MENU
  • Home
  • Actueel
    • Nieuws
  • Inhoud
    • Laatste nummer
    • Archief
    • Rubrieken
    • Artikelen
    • De Praktijk
    • Onderzoek gesignaleerd
    • Reflecties
    • Discussie
    • Professie en Persoon
    • Congressen
    • Boeken (en zo)
  • Auteurs
    • Overzicht auteurs
    • Auteursrichtlijnen
    • Artikel indienen
    • Gebruik van artikelen
  • Abonnementen
    • Abonnement aanvragen
    • Proefabonnement
    • Voorwaarden en wijzigingen
  • Over Systeemtherapie
    • Redactie
    • Adverteren
    • Open Access
    • Links
    • Contact
Inloggen
Inhoud
Inhoudsopgave jaargang 36 (2024) / nummer 3
PDF  

Huiselijk geweld en de onderliggende gezinsdynamiek

Margreet Visser, Caroline Jonkman, Valerie Fictorie
9 september 2025

Nederlands English

Samenvatting

Dit is het eerste van twee artikelen over ingrijpende gebeurtenissen in de kindertijd. We beschrijven wat huiselijk geweld is, wat het betekent om het mee te maken en welke gevolgen het heeft voor kinderen, ouders en de gezinsrelaties. Vervolgens gaan we in op onderliggende processen, theorieën en verklaringen die antwoord geven op de vraag waarom ruzies uitmonden in huiselijk geweld en die tegelijkertijd richting geven aan interventies om het veilig te maken in gezinnen. We illustreren dit met casuïstiek en met individuele en systemische aandachtspunten in de behandeling. In het tweede nog te publiceren artikel zullen we beschrijven hoe we deze aandachtspunten integreren in interventies aan de hand van best practices en casuïstiek, met als doel dat de gezinsrelaties weer veiligheid bieden aan alle gezinsleden.

Summary

This is the first of two articles on drastic events in childhood. The authors describe what domestic violence is, what it means to experience it and how it affects children, parents, and family relationships. Next, they explore the underlying processes, and theories and explanations that provide answers to the question why quarrels result in domestic violence, and simultaneously give direction to interventions aimed at improving security in families. They illustrate this exploration with case histories and with individual and systemic focal points during treatment. In the second article, yet to be published, they will describe how they have integrated these focal points in interventions using best practices and case histories, in order to restore safe and secure family relationships for all family members.

Bijna de helft van de volwassenen in Europa (Bellis et al., 2019) heeft ten minste één ernstig negatieve ervaring in de kindertijd meegemaakt. Het gaat bijvoorbeeld om het meemaken van kindermishandeling, verlies van een ouder of financiële problemen in het gezin. In alle landen van Europa is de prevalentie voor jongeren onder achttien jaar voor lichamelijke en emotionele mishandeling hetzelfde, namelijk respectievelijk 22,9 procent en 29,1 procent (Sethi & Peshevska, 2014). Als we inzoomen op de prevalentie van huiselijk geweld in Nederland, dan wijst onderzoek uit dat ten minste zes procent van de jongeren geweld in het gezin heeft meegemaakt in de afgelopen vijf jaar (Eijkern et al., 2018). Het gaat meestal niet om exclusieve, maar om gecombineerde gebeurtenissen van geweld in het gezin. Zo zien we dat verschillende vormen van kindermishandeling vaak samengaan en dat de helft van de jongeren die slachtoffer is van kindermishandeling ook is blootgesteld aan geweld tussen ouders (Alink et al., 2018).

Ernstig negatieve en traumatische ervaringen als kind

Kinderen maken regelmatig nare gebeurtenissen mee, maar lang niet al deze gebeurtenissen kunnen ernstig negatief of traumatisch worden genoemd. Volgens de DSM-5-TR (APA, 2022) kan pas van een traumatische gebeurtenis worden gesproken wanneer er sprake is van blootstelling aan een feitelijke of dreigende dood, ernstige verwonding of seksueel geweld. Er zijn echter gebeurtenissen in de kindertijd die niet aan het criterium van ‘blootstelling aan feitelijke of dreigende dood’ voldoen, maar die wel een nadelig effect op slachtoffers hebben op korte en lange termijn. Daarom wordt in het geval van ernstig negatieve ervaringen in de kindertijd ook vaker verwezen naar het begrip Adverse Childhood Experiences (ACEs). ACEs verwijzen naar ervaringen van mishandeling (lichamelijk, emotioneel, seksueel), verwaarlozing (emotioneel, fysiek), getuige zijn van geweld tussen partners, opgroeien in een gezin met een probleemdrinker, alcoholist of drugsgebruiker, samenleven met een psychiatrisch ziek of suïcidaal gezinslid of het meemaken van detentie van een gezinslid (Felitti et al., 1998).

Studies naar meegemaakte ACEs laten zien dat huiselijk geweld het meeste wordt gerapporteerd als negatieve ervaring in de kindertijd. De definitie van huiselijk geweld is vastgelegd in de Wet publieke gezondheid (Overheid.nl, z.d.c) en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Overheid.nl, z.d.b): ‘Lichamelijk, geestelijk of seksueel geweld of bedreiging daarmee door iemand uit de huiselijke kring; huiselijke kring: een familielid, een huisgenoot of een mantelzorger.’

De meest voorkomende vormen van huiselijk geweld zijn kindermishandeling en partnergeweld. De definitie van kindermishandeling is vastgelegd in de Jeugdwet (Overheid.nl, z.d.a):

‘Elke vorm van voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel.’

Zoals de definitie laat zien zijn er verschillende vormen van kindermishandeling. Het kan gaan om passieve vormen (met name verwaarlozing) en actieve vormen (met name mishandeling), die van fysieke, emotionele en/of seksuele aard kunnen zijn. Er is een duidelijke samenhang tussen kindermishandeling en partnergeweld (Steketee et al., 2020).

Partnergeweld wordt op de website van het ministerie van VWS (z.d.) gedefinieerd als: ‘(Ex-)partnergeweld is iedere vorm van geweld tussen partners of ex-partners. Ook een (constante) geweldsdreiging wordt beschouwd als (ex-)partnergeweld. Hierbij gaat het om alle vormen van geweld; fysiek, emotioneel/psychisch, seksueel, financieel of online, en om stalking.’

De gevolgen van ernstig negatieve ervaringen als kind

Vrijwel alle kinderen laten een vorm van stress zien direct na het meemaken van een traumatische dan wel ernstig negatieve ervaring. Deze stress is vaak van korte duur en herstelt zonder hulpverlening (APA, 2022). Er zijn echter ook veel slachtoffers bij wie klachten niet vanzelf herstellen. De kans dat hulpverlening nodig is, wordt groter naarmate kinderen meer ernstige negatieve ervaringen hebben meegemaakt en/of deze langer hebben geduurd (Hughes & Huth-Bocks, 2007). Naast het aantal en de duur van de ervaringen, is ook het soort ervaring belangrijk voor de gevolgen ervan. Zo weten we dat het meemaken van huiselijk geweld een groot risico op complexe en persistente problematiek met zich meebrengt (De Venter et al., 2013). Huiselijk geweld heeft impact op het gehele gezin. Zowel kind(eren) als ouders ondervinden directe gevolgen van het ervaren huiselijk geweld, zoals posttraumatische-stressklachten. Daarnaast heeft het huiselijk geweld indirect effect op de kinderen doordat het huiselijk geweld het ouderschap en de relatie tussen ouder en kind negatief beïnvloedt.

Directe effecten van huiselijk geweld

Wanneer huiselijk geweld frequent voorkomt en langdurig is, kunnen er maladaptieve ontwikkelingspatronen ontstaan bij kinderen. Volgens de emotionele-veiligheidstheorie (Davies & Cummings, 1994) zullen kinderen er alles aan doen om een gevoel van emotionele en fysieke veiligheid binnen het gezin te behouden of te herstellen. Deze strategieën zijn doorgaans op korte termijn in het gezin effectief, maar op lange termijn en in andere situaties dan in het gezin vaak niet. Directe effecten kunnen zichtbaar zijn, maar dat hoeft niet. Kinderen reageren altijd met gevoelens, gedachten en gedrag en met lichamelijke stressreacties op de ruzies en het geweld in hun gezin (Rhoades, 2008), om zo de emotionele en/of fysieke veiligheid te vergroten.

Lisa en Vera zijn twee vriendinnetjes die samen aan het spelen zijn. Bij Lisa thuis is er vaak sprake van geweld tussen haar ouders, bij Vera niet. Wanneer ze in de tuin aan het spelen zijn, horen ze plots een hard gerinkel van brekend glas. Lisa duikt weg achter een stoel (gedrag), zij gaat ervan uit dat er iemand boos is (gedachten) en is bang (gevoelens). Vera aan de andere kant speelt rustig verder (gedrag), ze gaat ervan uit dat de kat weer eens een glas van tafel heeft gegooid (gedachten) en maakt zich daar niet druk om (gevoelens).

Hoewel deze aanpassingen in gevoelens, gedachten en gedrag misschien de veiligheid binnen het gezin vergroten, worden deze adaptaties uiteindelijk ook de blauwdruk waarmee kinderen de wijdere sociale context in gaan. Waar het misschien handig lijkt binnen het onveilige gezin om extra alert te zijn op gevaar of om sociale interacties snel als gevaarlijk te interpreteren, is het lastig om vriendjes te maken wanneer je continu ‘op zoek’ bent naar dreiging of gevaar in sociale relaties.

Bram springt er altijd direct tussen wanneer zijn ouders ruzie maken. Op korte termijn werkt dit, want Bram is inmiddels zo groot dat hij denkt dat hij kan voorkomen dat vader moeder slaat. Echter, het gebeurt steeds vaker dat de school van Bram belt, omdat Bram weer eens betrokken is geweest bij een vechtpartij. Op school keert de overlevingsstrategie zich tegen hem. Bram heeft het gevoel direct in te moeten grijpen wanneer er ruzie is tussen klasgenootjes, omdat hij nooit geleerd heeft dat mensen van mening kunnen verschillen, ruzie maken en dat vervolgens de ruzie uitgesproken kan worden, de spanning weer daalt en de relatie wordt hersteld.

Getuige of slachtoffer zijn van geweld kan ook tot traumagerelateerde klachten leiden. Eén op de drie kinderen die blootgesteld zijn aan huiselijk geweld ontwikkelt posttraumatische-stressklachten (PTS-klachten), angstklachten en/of depressieve symptomen (Janssen et al., 2019). Wanneer kinderen PTS-klachten krijgen, hebben zij bijvoorbeeld herbelevingen (nachtmerries of flashbacks) of vermijden zij plaatsen of situaties die weer doen denken aan het meegemaakte geweld. Kinderen kunnen last krijgen van een hoge lichamelijke spanning (slechte concentratie, slecht slapen, snel schrikken en snel geïrriteerd reageren) en er zijn negatieve veranderingen in hoe ze zich voelen en/of denken. De gevolgen van huiselijk geweld gaan echter vaak verder dan PTS-klachten (Jonkman, 2015). Meta-analytische data laten zien dat huiselijk geweld ook samenhangt met internaliserende en externaliserende problemen (Evans et al., 2008) en dat het getuige of slachtoffer zijn van huiselijk geweld van invloed is op het gevoel, de gedachten en het gedrag van de kinderen, evenals op hun sociale ontwikkeling (Davies et al., 2006). Kortom, de nadelige impact van huiselijk geweld op kinderen beperkt zich niet tot PTS-klachten, maar strekt zich ook uit tot verhoging van de kans op (andere) emotionele, cognitieve, psychosociale en/of gedragsproblemen.

Indirecte effecten van huiselijk geweld

Als gevolg van huiselijk geweld kunnen de ouders soortgelijke psychische klachten ontwikkelen en deze klachten beïnvloeden het ouderschap en de kwaliteit van de relatie tussen ouder en kind negatief. Dit maakt dat huiselijk geweld ook een indirect effect heeft op kinderen – via een cross-over- en een spillovereffect (Westman, 2001). Bij het cross-over-effect wordt – in het geval van huiselijk geweld – stress van de ouder overgedragen op het kind. Moeder is zichtbaar verdrietig door de ruzies met vader, waardoor het kind zich ook verdrietig gaat voelen. Andersom gebeurt hetzelfde: wanneer moeder ziet dat het kind angstig is door al het geweld, ervaart moeder ook meer negatieve gevoelens. Het cross-overeffect lijkt dus een wederkerig effect tussen naasten te zijn, waarbij een vicieuze cirkel ontstaat tussen klachten van de ouder en klachten van het kind. Het spillovereffect heeft betrekking op de invloed van klachten binnen een individu die doorsijpelen naar andere levensgebieden van hetzelfde individu. In het geval van huiselijk geweld beschrijft het spillovereffect hoe de stress die moeder ervaart door het geweld onder andere doorsijpelt in de opvoeding. Hierin lijkt met name ouderlijke beschikbaarheid een rol te spelen (Visser, Schoenmaker et al., 2016). Moeder wordt zo opgeslokt door de stress in de relatie met vader, dat zij niet in staat is om te zien of te reageren op wat haar kind nodig heeft. Als gevolg van deze problemen rondom de opvoeding, verslechtert volgens de eerdergenoemde emotionele-veiligheidstheorie de kwaliteit van de relatie tussen moeder en kind. Het kind voelt zich minder beschermd door de ouder én het kind gaat zich steeds minder veilig en vertrouwd voelen binnen de relatie met moeder en het gezin. Met name bij ouders die zelf getraumatiseerd zijn is er een risico dat het geweld een negatieve invloed heeft op het ouderschap (Levendosky & Graham-Bermann, 2000).

Empirische gegevens onderstrepen deze indirecte effecten. Zo hangt huiselijk geweld samen met hogere niveaus van opvoedstress (Hughes & Huth-Bocks, 2007; Huth-Bocks & Hughes, 2008; Wieland & Baker, 2010) en tegelijkertijd zien we in gezinnen waarin huiselijk geweld speelt, minder ouderlijke steun en emotionele beschikbaarheid (Sturge-Apple et al., 2008; Visser, Overbeek et al., 2016), meer negatief opvoedgedrag (Osofsky, 2003), instabiele gezinsrelaties (Visser, Schoemaker et al., 2016) en meer gevoelens van emotionele en fysieke onveiligheid (Cummings & Davies, 2010; Lamers-Winkelman et al., 2012). Het komt ook voor dat kinderen geparentificeerd raken, een proces waarbij de rollen binnen de ouder- kindrelatie verschuiven. Het geparentificeerde kind neemt de verantwoordelijkheid voor het (emotionele) welzijn van de ouder op zich en stelt zich steunend en beschikbaar op naar de ouders. Deze verantwoordelijkheden en/of rolverwarring kunnen een enorme last voor kinderen zijn, met psychosociale problemen tot gevolg (Peris et al., 2008).

Kortgezegd is het probleem van huiselijk geweld voor kinderen paradoxaal. Enerzijds hebben kinderen die te maken krijgen met huiselijk geweld extra veiligheid en steun in het gezin nodig om te herstellen van de directe gevolgen van negatieve ervaringen. Anderzijds zijn het juist hun ouders die de bron zijn van de stress en die minder beschikbaar en steunend kunnen zijn.

Dynamiek van huiselijk geweld

Waarom monden ruzies uit in huiselijk geweld? Hoe werkt intergeneratio- nele overdracht van geweld? En wat zijn aanknopingspunten voor interventies? Om meer zicht te krijgen op de dynamiek van huiselijk geweld gaan we in op onderliggende processen, theorieën en verklaringen. De volgende tekst is niet uitputtend, maar een selectie van invalshoeken die in ieder geval een directe toepassing kunnen hebben in de praktijk.

Stress

Stress is onderdeel van het dagelijks leven. Het ene moment voelen we ons opgetogen door een goed gesprek, het andere moment gespannen vanwege een belangrijke presentatie voor het werk en op weer een ander moment vermoeid na een drukke werkdag. Voor de meeste mensen zijn deze spanningen beheersbaar.

Echter, huiselijk geweld tast het vermogen om stress te reguleren vaak aan, en dit geldt voor bijna alle gezinsleden. Het raamwerk waarbinnen de stress nog wel gereguleerd kan worden wordt steeds kleiner (Siegel, 2020). Iedereen in het gezin wordt steeds sneller boos, bang of verdrietig, door omstandigheden en door gedrag van de andere gezinsleden. Stress wordt zo steeds minder beheersbaar, integendeel, gezinsinteracties escaleren steeds sneller en makkelijker. Wanneer de spanning te hoog oploopt gaan de gezinsleden in een ‘overlevingsmodus’. Zij gaan dan vechten, vluchten of verstijven. Als de reactie vechten (strijden) of vluchten is, verkeert het lichaam in een actieve toestand om aan het gevaar te ontsnappen (hyperarousal). Bij verstijven is er juist sprake van een passieve toestand: hypo-arousal. In beide situaties staat de overleving in het hier-en-nu voorop. Er treedt bewustzijnsvernauwing op, er ontstaat een soort tunnelvisie, men raakt het contact met de werkelijkheid kwijt. Wanneer geweld, stress en escalerende conflicten de interacties domineren is er vervolgens geen ruimte meer voor luisteren, bezinning, reflectie, inleven, mentaliseren en dialoog. Gezinsleden zitten vast in de tunnel van hun eigen overtuiging, hun eigen monoloog (Van Lawick & Visser, 2019).

Destructieve communicatiepatronen

Alle ouders hebben weleens ruzie. De meeste ouders zijn vervolgens ook goed in staat om deze ruzies opbouwend op te lossen. Ze hebben dan constructieve conflicten. Het zijn conflicten die ervoor zorgen dat gezinsleden gehoord en gezien worden, dat ze hun grenzen en behoeften kunnen aangeven en op elkaar kunnen afstemmen. Hier tegenover staan de destructieve conflicten, ofwel conflicten die escaleren, die niet worden uitgepraat of die gewelddadig zijn. In gezinnen waar sprake is van huiselijk geweld zitten ouders vaak gevangen in destructieve communicatiepatronen van aanval en verdediging (Gonzalez-Mendez et al., 2018).

Destructieve patronen zijn patronen waarin iedereen meegezogen wordt. De ouders zijn vaak geschokt en gekwetst door nare ervaringen in hun relatie, door ervaringen uit eerdere relaties of door ervaringen die zij opdeden als kind. Wanneer zij geschokt of gekwetst worden, dan gaat dit gepaard met oplopende stress. Hoe hoger de stress, hoe minder goed men emoties kan reguleren. Zoals net beschreven komt men in de overlevingsstand van vechten, vluchten of bevriezen. Vervolgens kunnen deze overlevingsstrategieën de ander weer kwetsen. Scheinkman en Fishbane (2004) beschrijven deze dynamiek als de kwetsbaarheidscyclus.

Lea en Lars, ouders van twee kinderen, hebben ruzies die regelmatig escaleren. Tijdens ruzies trekt Lars zich het liefst terug en sluit zich compleet af voor zijn vrouw. Lars heeft namelijk als kind ervaren dat zijn moeder het altijd beter wist. Zijn moeder was heel directief en Lars heeft het idee gekregen dat hij niet op zichzelf kan vertrouwen. Het werkte niet ‘ertegen in te gaan’, dat pakte vaak averechts uit. Doordat Lars zich terugtrekt krijgt Lea vervolgens het gevoel ‘ik word weer in de steek gelaten’. Dit is haar in eerdere relaties al vaker gebeurd. Lea reageert hierop door Lars op de huid te gaan zitten. Daarmee raakt zij Lars weer in zijn kwetsbare zelfbeeld dat hij niet op zichzelf kan vertrouwen, en hij trekt zich nog verder terug. Dit grijpt weer in op Lea die zich nog meer verlaten voelt en nog verder controleert.

Kwetsbaarheidscyclus

Binnen gezinnen waar huiselijk geweld speelt, kunnen de onderlinge relaties continu en steeds sneller de kwetsbaarheidscyclus activeren. Vader wordt eerst boos, dan razend en gaat vervolgens door het lint (en de tijd tussen boos en ‘door het lint gaan’ wordt met ieder escalerend conflict korter). Moeder wordt eerst bang, dan raakt zij in paniek en vervolgens gaat ook zij door het lint (en ook bij moeder wordt de tijd tussen bang zijn en ‘door het lint gaan’ met iedere escalatie korter). De ouders worden ook geraakt in hun kwetsbaarheid in de relatie met hun kinderen en zo geven ze de stress weer door aan de volgende generatie.

Lars wordt ook geraakt in zijn kwetsbare zelfbeeld als zijn oudste dochter van dertien hem tegenspreekt. Hij wordt gespannen omdat hij niet goed weet hoe hij moet omgaan met de heftigheid van een puber. Hij voelt zich onzeker, durft niet op zijn vaderlijke oordeel te vertrouwen en trekt zich terug. Zijn dochter leert in de relatie met haar vader dat als ze hem tegenspreekt, hij haar in de steek laat en ze gaat haar standpunt steeds harder en met meer overtuiging brengen. Met als gevolg dat Lars zich steeds verder terugtrekt. Haar kwetsbaarheid wordt dat ze het gevoel heeft er niet te mogen zijn als ze iemand tegenspreekt. En haar overleving wordt dat ze haar mening steeds sterker neerzet.

Informatieverwerking

Volgens de emotional processing-theorie (Foa & Kozak, 1986) is angst een associatief mentaal netwerk waarin eerdere ervaringen opgeslagen liggen. Dit netwerk heeft tot doel gevaar te vermijden of te ontvluchten om zo de overlevingskans te vergroten. Op momenten dat iemand wordt blootgesteld aan een stimulus, verbindt dit associatieve netwerk deze stimulus aan een betekenis, vervolgens aan een fysiologische respons, en daarna aan een gedragsrespons zoals vechten, vluchten of verstijven (Rauch & Foa, 2006). Zo is de betekenis van een brand ‘gevaar’, wat leidt tot een fysiologische respons zoals zweten en een verhoogde hartslag, en vervolgens tot vechten, vluchten of verstijven. De responsen die gekoppeld zijn aan de stimulus zijn eerst adaptief. Ze vergroten als het ware de kans om de traumatische gebeurtenis te overleven, bijvoorbeeld wegvluchten als iemand gewelddadig is. Bij uitbreiding van het associatieve netwerk wordt deze reactie steeds minder adaptief (Fisher, 2019), omdat er steeds meer stimuli zijn die een dergelijke respons oproepen (Foa & Kozak, 1986).

Peter heeft een gewelddadige stiefvader gehad die altijd een pet op had. Sinds het geweld is Peter bang voor mannen met een pet. Zo ook voor zijn gymdocent die een pet draagt. De pet van de gymdocent activeert het angstnetwerk van Peter, waardoor Peter schrikt als de gymdocent hem met luide stem aanmoedigt. Peter vermijdt de docent en als dat niet lukt trekt Peter zich terug in zichzelf. Op deze manier leert Peter niet dat de pet, en dus de docent, niet gevaarlijk zijn.

We geven betekenis aan onze ervaringen in een sociale context, dus in interactie. Dat betekent dat de respons van de één, tegelijkertijd de stimulusinformatie oplevert voor de ander.

Koen woont samen met zijn moeder. Zijn ouders zijn uit elkaar gegaan omdat er veel geweld was in de relatie. Koen schreeuwt tegen zijn moeder ‘Ik wil geen spinazie eten, ik vind jou stom’ (stimulus). Moeder denkt gelijk: ‘Daar gaan we weer, precies zijn vader, hij is al net zo agressief’ (betekenis). Ze reageert door te schreeuwen: ‘Nou moet je eens goed luisteren, als je nog een keer boos wordt, krijg je helemaal niets meer te eten’ (respons).

Kijken we dan weer naar Koen, dan zien we dat de boze respons van moeder (stimulus) bij Koen de gedachte oproept: ‘Ik mag niet boos zijn’ (betekenis). Koen is er namelijk vaak genoeg getuige van geweest dat wanneer moeder boos op vader was, vader gewelddadig werd. Koen valt dus stil en blijft vervolgens naar zijn bord staren (respons).

Koen ontvangt vaak de boodschap dat hij niet boos mag zijn en vormt vervolgens negatieve kerngedachten over zichzelf. De negatieve kerngedachten die ouders en kinderen over zichzelf hebben, worden gevormd in de kindertijd in interactie met belangrijke verzorgers. In deze interactie ontwikkelen kinderen als het ware een blauwdruk over zichzelf in relatie tot anderen, als onderdeel van hun zelfbeeld. Bijvoorbeeld: je doet ertoe, je bent veel waard, je bent om van te houden, je bent om mee te knuffelen, ik ben er als je me nodig hebt, enzovoort. Of juist: soms ben ik er als je me nodig hebt en soms ook niet, je bent lastig en vervelend, je bent niet oké, je bent verkeerd, enzovoort. En vanuit die blauwdruk reageert het kind weer op de ouders. In de circulaire processen tussen ouders en kinderen vormt het kind zich een beeld van zichzelf, van de buitenwereld en van interacties met anderen. Die beelden passen bij elkaar en beïnvloeden het leven. En zo leeft iedereen met een zelfbeeld met positieve en negatieve kerngedachten, waarvan de laatste tot enorme stressreacties kunnen leiden als ze overheersen. In vrijwel alle psychologische theorieën komt dit terug. In de hechtingstheorie noemt men het de interne werkmodellen die een kind door ervaringen met hechtingsfiguren vormt over zichzelf in relatie met anderen (Fonagy et al., 2002). In de schematheorie heeft men het over schema’s die kinderen ontwikkelen waarmee de buitenwereld tegemoet wordt getreden (Van Vreeswijk, 2008). In de transactionele analyse (TA) en ook in de gezinstherapie heeft men het over scripts die zich steeds herhalen (Byng-Hall, 1985).

Denkprocessen

In de recente literatuur wordt verondersteld dat gedrag wordt aangestuurd door twee cognitieve systemen die gekarakteriseerd worden door twee kwalitatief verschillende denkprocessen (onder meer Friese et al., 2011). Het reflectieve systeem bestaat uit trage, gecontroleerde denkprocessen die moeite kosten en die onderhevig zijn aan bewuste overwegingen en regels. Het impulsieve systeem daarentegen is voornamelijk associatief en bestaat uit snelle en geautomatiseerde denkprocessen. Herhaling van omstandigheden maakt dat er niet meer bewust nagedacht hoeft te worden over reacties en dat spaart tijd en energie. Het is mogelijk dat de langdurige strijd en conflicten in het gezin, en diverse andere stressverhogende omstandigheden in het gezin zoals hiervoor beschreven, ervoor zorgen dat het impulsieve systeem steeds gevoeliger wordt voor negatieve stimuli, wat geassocieerd wordt met een of meerdere gezinsleden. Dit is vergelijkbaar met sensitisatie bij traumatische ervaringen (Masten & Narayan, 2012). Bepaald gedrag of bepaalde eigenschappen van de partner of van een van de kinderen kunnen dan binnen een seconde een negatieve reactie uitlokken zonder dat men dit kan controleren of bewust aansturen.

Beide denkprocessen bieden belangrijke aanknopingspunten voor interventies gericht op het vergroten van (het gevoel van) veiligheid binnen gezinnen met geweld. De reflectieve processen spreekt men bijvoorbeeld aan met psycho-educatie en mentaliseren over destructieve communicatiepatronen, stressregulatie en de kwetsbaarheidscyclus. Het impulsieve denkproces spreekt men aan door de geconditioneerde associaties te desensitiseren, zodat de stress minder snel oploopt.

Sociale netwerk

Lange tijd heeft wetenschappelijk onderzoek over conflictescalatie zich gericht op het individu (Visser et al., 2017). Dit heeft veel informatie opgeleverd over elk van de partners in het conflict (Anderson et al., 2010; Fincham & Bradbury, 1987), maar een belangrijke beperking van dit soort onderzoek is dat het voorbijgaat aan de wisselwerking tussen partners en hun sociale omgeving. Denk hierbij aan familieleden, vrienden en buren, maar ook aan bijvoorbeeld een huisarts, leraar, advocaat of andere professional. Steun en goedkeuring van het sociale netwerk bevorderen de kwaliteit van de partnerrelatie (Julien & Markman, 1991) en van de ouderlijke relatie (Le et al., 2010). Verder blijkt dat steun door mensen uit het sociale netwerk ouders kan helpen om stress te verminderen en conflicten op te lossen (Sprecher & Felmlee, 1992). Aan de andere kant verergert een ouderlijk conflict wanneer een of meerdere leden van het sociale netwerk van (een van) de ouders gaan meedraaien in de strijd, bijvoorbeeld door zich afkeurend naar de andere ouder op te stellen of door te weigeren de andere ouder te vergeven. Het gebeurt regelmatig dat (een deel van) het sociale netwerk zich negatief uitlaat over de (ex-)partner, denkende dat zij hiermee een bron van steun zijn voor hun vriend of familielid. Dit versterkt echter de negatieve gedachten en gevoelens over de (ex-)partner (Lickel et al., 2006). Wanneer sociale netwerken een duidelijke afkeer laten zien, blijken ouders minder in staat te zijn om elkaar te vergeven en nemen conflicten toe (Visser et al., 2017). Ook leidt deze afkeer, tezamen met stigmatisering, tot meer sociale terugtrekking en meer leed na stressvolle levensgebeurtenissen (Steuber & Solomon, 2011). Vaak willen vrienden en familie in de eerste plaats steunend zijn, maar weten zij niet hoe. Velen van hen zullen het op prijs stellen betrokken te worden bij de aanpak van geweld in een gezin waarbij ze zich betrokken voelen.

Conclusie

Een van de meest voorkomende ingrijpende gebeurtenissen in levens van kinderen is het meemaken van huiselijk geweld. Voor de aanpak van huiselijk geweld is het van belang de onderliggende dynamiek van destructieve conflicten en geweld zo goed mogelijk te begrijpen. In dit artikel hebben we de processen, theorieën en verklaringen beschreven die hierin van belang zijn. Onze belangrijkste conclusie op basis van de hiervoor beschreven dynamiek is dat er zowel op individueel niveau als op systemisch niveau goed in kaart gebracht moet worden wat er in een gezin speelt en wat er nodig is voor het herstel van fysieke en emotionele veiligheid. De volgende vragen bieden belangrijke aanknopingspunten voor de indicatiestelling en behandeling: Wat zijn de gevolgen van het huiselijk geweld voor de verschillende gezinsleden en hun onderlinge relaties? Wanneer loopt de stress op, in welke subsystemen, en wanneer dreigen destructieve conflicten en geweld? Wat hebben de verschillende gezinsleden aan kwetsbaarheden opgedaan in hun leven? Wat zijn de risico’s dat kinderen stressvolle kwetsbaarheden ontwikkelen in het gezin? Welke kwetsbaarheidscycli tussen de verschillende gezinsleden dragen bij aan het geweld? Is er, naast kwetsbaarheden, sprake van posttraumatische stress die behandeld moet worden om destructieve communicatiepatronen te kunnen doorbreken? En, last but not least, wie uit het sociale netwerk van ouders en kinderen dragen (vaak onbedoeld) bij aan stressinductie, en wie kunnen er juist bijdragen aan stressreductie?

In een volgend artikel zullen we ingaan op hoe deze vragen in de praktijk te beantwoorden zijn en welke implicaties dit heeft voor verdere behandeling.

Referenties

  • Alink, L., Prevoo, M., Berkel, S. van, Linting, M., Klein, M., & Pannebakker, F. (2018). NPMM2017: Nationale prevalentiestudie mishandeling van kinderen en jeugdigen. Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum, ministerie van Justitie en Veiligheid.
  • American Psychiatric Association (APA). (2022). Diagnostic and statistical manual of mental disorders (5th ed., text rev.). American Psychiatric Association Publishing.
  • Anderson, S.R., Anderson, S.A., Palmer, K.L., Mutchler, M.S., & Baker, L.K. (2010). Defining high conflict. The American Journal of Family Therapy, 39(1), 11-27.
  • Bellis, M.A., Hughes, K., Ford, K., Rodriguez, G.R., Sethi, D., & Passmore, J. (2019). Life course health consequences and associated annual costs of adverse childhood experiences across Europe and North America – A systematic review and meta-analysis. The Lancet Public Health, 4(10), e517-e528.
  • Byng-Hall, J. (1985). The family script – A useful bridge between theory and practice. Journal of Family Therapy, 7(3), 301-305.
  • Cummings, E.M., & Davies, P.T. (2010). Marital conflict and children – An emotional security perspective. Guilford Press.
  • Davies, P.T., & Cummings, E.M. (1994). Marital conflict and child adjustment – An emotional security hypothesis. Psychological Bulletin, 116(3), 387.
  • Davies, P.T., Winter, M.A., & Cicchetti, D. (2006). The implications of emotional security theory for understanding and treating childhood psychopathology. Development and Psychopathology, 18(3), 707-735.
  • De Venter, M., Demyttenaere, K., & Bruffaerts, R. (2013). Het verband tussen traumatische gebeurtenissen in de kindertijd en angst, depressie en middelenmisbruik in de volwassenheid – Een systematisch literatuuroverzicht. Tijdschrift voor Psychiatrie, 55(4), 259-268.
  • Eijkern, L., Downes, R., & Veenstra, R. (2018). Slachtofferschap van huiselijk geweld. Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC).
  • Evans, S.E., Davies, C., & DiLillo, D. (2008). Exposure to domestic violence – A meta-analysis of child and adolescent outcomes. Aggression and Violent Behavior, 13(2), 131-140.
  • Felitti, V.J., Anda, R.F., Nordenberg, D., Williamson, D.F., Spitz, A.M., Edwards, V., Koss, M.P., & Marks, J.S. (1998). Relationship of childhood abuse and household dysfunction to many of the leading causes of death in adults – The adverse childhood experiences (ACE) study. American Journal of Preventive Medicine, 14(4), 245-258.
  • Fincham, F.D., & Bradbury, T.N. (1987). Cognitive processes and conflict in close relationships – An attribution-efficacy model. Journal of Personality and Social Psychology, 53(6), 1106.
  • Fisher, J. (2019). Sensorimotor psychotherapy in the treatment of trauma. Practice Innovations, 4(3), 156-165.
  • Foa, E.B., & Kozak, M.J. (1986). Emotional processing of fear – Exposure to corrective information. Psychological Bulletin, 99(1), 20.
  • Fonagy, P., Gergely, G., Jurist, E., & Target, M. (2002). Affect regulation, mentalization, and the development of the Self. Routledge.
  • Friese, M., Hofmann, W., & Wiers, R.W. (2011). On taming horses and strengthening riders – Recent developments in research on interventions to improve self-control in health behaviors. Self and Identity, 10(3), 336-351.
  • Gonzalez-Mendez, R., Rojas-Solís, J.L., & Ramírez-Santana, G. (2018). Exploring conflict resolution and psychological abuse across romantic relationships. Journal of Aggression, Maltreatment & Trauma, 27(2), 220-235.
  • Hughes, H.M., & Huth-Bocks, A.C. (2007). Variations in parenting stress in African-American battered women – Implications for children’s adjustment and family intervention. European Psychologist, 12(1), 62-71.
  • Huth-Bocks, A.C., & Hughes, H.M. (2008). Parenting stress, parenting behavior, and children’s adjustment in families experiencing intimate partner violence. Journal of Family Violence, 23(4), 243-251.
  • Janssen, J.H.L.J., Lünnemann, K., D’haese, W., & Groenen, A. (2019). Intrafamiliaal geweld. Gompel & Svacina.
  • Jonkman, C.S. (2015). Young children in treatment foster care – Intervening in problematic behavior, disturbed attachment, trauma, and atypical neurobiological functioning. [PhD Thesis – Research and graduation internal]. Vrije Universiteit Amsterdam.
  • Julien, D., & Markman, H.J. (1991). Social support and social networks as determinants of individual and marital outcomes. Journal of Social and Personal Relationships, 8(4), 549-568.
  • Lamers-Winkelman, F., Willemen, A.M., & Visser, M. (2012). Adverse childhood experiences of referred children exposed to intimate partner violence – Consequences for their wellbeing. Child Abuse and Neglect, 36(2), 166-179.
  • Lawick, J. van, & Visser, M. (2019). Kinderen uit de Knel – Een interventie voor ouders, kinderen en hun netwerk verwikkeld in een conflictscheiding (3de herziene druk). SWP.
  • Le, B., Dove, N.L., Agnew, C.R., Korn, M.S., & Mutso, A.A. (2010). Predicting nonmarital romantic relationship dissolution – A meta-analytic synthesis. Personal Relationships, 17(3), 377-390.
  • Levendosky, A.A., & Graham-Bermann, S.A. (2000). Behavioral observations of parenting in battered women. Journal of Family Psychology, 14(1), 80.
  • Lickel, B., Miller, N., Stenstrom, D.M., Denson, T.F., & Schmader, T. (2006). Vicarious retribution – The role of collective blame in intergroup aggression. Personality and Social Psychology Review, 10(4), 372-390.
  • Masten, A.S., & Narayan, A.J. (2012). Child development in the context of disaster, war, and terrorism – Pathways of risk and resilience. Annual Review of Psychology, 63, 227-257.
  • Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). (z.d.). Wat is (ex-)partnergeweld? Geraadpleegd 11 juli 2024 op www.huiselijkgeweld.nl/vormen/partner-en-ex-partnergeweld#:~:text=Wat%20is%20(ex%2D)partnergeweld,of%20online%2C%20en%20om%20stalking.
  • Osofsky, J.D. (2003). Prevalence of children’s exposure to domestic violence and child maltreatment – Implications for prevention and intervention. Clinical Child and Family Psychology Review, 6(3), 161-170.
  • Overheid.nl. (z.d.a). Jeugdwet. Geraadpleegd op 11 juli 2024 op https://wetten.overheid.nl/BWBR0034925/2024-01-01#Hoofdstuk1
  • Overheid.nl. (z.d.b). Wet van 9 juli 2014, houdende regels inzake de gemeentelijke ondersteuning op het gebied van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen en opvang (Wet maatschappelijke ondersteuning 2015). Staatsblad. Geraadpleegd op 11 juli 2024 op https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2014-280.html
  • Overheid.nl. (z.d.c). Wet van 9 oktober 2008, houdende bepalingen over de zorg voor de publieke gezondheid (Wet publieke gezondheid). Staatsblad. Geraadpleegd op 11 juli 2024 op https://zoek.officiele bekendmakingen.nl/stb-2008-460.html
  • Peris, T.S., Goeke-Morey, M.C., Cummings, E.M., & Emery, R.E. (2008). Marital conflict and support seeking by parents in adolescence – Empirical support for the parentification construct. Journal of Family Psychology, 22(4), 633-642.
  • Rauch, S., & Foa, E. (2006). Emotional processing theory (EPT) and exposure therapy for PTSD. Journal of Contemporary Psychotherapy, 36(2), 61-65.
  • Rhoades, K.A. (2008). Children’s responses to interparental conflict – A meta-analysis of their associations with child adjustment. Child Development, 79(6), 1942-1956.
  • Scheinkman, M., & Fishbane, M.D. (2004). The vulnerability cycle – Working with impasses in couple therapy. Family Process, 43(3), 279-299.
  • Sethi, D., & Peshevska, D.J. (2014). Preventing interpersonal violence in Europe. Open Access Macedonian Journal of Medical Sciences, 2(2), 350-352.
  • Siegel, D. J. (2020). The developing mind – How relationships and the brain interact to shape who we are. Guilford Publications.
  • Sprecher, S., & Felmlee, D. (1992). The influence of parents and friends on the quality and stability of romantic relationships – A three-wave longitudinal investigation. Journal of Marriage and the Family, 54(4), 888-900.
  • Steketee, M., Tierolf, B., Lünnemann, K., & Lünnemann, M. (2020). Kwestie van lange adem – Kan huiselijk geweld en kindermishandeling echt stoppen? Verwey-Jonker Instituut.
  • Steuber, K.R., & Solomon, D.H. (2011). Factors that predict married partners’ disclosures about infertility to social network members. Journal of Applied Communication Research, 39(3), 250-270.
  • Sturge-Apple, M.L., Davies, P.T., Winter, M.A., Cummings, E.M., & Schermerhorn, A. (2008). Interparental conflict and children’s school adjustment – The explanatory role of children’s internal representations of interparental and parent-child relationships. Developmental Psychology, 44(6), 1678-1690.
  • Visser, M., Finkenauer, C., Schoemaker, K., Kluwer, E., Rijken, R. van der, Lawick, J. van, Bom, H., Schipper, J.C. de, & Lamers-Winkelman, F. (2017). I’ll never forgive you – High conflict divorce, social network, and co-parenting conflicts. Journal of Child and Family Studies, 26(11), 30553066.
  • Visser, M., Overbeek, M.M., Clasien, J., Schipper, D., Schoemaker, K., Lamers-Winkelman, F., & Finkenauer, C. (2016). Motherchild emotion dialogues in families exposed to interparental violence. Journal of Child Custody, 13(3), 178-198.
  • Visser, M., Schoemaker, K., Schipper, C. de, Lamers-Winkelman, F., & Finkenauer, C. (2016). Interparental violence and the mediating role of parental availability in children’s trauma related symptoms. Journal of Child and Adolescent Trauma, 9(2), 115-125.
  • Vreeswijk, M. van (2008). Handboek schematherapie – Theorie. Springer.
  • Westman, M. (2001). Stress and strain crossover. Human Relations, 54(6), 717-751.
  • Wieland, N., & Baker, B. L. (2010). The role of marital quality and spousal support in behaviour problems of children with and without intellectual disability. Journal of Intellectual Disability Research, 54(7), 620-633.
Vorige Inhoudsopgave Volgende
Twitter Facebook Linkedin
Delen Print PDF

© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0924-3631


De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:


Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912. Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).

No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.

Jaargang 37, nr. 3, september 2025

Neem een ABONNEMENT Laatste editie Archief

Nieuwsbrief Boom Psychologie

Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.

Aanmelden

Boeken

Handboek suicidaal gedrag bij jongeren
Jan Meerdinkveldboom, Ineke Rood, Ad Kerkhof
€ 26,95
Meer informatie
Verbonden
Amir Levine, Rachel Heller
€ 19,95
Meer informatie
De JIM-aanpak
Levi van Dam, Sylvia Verhulst
€ 19,95
Meer informatie

Privacy policy

Algemene voorwaarden

© 2009-2025
Boom uitgevers Amsterdam

Redactieadres

Systeemtherapie

Foke van Bentum

WG-plein 209

1054 SE Amsterdam
telefoon: (020) 612 30 78

redactie@nvrg.nl

Klantenservice

Boom uitgevers Amsterdam B.V.

Postbus 15970

1001 NL Amsterdam

Nederland

(088) 0301000 

klantenservice@boom.nl