Wat is dat toch met dat ‘buikgevoel’?
Samenvatting
Als hulpverleners hebben we vast weleens het woord ‘buikgevoel’ gehoord. De kans is groot dat we het zelf ook al gebruikten. Dit woord, zo lijkt het, zegt iets over de afstemming met het cliëntsysteem. Het lijkt zowel een kompas voor hoe verder in gesprek te kunnen gaan, als een voorbode dat iets niet helemaal koosjer afloopt.
Ik herinner het me nog goed. Ruim vijftien jaar geleden volgde ik een workshop met Duplopoppen. Ik was een van de jongste deelnemers en best nog onervaren in het vak. In de namiddag vond een demonstratieconsult plaats. Wie wou, kon vanuit de eigen ervaring een probleem inbrengen waar men tegen aanliep. Een van de deelnemers bood aan het over de partnerrelatie te hebben. Lang verhaal kort: de conclusie van de groep was dat de partner wel autistisch moest zijn wegens een groot gebrek aan inlevingsvermogen.
Reeds tijdens het consult raakte ik ontsteld van hoe het proces eraan toeging. Toen ik opmerkte dat die conclusie nogal kort door de bocht was, werd gepikeerd gereageerd: ‘Je resoneert niet mee met het proces’, zei de collega die het gesprek leidde, waarbij ze handgebaren rond haar buik maakte. Dat was de eerste keer dat ook het woord ‘buikgevoel’ viel. De gelederen sloten zich en er was geen ruimte meer voor dialoog.
Waar een aantal jaren geleden het doen en laten van mannen in een heteroseksuele (?) partnerrelatie al eens vaker begrepen werd vanuit een classificatie binnen het autismespectrum, evolueerde dit in de afgelopen paar jaar naar een duiding als een narcistische persoonlijkheid. Het is denkbaar dat minstens een aantal deelnemers aan die workshop destijds mijn gebrek aan buikgevoel ook in dat licht beschouwde. Het lijkt me een nazaat van het cartesiaanse denken dat intuïtie en ratio elkaar uitsluiten. Ik durf deze opvatting te betwisten. Maar ik beken, als ik iets voel in mijn buik, heb ik ofwel honger of voel ik me misselijk. Het lijkt er dus op dat in mijn buik enkel darmen en een maag zitten. Hoe ik het met deze gebrekkige anatomie al bijna veertig jaar volhoud, god/in mag het weten. Ik snap het zelf niet zo goed. Net zomin als ik snap waar al dat zweverig taalgebruik in de hulpverlening vandaan komt. Minder courant dan ‘buikgevoel’ is een uitspraak als ‘de mens menst’. Succes daarmee, denk ik dan. Ongewild neem ik echter ook zegswijzen over. Denkbeeldig bijt ik mijn tong af nadat ik mezelf tegen een cliënt iets hoorde zeggen als: ‘Ik maak me zorgen.’ Hoe is een dergelijke uitspraak helpend voor het cliëntsysteem? Hetzelfde geldt wanneer de taal van het applaus uit mijn mond glipt: ‘Dat heb je knap gedaan!’ Uiteraard wil ik niet beweren dat we ons als (systemisch) hulpverleners stoïcijns moeten gedragen. Wel meen ik dat het aan ons is om de vele betrokkenheden, visies en stemmen in het ginds van het cliëntsysteem te blijven verkennen, de cliënt uit te nodigen zich daartoe te verhouden, en te horen hoe deze het auteursrecht tracht te behouden over diens eigen levensverhaal.
Ook dit nummer van Systeemtherapie nodigt de systemisch opgeleide hulpverlener uit om niet in de val te trappen van de mens die altijd wel van alles vindt. Dat geldt wellicht des te meer voor onderwerpen die maatschappelijk gevoeliger liggen en waar taboe op rust. In de eerste uitgave van dit nieuwe jaar passeert een aantal van deze thema’s de revue. Margreet Visser, Valerie Fictorie en Caroline Jonkman bespreken hoe systemisch werken kan bijdragen aan het veiliger maken van het gezinsklimaat in situaties van huiselijk geweld. Dit artikel volgt op een eerdere bijdrage (Visser et al., 2024) en verheldert hoe de theoretische kaders en concepten zich vertalen in handvatten voor de praktijk. Vertrekkend vanuit een welomschreven basisattitude van de therapeut, lichten de auteurs aan de hand van casuïstiek drie interventiemethoden toe waarmee de gevolgen van huiselijk geweld op individueel en gezinsniveau aangepakt kunnen worden.
Op hun beurt belichten Luc Van den Berge en Tomas Van Reybrouck de faciliterende rol van de therapeut die veel verder reikt dan de muren van de spreekkamer. De auteurs nemen ons mee op een meerdaagse staptocht in de Ardenner bossen met ouders van een kind met verslavingsproblematiek. We lezen hoe de ouders omgaan met de worsteling van hun kind met een verslaving en hoe een alternatieve werkvorm, zoals een staptocht, verbinding creëert en een antidotum vormt tegen de vervreemdende en isolerende effecten van stigma in hun leven.
Ook Milou Steenks-Rosenboom richt de lens op hoe gezins- en maatschappelijke relaties gekleurd kunnen raken wanneer het leven anders loopt dan verwacht. Meer bepaald houdt de auteur een pleidooi voor het (h)erkennen van levend verlies bij ouders wier kind met een licht verstandelijke beperking werd gediagnosticeerd. Vanuit een narratieve invalshoek worden handvatten aangeboden om meer hoopvolle perspectieven denken zichtbaar te maken en ondergesneeuwde verhaallijnen te verrijken.
In de rubriek De Praktijk zet Ellen de Graaf het belang van afstemming en invoegen in het gezinsnarratief verder. De auteur licht de mogelijkheden toe die kunnen ontstaan door reeds bij de eerste kennismaking met het gezin te (durven) werken met beeldmateriaal en te spelen met taal die de drempel tot hulpverlening verlaagt. Rijkelijk geïllustreerd met voorbeelden uit de praktijk, biedt dit artikel inspiratie voor eenieder om speels en creatief aan de slag te gaan.
Jasmien Peeters en Cinthe Lemmens weten in de rubriek Professie & Persoon de lezer dan weer te boeien met een interview met Umberta Telfener, oftewel de ‘koningin van de complexiteit’ – een passende omschrijving voor de Italiaanse voorzitter van de European Family Therapy Association (EFTA)! Telfener nodigt ons uit te reflecteren op onze ethische en politieke positionering in onze therapeutische praktijk en op het belang van kennis over de epistemologische kaders die de grondslag vormen van de systeemtherapie.
Ook met het eerste van de congresverslagen in dit nummer zetten we een Italiaanse collega in het licht. Selma ter Avest doet verslag van het tweedaagse congres ‘Systemisch denken en werken als fundament voor de GGZ’ met niemand minder dan Maurizio Andolfi en Nico Moleman. We krijgen een inkijkje in hun praktijk en mogen meedeinen op Ter Avests eigen vragen en reflecties die de inhoud ook voor wie er niet bij kon zijn, uitnodigend invoelbaar maken. In ‘De 13 feeën aan de wieg van Doornroosje’ neemt Cathy Van Gorp ons mee naar de studiedag naar aanleiding van het twintigjarig bestaan van Rapunzel vzw; een van de bekende vormings-, opleidings- en therapiecentra in België. Al is een ‘en ze leefden nog lang en gelukkig’ vaak enkel toebedeeld aan geromantiseerde sprookjes, met een aantal begenadigde sprekers en begeesterende workshops zal het de congresdeelnemers niet hebben ontbroken aan inspiratie en hoopgevende invalshoeken om naar hun dagelijkse praktijk mee te kunnen nemen.
Het derde congresverslag danken we aan Thomas Kalis, die ons meeneemt naar de workshop ‘Unraveling moral dilemma’s in everyday situations’. In lijn met voorgaande bijdragen aan dit nummer klinken ook uit dit verslag afstemming, verbinding en ethiek door. De workshop leest als een oproep om verschil te omarmen en de therapeutische context als een veilige ruimte te vrijwaren.
Cinthe Lemmens, ten slotte, blikt met ons terug op een verrijkend symposium ‘Psychedelics for mental health: new therapeutic pathways’. In dit terugblikken zit ook een vooruitblikken: therapeutisch werken met psychedelische middelen is een veld volop in ontwikkeling, zowel qua onderzoek als qua klinische praktijk. De auteur ziet hierin een kans voor geïnteresseerde systeemtherapeuten om mee op deze kar te springen en de evoluties in dit werkveld nauwlettend te volgen.
Traditiegetrouw sluit dit tijdschrift af met een aantal boekrecensies. Robin Glerum deelt zijn bevindingen over Trauma verteert/d; een boek van de hand van Cathy Van Gorp en Kelly Vercaigne. De auteurs slagen er volgens Glerum in om de lezer te inspireren en te bemoedigen in het werken met mensen met psychotraumaklachten; een proces dat misschien nooit echt af is. Doordat theoretische concepten weinig toegelicht worden, is dit boek mogelijk toegankelijker voor meer ervaren therapeuten dan voor mensen die nog nieuw in het vak staan. Denise Matthijssen las het recent vertaalde boek van Richard Schwartz, grondlegger van Internal Family Systems. Het boek werkt de opvatting uit hoe onze innerlijke wereld begrepen kan worden als een familiesysteem waarin zowel conflicten als samenwerking tussen verschillende delen kunnen optreden. Wellicht benadrukken de vernieuwende inzichten die dit boek de lezer kan brengen het belang en de meerwaarde van verder zelfonderzoek en therapie. Met hun recensie over Liefdesdrugs – De chemische toekomst van relaties menen Cinthe Lemmens en Karine Van Tricht dat Brian Earp en Julian Savulescu een boek op de markt brachten waarin de potentiële invloed van chemische middelen op het persoonlijke, relationele en maatschappelijke niveau kritisch en gedurfd aangekaart worden. Met de recensie van Gevecht in de echt – Over het wel en wee van partnerrelaties in de tweede levenshelft draaien we de laatste pagina van dit nummer om. Hoewel dit boek van Lies Van Assche en Luc Van de Ven volgens Justine van Lawick bol staat van aanbevelingen en inzichten die bruikbaar zijn voor wie in de hulpverlening werkt met oudere paren die in escalerende conflicten zijn verzeild geraakt, hadden de auteurs meer mogen ingaan op de complexiteit van deze problematiek. Het boek vervalt soms in opsommingen en neigt op sommige vlakken tot een versimpeling van de grilligheid van tussenmenselijk geweld. Ook had de sociaal-maatschappelijke context volgens Van Lawick meer aandacht mogen krijgen.
Aan het lezen van al deze bijdragen houd ik een warm gevoel in mijn buik over. Al kan het ook nog aan het verteren van m’n zondagsbrunch gelegen zijn.
Referenties
- Visser, M., Jonkman, C., & Fictorie, V. (2024). Huiselijk geweld en de onderliggende gezinsdynamiek. Systeemtherapie, 36(3), 170-183.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0924-3631
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden