Intergenerational couple therapy
Samenvatting
Maurizio Andolfi & Anna Mascellani (2021). Accademia press. 230 pp., € 37,00
ISBN 9791220091473
Maurizio Andolfi is vooral bekend als gezinstherapeut, en zoals de titel van het boek al doet vermoeden, maakt voor hem partnerrelatietherapie inherent deel uit van de gezinstherapie. Partnerrelatietherapie lijkt steeds meer toegankelijk te zijn in onze huidige maatschappij, maar dit boek doet ons nog maar eens realiseren dat relatietherapie een recent fenomeen is. Er werd tot 1970 niet over partnerrelatietherapie gesproken. De vuile was werd niet buiten gehangen. Elk paar moest het maar doen met elkaar. Pas toen in 1974 scheiding gelegaliseerd werd, kon men in Italië formeel met relatietherapie aan de slag gaan.
Het boek introduceert de lezer in de wereld van de intergenerationele partnerrelatietherapie met de uitdagende stelling: there is no such thing as couple therapy. Het is een uitspraak van Mara Selvini Palazzoli en Jay Haley op de internationale conferentie van Florence in 1978. Deze zinsnede gidst Andolfi doorheen zijn klinisch werk in zijn volledige (bijna veertigjarige) carrière. Hij brengt deze stellingname ook stevig en expliciet centraal naar de lezer toe. Een historische fout in systemische partnerrelatietherapie is dat het werkveld een scheiding maakt tussen fenomenen die verband houden met familie, en fenomenen die verband houden met paren. Het partnerpaar is voor de auteur een subset van het gezin en de problemen van het partnerpaar moeten in een familiecontext bekeken worden. Het subsysteem van het partnerpaar beschouwt hij zelfs als de belangrijkste as van de gehele familie. Het Intergenerationele Partnerrelatietherapiemodel is erop gericht om de ontwikkeling van de familiegeschiedenis bij elke partner te verkennen, zodat de partners elkaar beter kunnen begrijpen.
In de eerste twee hoofdstukken maken Andolfi en Mascellani een bondige analyse van de verschillende benaderingen voor partnerrelatietherapie. Hierbij is er veel aandacht voor het gezinsontwikkelingsmodel van Carter en McGoldrick (1988), dat uiteraard Andolfi’s eigen model heeft bevrucht. In hoofdstuk 3 wordt duidelijk dat de intergenerationele bril al bij aanvang van de partnerrelatietherapie aanwezig is. Het moedigt de lezer aan om een multidimensionele evaluatie te maken van elke partnerrelatie die in therapie komt. Bij aanvang van relatietherapie legt Andolfi de focus op een exploratie van alle intergenerationele thema’s, sociale bronnen en interne bronnen die het paar heeft. Bij deze intergenerationele evaluatie onderzoekt Andolfi de mate van zelfdifferentiatie die elke partner heeft bereikt ten aanzien van hun eigen gezin van herkomst. Andolfi en Mascellani beschrijven vijf soorten partnerrelaties die kunnen ontstaan op het continuüm van zelfdifferentiatie. De opdeling in vijf soorten partnerrelaties biedt enigszins houvast, maar voelt ergens ook determinerend aan. Andolfi motiveert de relatietherapeut vervolgens om ‘de derde in de partnerrelatie’ mee uit te nodigen. De diverse vormen van triangulatie of ‘de derde in een partnerrelatie’ komen aan bod: werk, affaires, relaties met de kinderen enzovoort. Hij brengt al deze ‘derden’ onder de aandacht, omdat ze belangrijke krachtbronnen kunnen zijn in een tweepersoonsrelatie.
In de volgende hoofdstukken nemen Andolfi en Mascellani ons mee in het therapeutisch vervolgtraject van de intergenerationele partnerrelatietherapie. Deze hoofdstukken boeien mij het meest. De auteurs zijn gul met hun casuïstiek en lichten elk stukje theorie toe met een uitgebreide casus uit eigen praktijk.
De rode draad binnen het therapeutisch proces van het intergenerationele model van Andolfi is de constante aandacht van de therapeut voor de symbolische aanwezigheid van het gezin van herkomst in de therapeutische setting, van het moment van aanmelding tot aan de afronding van de therapie. Door de ontwikkelingsgeschiedenis van elke partner in kaart te brengen, belicht de auteur de diagnostische en therapeutische waarde van werken met een genogram. Het stellen van intergenerationele vragen genereert beweging. Het maken van temporele sprongen en spelen met tijd helpt gebeurtenissen uit het verleden met huidige en toekomstige relaties te verbinden. Zo kan de vraag relevant zijn hoe de cliënt zich voelde in het huis waarin hij opgroeide, of daar veel ontwikkelingsruimte was, wie daar het centrum van het huishouden was. Daarna worden dezelfde vragen herhaald in de huidige relatie. Ook het gebruik van de alsof-vragen, metaforen, symbolische objecten en creatieve technieken komen aan bod.
In de initiële fase van de therapie maken dergelijke technieken voor elke partner duidelijk welke persoonlijke beperkingen elk van beiden voor zichzelf ervaren heeft in hun natuurlijke en autonome ontwikkeling, ten opzichte van de ontwikkelingsreis van het paar in het heden.
In de middelste fase van de therapie maakt Andolfi de overgang van een symbolische naar een fysieke aanwezigheid van het gezin van herkomst. De aanwezigheid van het gezin van herkomst beschouwen de auteurs als een grote bron van rijkdom. Deze intergenerationele wijze van werken stelt de therapeut in staat om het verleden samen door te reizen en vaste waarheden om te draaien en nieuwe perspectieven toe te voegen. Bij een dergelijke uitnodiging is het nodig om in nauw overleg met de partners zorgvuldig te overwegen wanneer deze plaatsvindt, wie wordt uitgenodigd, in welke rol ze aanwezig zijn en wat het doel van de uitnodiging is.
Ook de kinderen ziet Andolfi als belangrijke consultanten voor de relatietherapie. De auteur tackelt hiermee het cultureel en professioneel stereotiepe beeld van kinderen als blind, doof en afstandelijk tegenover de problemen van hun ouders. De auteurs hebben daarbij uiteraard wel oog voor de timing en de leeftijd van het kind. De lezer krijgt een aantal technieken aangereikt die speelsheid en creativiteit aanmoedigen. Voor paren die geen kinderen hebben kan de ingang van een imaginair kind vruchtbaar zijn, als potentiële getuige van de partnerrelatie. Ook als kinderen initieel worden aangemeld als het probleem, is er vaak sprake van gecamoufleerde partnerrelatietherapie. De aanwezigheid van de kinderen beschouwen de auteurs als een bijzondere kans, een geprivilegieerde relationele brug om het gezin en het paar beter te leren kennen.
De we-ness in het koppel versterken of heropbouwen is voor de auteur het meest gunstige resultaat van de partnerrelatietherapie. De we-ness gaat over de identiteit van het paar, die zich doorheen de emotionele band van het paar vormt. Het gaat ook om hun gevoel van wederzijds vertrouwen. Als er meer we-ness komt, kan het paar een nieuwe manier van samenzijn vinden met erkenning voor de andere persoon in zijn volledige gedifferentieerde entiteit.
Dit boek brengt de tijd over generaties heen binnen en verbreedt opnieuw het denken over relatietherapie, terwijl recente modellen vooral verdiepen. Deze publicatie brengt het eerdere werk van Andolfi samenvattend in beeld en biedt tegelijk een handig overzicht om met het Intergenerationele Partnerrelatietherapiemodel aan de slag te gaan.
Literatuur
- Carter, B., & McGoldrick, M. (Eds.). (1988). The changing family life cycle – A framework for family therapy (2nd ed.). Gardner Press.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0924-3631
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden