Bewegen tussen geweld, conflict & trauma – Essays
Samenvatting
Kris Decraemer (2022). Interactie-Academie. 330 pp. € 44,88
ISBN 9789464367829
Kris Decreamer werkt bijna dertig jaar als opleider, supervisor en therapeut in haar eigen cliëntpraktijk en is verbonden aan de Interactie-Academie te Antwerpen. Ze schreef een inspirerend en gelaagd boek bestaande uit een verzameling essays waarin zij je meeneemt in haar zoektocht naar verbinding met de mensen in haar spreekkamer die door (seksueel) geweld en/of conflicten getraumatiseerd zijn geraakt en voor wie de gangbare therapieën niet of onvoldoende hebben gewerkt.
Het boek bevat artikelen die Decraemer geschreven heeft in de periode van 1997 tot en met 2022 in het Systeemtheoretisch Bulletin, en een nieuw hoofdstuk.
De essays zetten aan tot breed kijken en onderstrepen het belang van taal, context, circulariteit en lichamelijkheid in het tot stand brengen van de verbinding. De essays nodigen uit tot ‘mee’ reflecteren over de cliënt – die zowel dader als slachtoffer kan zijn – en zijn of haar systeem, maar ook tot nadenken over de eigen rol en reacties als behandelaar.
Het is van belang te realiseren dat het boek geen richtlijn of protocol aanreikt voor de aanpak van complex trauma. Het vormt veeleer een pleidooi voor de moed die nodig is om te vertragen en kritisch na te denken over de meer dominante of vanzelfsprekende behandelmethoden. In de hoop dat men als behandelaar een eigen geluid behoudt in de zoektocht van de cliënt naar zijn of haar eigen stem.
In de introductie van het boek omschrijft Decraemer een van haar uitgangspunten die zij ‘passende hoop’ (reasonable hope) noemt, waarbij men vertrekt vanuit het idee dat zelfs in situaties waarin weinig mogelijk lijkt, ook daar de toekomst open, onzeker en beïnvloedbaar is. Deze schijnbare tegenspraak vraagt van de hulpverlener zowel de beperkingen als de mogelijkheden van de cliënt en zijn sociaalmaatschappelijke context te omarmen. ‘Passende hoop’ vraagt dan ook om een manier van doen of behandelen gericht op kleine doelen en stapjes, in combinatie met volharding, vertrouwen en toewijding.
‘Rigiditeit en gestolde verwerking hangen samen met het vastzitten van velen’ (p. 35), is de ervaring van Decraemer. Als de vertrouwde wereld is weggevallen, en tijdens het zoeken van cliënten naar een nieuw houvast, het gesprek langzaam maar zeker blijkt te zijn stil gevallen, hoe kan dan de verbinding worden hersteld?
In eerste instantie wordt daarmee de verbinding of werkrelatie tussen behandelaar en cliënt bedoeld, zodat zij samen op zoek kunnen gaan naar de mogelijkheden voor verandering. Deze gesprekken kunnen op hun beurt weer de springplank gaan vormen voor het herstellen van het contact met de familieleden of het netwerk.
Gangbare uitgangspunten zoals ‘waar een wil is, is een weg’ kunnen het gesprek bemoeilijken tussen slachtoffers en hun familie of netwerk. Decraemer geeft aan dat cliënten zich vaak ‘moeten’ verantwoorden, op zoek zijn naar het ‘waarom’, uitleg en/of logische verbanden. Het lijkt alsof slachtofferschap zonder reden niet kan bestaan binnen onze cultuur. De verwerking van het trauma lijkt een te individuele opdracht te zijn geworden en leidt niet zelden tot een eenzaam (her)beleven. Daarnaast bestaat soms te weinig oog voor de gevolgen van het trauma voor alle gezins- en familieleden of leden van het netwerk.
Bij de zoektocht naar mogelijkheden voor verandering is het vinden van een gemeenschappelijke taal van groot belang, een taal die kan helpen om de verbinding tussen behandelaar en cliënt te versterken. Woorden en taal die kunnen helpen bij het (her)vinden van de aansluiting bij het eigen netwerk of familie. Creatieve technieken zoals tekenen, kleien, opstellingen maken, kunnen helpen bij het spreken over trauma omdat ze vertragen en de emotionele afstand vergroten. Mooi ook hoe Decreamer, ondanks het gegeven dat traumaverhalen vast kunnen komen te zitten en (opnieuw) gereduceerd kunnen worden tot een groot, onveranderlijk probleemverhaal, blijft wijzen op het feit dat omgaan met trauma wezenlijk een sociaal gebeuren is.
Decraemer gaat uit van de gedachte dat een mens geen vaststaande persoonlijkheid uit één stuk is die alleen bepaald wordt door individuele eigenschappen, maar een sociale co-creatie die door invloeden van vele lagen en niveaus medebepaald en onderhouden wordt. En daar dus ook door kan worden veranderd. Cliënt en behandelaar reflecteren niet alleen over de relaties binnen de familie en het netwerk waarbinnen de problemen zich voordoen, maar ook over de relaties die er niet door zijn geraakt. In de traditie van het systemisch werken helpt de visualisatie van al deze invloeden in een systemische netwerktekening binnen een individuele setting, de reflectie te bevorderen, in de hoop dat reflectie leidt tot nieuwe perspectieven en openingen die ruimte kunnen creëren voor een alternatieve aanpak en omgang met de ontstane trauma’s of conflicten.
Decraemer vindt dat er te weinig aandacht is voor de gewone lichamelijke klachten en ze pleit er dan ook voor om het lichaam te zien als een eigen realiteit, waarvan de klachten meegenomen dienen te worden in het gesprek. Het lichaam heeft als het ware zijn eigen taal die verder gaat dan de beheersing van het lichaam zoals dat in het Westen centraal staat, bijvoorbeeld in de wens het lichaam vooral niet te voelen. Een taal die verder gaat dan de tegenstelling gezond versus ziek, en het is deze ‘eigen aardigheid’ of, zoals Decraemer aangeeft, het tussen(in) lichaam dat zij onderdeel van het gesprek maakt. Decraemer maakt onderscheid tussen voelen, denken en lichaamservaringen die een niet-lineaire en niet-eenduidige samenhang vertonen. En blijft daarmee uit de valkuil te snel het verband te leggen tussen het lichaam enerzijds en psychologische oorzaken en ziekte anderzijds.
Decraemer geeft een herkenbare analyse van het dwingende karakter van escalerende conflicten binnen families of netwerken, wat niet zelden leidt tot polarisering en demonisering. Daarbinnen ziet men elkaar niet meer als menselijk en verstarren en verharden de visies op elkaar als het ware meer en meer. Deze conflicten lijken over niets of over alles te gaan en komen niet zelden in de rechtbank terecht.
De vraag waarvoor de hulpverlener dan staat is de dynamiek van het elkaar willen overtuigen, om te buigen naar het willen luisteren naar elkaar. Het uitgangspunt hierbij is volgens Decraemer de introductie van de visie dat het verschil onoplosbaar is. Daarmee wordt de druk om af te stemmen weggenomen, en wordt recht gedaan aan het feit dat men van mening kan en mag verschillen. Die druk om af te stemmen kan een fors appel doen op hulpverleners: ‘Kunt u nog een afspraak inplannen voor de kerst? Anders ben ik bang dat het weer gaat escaleren!’
Een gezamenlijk gesprek voorbereiden door voorafgaand individuele gesprekken te voeren om deze visie te introduceren, kan helpen om de bereidheid te vergroten het gesprek werkelijk aan te gaan. Ook steunende anderen kunnen van invloed zijn om de opening te vergroten en zo meehelpen de dialoog op gang te brengen en weerstand te bieden aan het conflict. Het is van belang om die steunende anderen op te merken en binnen de behandeling een vorm te vinden waarbij zij betrokken blijven.
Werken met cliënten die gevangen zijn door een conflict dat bijvoorbeeld de transitie van kerngezin naar eenoudergezin of een nieuw samengesteld gezin blokkeert, vraagt van de hulpverlener een externaliserende houding en de introductie van ‘het conflict’. Door vragen te stellen als: ‘Hoe lang ben u al in de greep van “het conflict”?’ ‘Waarvan probeert het conflict u of anderen te overtuigen?’ ‘Dwingt het conflict u telkens opnieuw de argumenten te herhalen?’ ‘Om de strijd weer aan te gaan?’ ‘En deze te willen winnen?’
Binnen families en netwerken worden deze argumenten en verhalen herhaald of ondersteund. ‘Het conflict’ moet als het ware de pas afgesneden worden wanneer het weer de spreekkamer inkomt, of als het thuis ‘verleidelijk’ is er weer op in te gaan. Dit kan door de vraag te richten op de toekomst: waartoe zou weglopen uit het gesprek of stoppen met ‘het conflict’ kunnen leiden? Dit stilstaan bij de consequenties op langere en kortere termijn kan helpen zich bewust te worden van het feit dat er wel degelijk keuzemomenten zijn.
Het laatste deel van de bundel is gebaseerd op individuele gesprekken die Decraemer heeft gevoerd met daders en naastbetrokkenen van daders binnen een ambulante setting. Daders komen meestal binnen een gedwongen kader in aanraking met hulpverlening, maar sommigen komen vrijwillig. Meer dan ‘vroeger’ bestaat er nog een netwerk of is er familie om de cliënt heen waarop teruggevallen kan worden.
Decraemer merkt op dat het moeilijk is om uit het dilemma te blijven van enerzijds alleen de daad te zien en de persoon achter de daad als het ware uit het oog te verliezen, of anderzijds vooral de persoon en zijn context te zien waarbij de daad als het ware vergoelijkt lijkt te worden. Verhelderend is de manier waarop zij de maatschappelijke druk op controle en vermindering van recidiverisico enerzijds en het ontwikkelen van leedbesef en nemen van verantwoordelijkheid voor de daad anderzijds toelicht aan de hand van de theorieën van Foucault en Rorty.
Maatschappelijke druk leidt tot polarisaties van dader versus slachtoffer of goed versus slecht en tot onbegrip als daar nuanceringen in worden aangebracht of zelfs vergeving wordt geschonken.
Sommige preventieprojecten baseren zich op de veronderstelling dat slachtoffers hun ervaringen omzetten in daderschap en dat trauma’s overgeërfd worden van generatie op generatie. Het zoeken naar oorzaken en sluitende verklaringen, hoe begrijpelijk ook, brengt de illusie met zich mee van een veilige en voorspelbare wereld, waardoor er te weinig oog is voor de onverklaarbaarheid van geweld die zwaar kan wegen voor zowel daders als slachtoffers.
De beide laatste essays betreffen het moeizame stuk van reflectie, inleving en verandering aan de kant van de dader, maar ook binnen de forensische hulpverlening, waar men worstelt met inleving en vertrouwen geven.
Alhoewel systeemtherapie niet direct wordt gezien als the best practice voor individuele traumabehandeling, vormt het verbinden van het individuele beleven van het trauma, conflicten en geweld met de systemische context en de maatschappelijke en sociale betekenisgeving (systemische individuele traumaexposure, site) de basis van het boek. Het vormt dan ook een houvast voor hulpverleners die gemerkt hebben dat de meer gangbare vormen van therapie geen sluitend antwoord geven aan cliënten die hulp zoeken voor hardnekkige conflicten of trauma’s.
Als zodanig is het boek ook interessant voor individueel werkende (systeem)therapeuten of systemisch werkers die niet met complex trauma, geweld of conflicten werken. Enerzijds omdat de essays benadrukken hoe wezenlijk maar ook hoe moeizaam het (her)vinden van verbinding met de sociale context kan zijn, anderzijds omdat juist door die verbondenheid met en inbedding binnen sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen heel helder wordt dat we niet als individu de volledige verantwoordelijkheid op ons kunnen nemen voor trauma, geweld en conflict.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0924-3631
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden