucht dat moeder Yvonne haar toch echt veel te veel ongezonde dingen heeft voorgeschoteld en dat ze dat erg vervelend vond maar er niks van durfde te zeggen.
Naomi (achtentwintig) heeft vanaf haar twaalfde haar vader nooit meer willen zien. Ze heeft net een dochtertje gekregen en ziet hoe blij en zorgzaam haar man met hun dochtertje omgaat. Het gemis van haar vader overvalt haar, net als de leuke herinneringen met hem toen ze klein was. Daar heeft ze nooit meer aan gedacht sinds haar twaalfde. Ze wenst dat iemand haar verborgen verlangen had kunnen verwoorden toen ze zo afwerend was in de puberteit.
Kinderen die geen contact meer hebben met een ouder, willen gehoord worden. Het is belangrijk de kinderen altijd te spreken en ruimte te maken om naar hun stem te luisteren. Wij gaan ervan uit dat wat kinderen ons vertellen in ieder geval hun beleving en/of ervaring is op dat moment. Zoals Lieve Cottyn (2013) schrijft, is de stem van een kind altijd echt, omdat het zegt wat het in deze context kan, mag of moet zeggen.
Sheila (achttien jaar) is de hele basisschooltijd om de week naar haar vader en moeder gegaan. Ze vond het bij haar moeder veel fijner. Hoewel ze vaak zei dat ze niet naar haar vader wilde omdat ze er niet tegen kon dat hij altijd op haar moeder en stiefvader aan het schelden was en omdat hij zo vaak boos was, moest ze toch naar haar vader blijven gaan. Toen ze twaalf was besloot ze zelf niet meer te gaan. Dit gaf veel onrust en ze moest naar een therapeut. Ze merkte dat die therapeut alleen maar wilde dat ze weer naar haar vader ging. Ze voelde zich niet gehoord en ging ook niet meer naar de therapeut. Toen Sheila vijftien was, zag ze een film die haar aan haar vader deed denken en ze nodigde hem uit samen die film te zien. Vanaf die tijd hebben ze weer contact, vooral door dingen samen te doen waar ze beiden van genieten. ‘Ik wil mijn vader echt niet kwijt’, zegt ze nu.
Het is de taak van de therapeut om samen met het kind de vele betekenissen te verkennen, waardoor begrijpelijk wordt dat een kind dit nu zegt en meent. We willen het kind in verschillende contexten in beeld krijgen: hoe voelt en gedraagt het zich en wat zegt het bij vader en bij moeder, bij de leerkracht en op het schoolplein? Tegelijkertijd is het belangrijk om eerlijk te zijn naar kinderen. Naar hun behoeften en wensen luisteren, wil niet altijd zeggen dat volwassenen doen wat zij willen. De volwassenen moeten de stem van het kind wegen in de context van het gezin en op het ontwikkelingsniveau van het kind. Wanneer besluiten genomen worden, is het belangrijk dat kinderen horen wat een besluit inhoudt, welke afwegingen zijn gemaakt en hoe hun stem daarin is meegenomen.
Veel kinderen komen steeds terug op bepaalde voorbeelden waaruit zou blijken dat een ouder niet deugt. Soms gebeurtenissen van jaren geleden. Geïnteresseerd zijn en open doorvragen over concrete situaties werkt het beste, dan neem je het kind serieus en komt er ruimte om aandacht te geven aan uitzonderingen. ‘Is mama altijd bezig met de kinderen van Tobias? Al die uren? Vraagt ze nooit iets aan jou? Speel je ook zelf wel met Jonathan en Eva? Oh, en kookt ze soms lekker? Wat is dat dan? Help je weleens? Weet mama wie je vrienden zijn?’ en zo verder. Een echte en open dialoog met het kind creëert ruimte voor meerstemmigheid.
Loslaten
De illusie van maakbaarheid en controle speelt bij zowel ouders, kinderen als hulpverleners. Om stress en conflicten te laten afnemen is loslaten essentieel. Vanuit de illusie van controle kom je in demonisering en destructieve patronen terecht. Loslaten gaat over het accepteren van de tragiek van het leven, dus ook het accepteren van de scheiding, en het accepteren dat de andere ouder anders opvoedt.
Dianne (dertien jaar) wil niet meer naar haar vader. Haar vader is vaak te laat, dan moet ze op hem wachten. Ook moet hij vaak nog werken. Ze mist de gezelligheid die ze bij haar moeder thuis heeft. Daar is ze veel liever en daar kan ze zich ook beter concentreren en werken voor school. Ze is ook nog boos op haar vader dat hij wilde scheiden. Mama wilde dat niet. Oma zegt ook dat papa de schuld heeft. De moeder van Dianne wil wel dat ze naar haar vader gaat maar wil haar niet dwingen. Ze is bang dat dat averechts werkt en dat Dianne zich dan nog meer verzet. Ze probeert ernaartoe te werken dat Dianne zelf wil gaan. Ze praat met haar. Ze vindt Dianne te oud om haar te forceren. Dat laat Dianne ook niet toe. De vader van Dianne vindt dat onzin. Hij verwijt zijn ex dat ze toestaat dat Dianne niet gaat. Dat ze Dianne daarin ondersteunt. Hij verdenkt haar ervan dat ze op die manier ook nog wraak neemt op hem.
Voor kinderen is het belangrijk dat ouders het idee kunnen loslaten dat ze nog steeds controle hebben over hoe de andere ouder opvoedt. Mits beide ouders goed genoeg zijn, is het logisch dat een kind zich bij de ene ouder soms beter voelt dan bij de andere ouder, en dit kan ook wisselen per levensfase.
Ook therapeuten moeten kunnen loslaten. Bij een geblokkeerde ouder-kindrelatie zijn ouders wanhopig, vaak woedend en ook bang. Zowel bij de ouder op afstand als bij de nabije ouder zijn die emoties heel zichtbaar en voelbaar. Daarmee wordt ook op ons een grote druk gelegd. Wij kunnen en willen niets forceren, maar blijven geloven in de kracht van de meerstemmige waarheden, het centraal stellen van de kinderen en hun ontwikkeling, en het ondersteunen van ouders en hun omgeving om daarin met ons samen te werken. Ook moeten we omgaan met veel negatieve communicatie naar ons als hulpverleners, die opvangen als team en samen rustig overwegen hoe we het beste kunnen reageren. Wij moeten echter ook het idee loslaten dat we alle gezinnen kunnen helpen, het idee dat we ervoor kunnen zorgen dat alle kinderen weer contact krijgen met beide ouders.
Destructieve patronen
Geblokkeerde ouder-kindrelaties staan ook in relatie tot onze vijfde keystone: de destructieve patronen die actief zijn bij alle families in complexe conflictscheidingen. Zij lijken bij de families met geblokkeerde ouder-kindrelaties nog heftiger en meer bevroren. Mensen houden elkaar gevangen in destructieve communicatiepatronen. Door het probleem te externaliseren en de goede intenties van ouders te valideren, lukt het vaak de stress te verlagen en de dialoog weer op te zoeken. Pas als de stress daalt kan men weer reflecteren en meerdere waarheden toelaten. Pas dan komt er ruimte om te spreken over de wijze waarop de relatie met een van de ouders gedeblokkeerd kan worden.
Vanuit de hechtingstheorie en de systemische visie op zichzelf versterkende patronen in relaties, wordt duidelijk hoe bovenstaande dynamiek blokkades in ouder-kindrelaties versterkt.
Jasper, de vader van Isa (dertien jaar), voelt zich afgewezen door Isa, omdat zij niet meer naar hem toe wil. Hij wordt boos, zegt dat ze net als haar moeder over hem praat. Isa voelt zich niet gehoord en serieus genomen en wijst hem nog meer af. Moeder steunt haar dochter en zegt dat vader nou eenmaal niet zo empathisch is en dat in het leven alles om hem draait. Dat maakt de band tussen Isa en moeder sterker en daarmee komt vader nog meer op afstand te staan. Hij wordt nog bozer, Isa voelt zich nog minder gehoord, zoekt meer steun bij moeder, en zo versterkt deze spiraal zichzelf en kan de situatie steeds verder escaleren.
Vanuit de machteloosheid en de spanningsklachten bij de kinderen kiezen hulpverleners, ouders of jeugd- en gezinsbeschermers geregeld voor een periode waarin het kind even geen contact hoeft te hebben met de ouder op afstand. Of er wordt voor gekozen dat het kind met dwang naar de ouder op afstand toe moet, of daar zelfs in huis geplaatst wordt. Beide uitersten zien wij als interventies die geen recht doen aan de complexiteit van de verschillende gezinsleden en families. Wij benaderen de problematiek van geblokkeerde ouder-kindrelaties als een cyclus waarin de betrokkenen gevangen raken doordat kwetsbaarheden worden geraakt en overlevingsstrategieën worden geactiveerd, de zogenoemde kwetsbaarheidscyclus. Met uitleg over en begrip voor alle kwetsbaarheden kan de stress zakken en kunnen de destructieve patronen doorbroken worden.
Veranderen door ervaren
Verandering komt niet alleen door woorden en inzicht tot stand. Ieder mens leert anders. Ervaren, voelen, beleven, doen, creativiteit en presenteren zijn cruciaal in het al dan niet slagen van een veranderingsproces. De hele mens moet betrokken worden in zo’n proces.
In het werkboek voor ouders van Kinderen uit de Knel (Van der Elst et al., 2019) staan veel opdrachten die kunnen helpen de meerstemmigheid in systemen te vergroten en de interne dialoog bij mensen aan te wakkeren. We noemen enkele voorbeelden. Het bekijken van de documentaire Verloren band – De scheiding van mijn ouders (Van der Linden, 2009).
Ouders iets creatiefs laten maken waarin ze laten zien wat ze later voor de kinderen willen, zoals hen een rugzak laten tekenen met daarin al het gereedschap om het leven zo goed mogelijk aan te kunnen. Ouders een verhaal over de scheiding laten schrijven of tekenen, een verhaal waarin het kind zich goed zou voelen, waarin de andere ouder heel blijft. In het geval van geblokkeerde ouder-kindrelaties is deze opdracht een grote opgave en uitdaging voor de ouders en hun netwerk. Als het lukt, komt er dooi in de bevroren verhalen. En als er verzachting komt, worden gevoelens en gedrag anders. Doordat de ouders het niet-demoniserende verhaal maken samen met de mensen om hen heen worden die ook meegenomen in de beweging. Een andere manier is ouders voorwerpen laten uitzoeken die het goede ouderschap van de andere ouder symboliseren en het laten zien van animaties over de window of tolerance (Augeo Foundation, 2020) en over destructieve ruzies en de kwetsbaarheidscyclus (Academische Werkplaats Kindermishandeling, 2022). Ook lichaamsgerichte oefeningen voor stressreductie en kinderen vragen om te tekenen, te zingen, te spelen over hetgeen waar ze behoefte aan hebben, zijn voorbeelden van opdrachten om de meerstemmigheid in systemen te vergroten.
Dimitri (vijf jaar) en Olivia (acht jaar) maken een toneelstukje waarin ze vechten met elkaar, doodmoe neervallen, en bij zonsopkomst weer gaan vechten. Dat doen ze jaar in, jaar uit, vertelt een verteller op de achtergrond. Dimitri en Olivia storten ter aarde, ze zijn doodmoe en willen rust. Ze staan op en maken het goed en huppelen het podium af.
Conclusies
Onze ervaringen met Kinderen uit de Knel en het denken en werken vanuit de keystones helpen ons in het werken met gezinnen met geblokkeerde ouder-kindrelaties. In de afgelopen jaren is er ten aanzien van dreigend contactverlies een ontwikkeling in ons denken opgetreden. Aan de ene kant zijn we milder geworden en zien we beter het onvermogen en de angst van alle familieleden en hun netwerk, aan de andere kant zijn we presenter geworden in onze visie en aanpak: als beide ouders goed genoeg zijn achten we omgang met beide ouders het beste. Wij stellen de kinderen niet verantwoordelijk voor die omgang en dwingen hen niet. Wij achten de volwassenen, de ouders en hun netwerk, ook het professionele netwerk, verantwoordelijk voor het mogelijk maken van de omgang en het bouwen van een brug waar de kinderen overheen kunnen lopen. Daarvoor is het van belang dat de spanningen tussen de ouders verminderen. Het inschakelen van netwerkleden is daarbij vaak noodzakelijk. Een voorwaarde is dat de hulpverleners zelf goed kunnen ontspannen en elkaar daarin ondersteunen.
Literatuur
- Academische Werkplaats Kindermishandeling. (2022, 12 september). Animatie Geweld in het gezin – basispatronen [Video]. www.aw-kindermishandeling.nl/publicaties_en_producten/animatie-geweld-in-het-gezin-basispatronen
- Asen, E., & Morris, E. (2016). Making contact happen in chronic litigation cases – A mentalizing approach. Family Law, 46, 511-515.
- Asen, E., & Morris, E. (2020). High-conflict parenting post-separation – The making and breaking of Family Ties. Routledge.
- Augeo Foundation & Stichting Kinderpostzegels. (2020, 12 februari). Animatie Stress window of tolerance [Video]. YouTube. www.youtube.com/watch?v=U8gLstY6dYc
- Bagshaw, D., Brown, T., Wendt, S., Campbell, A., McInnes, E., Tinning, B., Batagol, B., Sifris, A., Tyson, D., Baker, J., & Fernandez Arias, P. (2011). The effect of family violence on post-separation parenting arrangements – The experiences and views of children and adults from families who separated post-1995 and post-2006. Family Matters, 86, 49-61.
- Bernet, W., Boch-Galhau, W. von, Baker, A.J.L., & Morrison, S.L. (2010). Parental alienation, DSM-V, and ICD-11. The American Journal of Family Therapy, 38(2), 76-187.
- Cottyn, L. (2013). De stem van het kind. Systeemtheoretisch Bulletin, 31, 285-311.
- Diehl, M., & Hay, E. L. (2010). Risk and resilience factors in coping with daily stress in adulthood – the role of age, self-concept incoherence, and personal control. Developmental Psychology, 46(5), 1132-1146.
- Elst, E. van der, & Lawick, M.J. van (2020). Net-Werken – Werken met belangrijke betrokkenen in de context van conflictscheidingen – een noodzaak. Systeemtheoretisch Bulletin, 38(2), 89-116.
- Elst, E. van der, Wierstra, J., Lawick, M.J. van, & Visser, M. (2019). Werkboek Kinderen uit de Knel – Voor ouders. SWP.
- Gardner, R.A. (1998). The parental alienation syndrome (2nd ed.). Creative therapeutics.
- Habekotté, F., & Reijmers, E. (2014). Narratief perspectief. In A. Savenije, M.J. van Lawick, & E. Reijmers, (red.), Handboek Systeemtherapie (pp. 309-325). De Tijdstroom.
- Hechtscheiden (z.d.). Welkom bij Hechtscheiden. https://hechtscheiden.com
- Johnston, J.R. (2005). Children of divorce who reject a parent and refuse visitation – Recent research and social policy implications for the alienated child. Family Law Quarterly, 38(4), 757-775.
- Lawick, J. van, Oenen, F.J. van, Visser, M., & Boschman, M. (2022). Drang en dwang in de behandeling van complexe scheiding. Systeemtherapie, 34(2), 60-76.
- Lawick, M.J. van, & Visser, M.M. (2019). Kinderen uit de Knel – Een interventie voor ouders, kinderen en hun netwerk verwikkeld in een conflictscheiding (Derde herziene druk). SWP.
- Linden, F. van der (2009). NCRV Dokument – Verloren band – De scheiding van mijn ouders [Documentaire]. NCRV.
- McAdams, D.P., Diamond, A., De St. Aubin, E., & Mansfield, E. (1997). Stories of commitment – The psychosocial construction of generative lives. Journal of Personality and Social Psychology, 72(3), 678-694.
- Olthof, J. (2012). Handboek narratieve psychotherapie. De Tijdstroom.
- Ruiter, C. de, Marzolla, M., & Ramakers, N. (2020). De conflictscheiding als complexe gezinsproblematiek. Pedagogiek, 40(2), 205-231.
- Ruiter, C. de, & Pol, B. van (2017). Mythen over conflictscheidingen – Een onderzoek naar de kennis van juridische en sociale professionals. Family & Law. doi: 10.5553/ FenR/.000032
- Showers, C.J., & Zeigler-Hill, V. (2007). Compartmentalization and integration – The evaluative organization of contextualized selves. Journal of Personality, 75(6), 1181-1204.
- Spruijt, E, & Kormos, H. (2014). Handboek scheiden en de kinderen – Voor de beroepskracht die met scheidingskinderen te maken heeft. Bohn Stafleu van Loghum.
- Stichting (H)erken Ouderverstoting. (2023). Beleidsplan. www.stichtinghovs.nl/destichting/beleidsplan.
- Turnell, A., & Essex, S. (2010). Naar één gezamenlijk verhaal ín woord en beeld. In Als er ‘niets aan de hand is – Een oplossingsgerichte methode bij ontkenning van kindermishandeling (pp. 92-124). Bohn Stafleu van Loghum.
- Visser, M., Finkenauer, C., Schoemaker, K., Kluwer, E., Rijken, R. van der, Lawick, J. van, Bom, H., Schipper, J.C. de, & Lamers-Winkelman, F. (2017). I’ll never forgive you – High conflict divorce, social network, and co-parenting conflicts. Journal of Child and Family Studies, 26(11), 3055-3066.
- Wachter, D. de (2019). De kunst van het ongelukkig zijn. Lannoo.
- Werkgroep CSMS. (2019). Het houdt niet op totdat je de slachtoffers beschermt. https://csmsgroep.wordpress.com.
- Whitcombe, S. (2017). Parental alienation or justifiable estrangement? Assessing a child ’s resistance to a parent in the UK. Seen and Heard, 27(3), 1-16.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0924-3631
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden