Met een systemische lens complexiteiten ontwarren
Samenvatting
Het is niet de indrukwekkende portfolio van Kris Decraemer (1957) die me op de fiets naar de Interactie-Academie in Antwerpen, instituut voor systeemtheorie en systemische praktijk, doet springen om haar te interviewen: klinisch psycholoog en systeemtheoretisch psychotherapeut, actieonderzoeker KU Leuven, erkend supervisor en opleider van de BVRGS, erkend opleider bij de NVRG. Praktijklector criminologie KU Leuven. Familiaal bemiddelaar. Lid van het Belgisch Instituut Psychotrauma. Lezingen en workshops in binnen- en buitenland, trainer bij het Europese netwerk WWP (Work With Perpetrators). Wel hoe bevlogen ze haar thema’s bracht op het BVRGS-congres Trauma vanuit systemisch perspectief in 2022. Die thema’s worden goed samengevat door de titel van het boek waarin de Interactie-Academie haar belangrijkste artikelen en essays bundelde: Bewegen tussen geweld, conflict en trauma (Decraemer, 2022).
Ik veer spontaan recht als haar naam de revue passeert op een brainstorm voor deze rubriek. Als ik haar hoor spreken over systemische individuele traumaexposure (site) ben ik gebeten. De inhoud, heel zeker. En ook de rust die ze op dat podium uitstraalt, weloverwogen en overtuigd. Misschien is het haar getrainde tai-chi-energie die haar zo verankert: harmonie en innerlijk evenwicht. Ze overtuigt me in de plenaire lezing hoe een therapeut en counselor in een individuele setting op systemische wijze op trauma kan ingaan. Hoe men trauma in verbinding kan blijven zien: gecreëerd, mee in stand gehouden én veranderbaar doorheen vele tussenmenselijke processen. Ik hang aan haar lippen, en ze plant de kiem van zelfvertrouwen in mij dat ik als systeemtherapeut met complex hechtingstrauma kan werken. Ik ben gefascineerd: het klinkt logisch, haalbaar en werkbaar.
Wat verdoofd rol ik de dag van het interview uit een overspoelende hoogconflictsessie met heel wat ‘giftige gassen’ (Decraemers woorden later op de dag, over ingewikkelde therapeutische systeemgesprekken met intense emotionele velden). Van de Seefhoek, een transitiewijk waar alle grootstedelijke kwetsbaarheidsindicatoren roodgloeiend staan, fiets ik naar haar werkplek. De zuurstof onderweg langs het Stadspark doet deugd. Ik bel aan bij het imposante herenhuis in een voorname straat. Decraemer draagt één lange warme mouw op een zonnige lentedag. Zo belanden we meteen bij een van haar thema’s: het haperende lichaam. Dat van mij voelt vermoeid en stoffig door een verbouwing. Dat van Kris is hersteld van borstkanker, acht jaar geleden, het drukverband rond haar arm is nazorg.
De statige marmeren trap op, door de prachtige hoge ruimtes, een diepe groene stadslong in.
Daar staan, in de grote tuin, kleurrijke kuipstoelen, her en der, in zon en schaduw. We nestelen ons in twee ervan, onder groene vriendelijke reuzen. Schoppen onze schoenen uit, tenen in het gras. Op de dictafoon hoor ik later de vele vogels en de prettige stiltes die vallen. Geboeid vraagt ze zich mee af wat haar persoonlijke drijfveer was doorheen meer dan vier decennia systeemdenken.
Ze is merkbaar verrast met de vraag van het Tijdschrift. Diezelfde bescheidenheid doet haar twijfelen om een boek over haar traumaproject, hechtingstrauma, te schrijven. Zou het gelezen worden? Is er voldoende achterban? Is de versnippering van haar vele thema’s en gebieden te groot voor een solide leesdraagvlak? Al zou ze het niet alleen doen, dat boek schrijven. Decraemer doet weinig alleen, ze heeft niets met professionele eenzaamheid.
Ze doorwrocht meerdere thema’s de afgelopen decennia. Het zijn thema’s die haar als mens en als professional raken en fascineren, en die anderen misschien eerder zouden afstoten, zoals chronische burenconflicten waar mensen ziek van worden, slachtoffers die daders worden, het lichaam dat op onverklaarbare wijze pijn doet en ouder zijn van een vermoord kind.
Ze confronteren haar met het gegeven dat niet ieder het op dezelfde wijze getroffen heeft in het leven. En dat mensen op velerlei wijzen, soms ongewild en onvoorzien, in vastlopende en uiterst pijnlijke processen met elkaar kunnen verzeilen. Met een systemische lens die complexiteiten ontwarren en systemische werksporen en handvatten ontwikkelen, is haar manier om iets van inzicht en uitzicht te creëren, vanuit een aanname dat ook in gestolde processen terug iets van beweging en verandering kan komen. Door geregeld een nieuw thema uit te diepen ging ze in de breedte, kon ze theorie en praktijk elke keer opnieuw zorgvuldig doorweven. Een kader en handvatten uitwerken voor hulpverleners, zoals de systemische netwerktekening: een methodiek om de vele betrokkenen en perspectieven in een individuele setting te visualiseren.
Gezien haar pensioenleeftijd is ze gestopt als staflid van de Interactie-Academie. Ze werkt er nu verder als geassocieerd opleider en therapeut. Het werk is te boeiend om afscheid te nemen van bevlogen collega’s in een toonaangevend huis. Als staflid af, heeft ze meer tijd en ruimte om het thema hechtingstrauma grondig systemisch uit te werken. Creatief ontwikkelen was en is haar drijfveer, liefst met gelijkgestemden, in samenspraak en tegenspraak. Vaak met een neerslag in het Systeemtheoretisch Bulletin (het tijdschrift voor systeemtheoretische praktijk van de Interactie-Academie).
We leggen een datum vast voor ons gesprek in mei. Haar moeder overlijdt, ze is zevenennegentig. Verwacht onverwacht. Of omgekeerd. First things first: de uitvaart regelen. We zoeken en vinden een nieuwe datum in juni. Ze onderbreekt gezien het overlijden ook een tweedaagse workshop rond experiëntieel lichaamswerk. Af en toe verkent ze lichaamsgerichte invalshoeken, ook al vertrekken die niet van een systemisch paradigma. In traumawerk dien je immers ook in te zoomen op de lichaamskant die heel complex mee vibreert en mee ageert binnen indringende en kwetsende gezinspatronen. Die kruisbestuiving tussen het lijfelijke ervaren en het therapeutisch verbale spreekt haar erg aan. De workshop betekent ook een herbronning en tegenwicht tegen de ‘cerebrale metareflectie’ en de intensieve therapieprocessen.
Ze schreef een afscheidstekst voor de uitvaart van haar moeder in Brugge. Ze mailt me dat het onwennig voelt die aan mij te laten lezen en dat ze hoopt dat ik een lijn krijg in de ratatouille van verhalen.
Ze schrijft over haar moeder: ‘Veel taal om te spreken over geraaktheden, over wat de dingen met je doen, was er niet.’ Terwijl Decraemer daar net erg goed in is, taal geven aan geraaktheden. Lees even deze mooie, bijna poëtische paragraaf uit De duistere kant van daderschap (2006, p. 10) mee, en zo zijn er talloze:
‘In een therapeutische context vereist het minutieus werk om die verdichte verhalen te verdunnen, te temporiseren, verteerbaarder en overzichtelijker te krijgen. En, om de wereld niet te laten ophouden bij de verlangens, gevoelens en bedoelingen van de dader en bijhorende vlakke beelden over de werkelijkheid en de ander. Hoe kan in een “kartonnen bord beeld” van de werkelijkheid terug leven en reliëf komen en kunnen concrete mensen van vlees en bloed opduiken? Hoe kan ook in oppervlakkige en banale verhalen van een dader meer schakering en verdieping komen?’
In de uitvaarttekst lees ik hoe haar moeder, wandelend op de zeedijk van Blankenberge, haar vader tegenkomt. Hij staat juist op het punt naar Congo te vertrekken om daar als germanist les te geven. Ze verloven zich snel en ze volgt hem later naar Afrika.
Decraemer vertelt over haar geboorteland Congo, de brousse, de missieposten, de tantes (de ongetrouwde zussen van haar moeder). Hoe de onrusten ervoor zorgen dat ze als vierjarige kleuter in 1961 naar Blankenberge vertrekt met haar moeder en broers en zussen. Het is een levensbreuk voor haar ouders: de aanpassing aan België is groot en abrupt. Ze beschrijft haar herinnering aan ‘de eerste sneeuw’. Hoe die oprechte verwondering haar in Vlaanderen anders dan de andere kinderen maakt. Haar vader heeft de ziekte van Crohn (een chronische ontstekingsziekte van de darm). Dat geeft affiniteit met pijn en haperende lichamen. Hij verblijft vaak in het ziekenhuis, is vaak ziek. Belastend in een gezin met zes kinderen. Ook in de grotere familie zijn er familieleden die op (pijn)-grenzen van eigenwijze lichamen botsen.
Na haar studie psychologie blijft ze in Leuven plakken en legt een ongewoon parcours af als psycholoog. Een carrière in de psychiatrie wordt het niet, de weerzin voor institutionalisering is al groot. Ze start in de jaren tachtig als psycholoog in een Centrum Algemeen Welzijnswerk. Later, gepokt en gemazeld, gepekeld zelfs, door dat eerstelijnswerk, start ze in het therapeutische veld. Twee keer atypisch en een buitenbeentje.
De ontankerde en ontwrichte mensen die ze begeleidt, hebben meer baat bij een hulpverlener die mee een weg baant doorheen administratieve kluwens en lastige aanvaringen met instanties. In opleiding tot gestaltpsycholoog (1983-1986, Opleidingsinstituut voor Gestalttherapie, België) zoekt ze haar weg: ‘Ik probeerde de methodieken uit, uiteraard. Ik liet onze thuisloze mannen op hun bed in het opvanghuis op imaginaire wolken liggen en pijn uitademen. Absurd grappig, ja, ik weet het, dat vonden de mannen ook: “Zeg, die Decraemer is helemaal zot geworden”.’
Ze maakt wat omzwervingen langsheen nlp en pesso-psychotherapie. Boeiend en dynamisch. Maar Decraemer mist in die benaderingen de tijdsgeest, maatschappelijke tendensen, structurele sociale ongelijkheid en economische omstandigheden. Die beïnvloeden ons óók. Als eerstelijnswerker weet je dat als geen ander, zijn die macro-beïnvloedingen een doorleefd en vaak tandenknarsend, tenenkrommend gegeven. Wanneer ze via Annie Mattheeuws in een zesdaagse introductiecursus kennismaakt met een rigoureus systemische blik, is ze verkocht en voelt het als een thuiskomen om nooit meer te vertrekken. Mattheeuws was professioneel beslagen, rijk belezen en met een groot invoelingsvermogen. ‘Zalig hoe Mattheeuws met haar geniale denkkracht en visie de dingen zo ver opentrok. Mijn sociologische kant herademde. Ik leefde op door die cultuurclash met de gestalt.’ Ze volgt de toen nog driejarige opleiding algemene systeemtheorie. De systemische kijk biedt haar een tegenwicht aan de individualiserende perspectieven op menselijke ontreddering en mogelijkheden. Decraemer profileert zichzelf vandaaruit ook als een systemisch psychotherapeut eerder dan een gezinstherapeut. Gezinsrelaties doen ertoe gezien ze belangrijk zijn in het leven van cliënten. En toch zijn gezins- en familierelaties niet de enige beïnvloeders in het leven van mensen. Ook talloze andere verbindingen, zoals met vrienden, collega’s, netwerkleden, instanties en de samenleving, co-creëren en onderhouden en veranderen de tussenmenselijke moeilijkheden en problemen.
Haar eerste professionele jaren doet ze pionierswerk in het militante Jongeren Advies Centrum (JAC) in Leuven. Het JAC zet niet alleen in op hulpverlening maar ook op vormingswerk en maatschappijkritische sociale actie. Denk aan betogingen, tegendraadsheid, een progressieve stem laten klinken in het abortusdebat, rechten van minderjarigen en loonnivellering. Een goeie boîte om te groeien als jonge hulpverlener, er was alle ruimte voor creativiteit. De twee katholieke tantes, de ongetrouwde zussen van haar moeder, keken mee met argusogen en vonden Kris’ bezigheden en ontwikkeling verontrustend.
Ze blijft lang genoeg hangen in dat eerstelijnswerk om doordrongen te zijn van de agressie van het individuele schuldmodel en hoe die mensenlevens pijnlijk beïnvloedt: Oikonde in Leuven (de integratie van thuislozen en crisisopvang van daklozen), een doorstromingshuis voor adolescente meisjes, Justitieel Welzijnswerk. Ze schreef, samen met haar collega en met ouders van vermoorde kinderen, een boek met beleidsaanbevelingen voor politie, onderzoeksrechters en justitie. Het verlangen therapeutisch te werken is ook groot en blijft trekken. Ze gaat halftijds aan de slag als psychotherapeut in een huisartsenpraktijk in Meise, waar veel aandacht is voor het lichaam en voor somatisch onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten.
Ze neemt in die periode veel op haar schouders, te veel. Als ze er letterlijk en figuurlijk duizelig van wordt na een vorming aan de kust, doet haar lichaam haar de balans opmaken. Ze droomt van één job om alles te integreren en met gelijkgestemden te kunnen werken en nadenken. De Interactie-Academie plaatst de vacature die haar op het lijf is geschreven.
Ze wordt staflid in 1993. Ze ervaart dat nog steeds als een geschenk: een unieke systemische denktank, samen kritisch reflecteren met evenwaardige sparringpartners. Nieuwe praktijken in de steigers te zetten.
‘Cliëntwerk is ontzettend belangrijk voor mij, om te pakken te krijgen wat er speelt, om de dingen methodisch scherp te krijgen, te ordenen in thema’s en om te zetten in trainingswerk. Liefst mét het weerwerk van collega’s. Collega-systeemtherapeut Lieve Cottyn bijvoorbeeld, die mij met haar stevige visie op solo-ouderschap uitdaagde om als familiaal bemiddelaar te onderzoeken hoe je ook kan spreken met beide ouders in de kamer. Ik sprokkel als praktijkgebaseerd onderzoeker materiaal in de spreekkamer. Ook voor mijn traumaproject dompel ik me onder in de casussen, ik probeer uit. Ik beluister cliënten die lang blootgesteld zijn aan ernstig gezinsgeweld en emotionele verwaarlozing, met veel schade, pijn en lijden tot gevolg. Het uitdiepen van de vele onderwerpen komt goed van pas in het werken met cliënten die indringende rotzooi opliepen in het leven.
Ik schrijf veel impressies, geraaktheden, indrukken en reflecties van me af. Ik orden ze op mijn computer en dan start vaak al iets van een systemische metareflectie, nieuwe hypotheses. Doorheen de jaren heb ik een systemische traumaexposure-werkwijze ontwikkeld die ik nog dagelijks aan het verdiepen en verfijnen ben, in samenspraak met cliënten en de vele hulpverleners met wie ik dit werk in duo doe. Ik lees nieuwe artikelen, kritische reflecties, bijvoorbeeld over de polyvagaaltheorie. Ik lees over de systemische traumazoektochten binnen het systemische veld én ook over de vele dominante en niet-systemische visies op trauma. Dan graaf ik me in, doe ik opzoekingswerk. En soms ben ik ook gewoon doodmoe en dan kruip ik in bed.’
Als ik haar vraag wat ze jonge collega’s gunt, is het net dat: meerstemmigheid en meerlagigheid in een team. Kunnen worstelen en dan ook terecht kunnen bij collega’s die mee dragen en verdragen. Met uitdaging om te vernieuwen en te herdenken. Ervaringen opdoen in gevarieerde contexten die niet overgeprotocolleerd zijn, waar ruimte is om te zoeken en te experimenteren. Dat geeft een vruchtbare voedingsbodem om je breed te ontwikkelen. En een tegengif tegen de beladen verhalen van mensen. Voor haar is dat muziek. Want er is ook het lichaam dat niet hapert: zingen in bezielde folktrio’s, en ook mountainbiken in de velden. Met de motor rondzwerven met haar partner, liefst in afgelegen gebieden. Hiketochten door de natuur, van Kirgizië tot Nepal.
‘Het is een groots voorrecht om al die verhalen in hun context te beluisteren, het leven te kennen. Wat een rijkdom, zo’n bevoorrechte getuige te zijn van miljoenen variaties in hoe het leven kan geleefd worden. Ik kan mij een leven zonder niet meer voorstellen. Een familielid vroeg zich onlangs luidop en wat bozig af, naar aanleiding van een familiefrictie, of ze zich dan écht moet inleven in de ander en diens context, om anders in contact te kunnen gaan. Ik was stomverbaasd. Voor ons is dat een evidentie. Ik vergeet dat weleens. Dat het systeemdenken me als mens wezenlijk gevormd en verrijkt heeft.’
Ik kijk alleszins uit naar haar boek over complex hechtingstrauma. Ondertussen kan ik alvast haar laatste artikel over meervoudig trauma in hechtingsrelaties lezen (Decraemer, 2023). Die kiem van zelfvertrouwen cultiveren.
Literatuur
- Decraemer, K. (2006). De duistere kant van daderschap – over inleving en verandering. Systeemtherapeutisch Bulletin, 24(1), 5-26.
- Decraemer, K. (2022). Bewegen tussen geweld, conflict en trauma. Uitgeverij Interactie-Academie.
- Decraemer, K. (2023). Meervoudig trauma in gezinsrelaties – een systemische exposure behandeling. Systeemtherapeutisch Bulletin, 41(1), 5-30.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0924-3631
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden