Third Europe+ conference on narrative therapy and community work
Samenvatting
[Iasi, Roemenië, 2-4 juli 2014]
Na eerdere edities in Engeland (Brighton) en Denemarken (Kopenhagen) was het deze keer de beurt aan Roemenië om het derde Europese congres voor narratieve therapie te organiseren. In hun oorspronkelijke bedoeling om met deze locatie meer therapeuten uit Oost-Europa aan te trekken zijn de organisatoren, onder voorzitterschap van de Roemeense psycholoog en psychotherapeut Ovidiu Gavrilovici, slechts ten dele geslaagd. Er was een tachtigtal deelnemers ingeschreven, een pak minder dan in de vorige edities, en de delegatie uit Oost-Europa, met vooral Roemenen maar toch ook Russen, Letten en Hongaren, was uiteindelijk vrij bescheiden. Dat heeft ongetwijfeld met de moeilijke bereikbaarheid van de stad Iasi te maken, die in het uiterste Oosten van Roemenië naast de grens met Moldavië ligt. Het is nochtans een stad met een verhaal in de bewogen geschiedenis van Roemenië. Iasi is de plaats waar zich in 1989 de eerste opstand tegen het bewind van Ceauşescu heeft voltrokken.
De opzet waarin de organisatoren wel slaagden, was om er een drie dagen durend intensief, gevarieerd en inspirerend congres van te maken. Wie dat wilde kon zelfs de dagen voor- en nadien extra workshops volgen in een pre- en postconferentie. Op de affiche van het congres stond een aantal grote namen uit de narratieve benadering geprogrammeerd, waaronder David Denborough uit Australië, John Winslade uit Nieuw-Zeeland en Hugh Fox uit het Verenigd Koninkrijk. In de ochtenden kregen we een aantal lezingen voorgeschoteld en in de middagen was er keuze uit heel gevarieerde workshops. Er was geen centraal thema gekozen, maar er waren toepassingen van de narratieve benadering op heel diverse niveaus te horen: van de begeleiding van individuele personen en gezinnen tot op het niveau van landen en bevolkingsgroepen. Ik zal in dit verslag de bijdragen beschrijven die mij het meest zijn bijgebleven.
David Denborough, van het Dulwich Cenmoetre waaraan ook Michael White verbonden was, vertelde in zijn lezing over een initiatief dat hij met Papoea’s uit Irian Jaya (West-Papoea) heeft genomen. Aanleiding hiervoor waren de gebeurtenissen van ‘de slag bij Biak’ waar heel wat mensen zijn omgebracht, maar waarvoor nooit erkenning gekomen is. Het was een soort genocide vanuit de Indonesische overheid die in de geschiedenis niet leek te bestaan. Een deel van de overlevenden is naar Australië gevlucht en zocht een manier om als volk met al deze gebeurtenissen om te gaan. Bij getuigenissen van deze slachtpartijen voor een rechtbank bestond altijd het risico op hertraumatisering. Denborough heeft daarom deze bevolkingsgroep ondersteund om een ‘multi-story-getuigenis’ te brengen. We kregen in een filmfragment te zien hoe een van de Papoea’s in traditionele kledij voor een rechtbank van deftig geklede heren en dames een pakkende getuigenis hield. Daarbij kwam de onrechtvaardigheid van de massamoord ter sprake, maar lag de focus vooral op de inspanningen, overlevingsmechanismen en toekomstdromen van deze mensen. Hierdoor werd erkenning mogelijk en werd eer gedaan aan de dierbaren die gestorven zijn. Een mooie illustratie van hoe de narratieve therapie zich niet op het trauma zelf richt, maar op de vele manieren waarop mensen daarmee omgaan.
Een toepassing op het individuele niveau kwam aan bod in de lezing van de Italiaanse Alessandra Pauncz. Zij werkt reeds twintig jaar als therapeute met de slachtoffers en daders van huiselijk geweld. Aan de hand van beeldmateriaal toonde zij een gesprek met drie daders, die eerst een getuigenis van een slachtoffer hadden gehoord. Zij bevroeg de daders aan de hand van de ‘outsider witness’-methodiek. Daaruit bleek dat het verhaal van het slachtoffer de daders als getuigen wel degelijk aan het denken had gezet. In deze toepassing zat echter vooral de wat eenzijdige doelstelling verscholen dat daders de betekenissen van de slachtoffers moeten overnemen. Er zijn echter ook andere mogelijke doelstellingen, zoals het verkennen van de betekenissen van zowel slachtoffer als dader. Deze laatste invalshoek kwam later op de dag wel aan bod in de workshop van Kris Decraemer (Interactie-Academie).
De Schot Ron Coleman, trainer en consultant in de geestelijke gezondheidszorg, bracht zelf dertien jaar als patiënt in de psychiatrie door. Met: ‘Ik heb besloten om weer Ron Coleman te zijn en niet langer schizofreen’ opende hij zijn lezing, getiteld ‘Working with voices individually and in group’. Vanuit zijn persoonlijke en professionele ervaring bracht hij tal van ideeën voor het werk van de therapeut. Doorleefd, gekruid met humor, en spelend met taal — ‘it is not history, it is our story.’ Coleman was kritisch over de werkwijze bij de totstandbrenging van de DSM, waar diagnoses via stemming beslist worden. Wetenschap beoefenen is geen democratie, volgens hem, maar is bewijzen wat je beweert. Een evidence-based ziekte bestaat niet. De medicatie heeft 25 jaar van zijn leven gestolen — ‘killing me softly’ — maar hij brengt ook een hoopvolle boodschap: ‘Ik weet wat geluk is omdat ik weet wat verdriet is.’ Het was een indrukwekkende voordracht, recht uit het hart en het greep naar de keel. Ik hoop dat deze man nog lang mag doorgaan, ondanks zijn wankele fysieke gezondheidstoestand. Voor wie Coleman zelf aan het werk wil zien is een van zijn voordrachten op dvd verkrijgbaar.
In zijn lezing bracht Hugh Fox, therapeut en opleider verbonden aan het Londense Institute of Narrative Therapy, de geruststellende boodschap dat de door Michael White ontwikkelde maps of kaarten geen keurslijf hoeven te zijn. Hij moedigde ons aan om vooral narratieve vragen te gebruiken die bij de conversatie en niet per se bij een kaart aansluiten. Eerder dan de verschillende kaarten te herhalen, friste hij een aantal narratieve principes op om in het achterhoofd te houden: het belang van verbinden, de problemen situeren in het maatschappelijk discours, datgene wat mensen belangrijk vinden te pakken krijgen, acties en identiteit met elkaar verbinden, enzovoort. Naast de inhoud van zijn lezing bleven mij de bescheidenheid en wijsheid bij van deze zeer ervaren narratieve therapeut.
Sabine Vermeire, verbonden aan de Antwerpse Interactie-Academie, bracht een boeiende workshop over het spelen met rollen en posities bij getraumatiseerde kinderen. Omdat het met deze kinderen zo moeilijk is om rechtstreeks over moeilijkheden te spreken, gaat Vermeire op een onrechtstreekse manier te werk. Zij heeft daarbij een nieuwe kaart ontwikkeld, de ‘polyphony map’, waarmee zij een context creëert waar andere stemmen kunnen binnenkomen. Samen met de kinderen stelt ze onderzoeksvragen op om mensen te interviewen. Deze ongewone maar veilige positie voor het kind maakt delicate onderwerpen bespreekbaar. Zo heeft ze samen met jongeren vragenlijsten opgesteld over thema’s als angst, medicatiegebruik, borderline en overlijden van een dierbare. Ze laat de jongere de keuze om al dan niet toeschouwer te zijn van het interview of zelfs de cameraman te zijn. De geïnterviewden kunnen andere kinderen, volwassenen of professionelen zijn. Vermeire illustreerde met talrijke beklijvende filmfragmenten uit haar eigen hulpverleningspraktijk, waarbij onder andere twee politieagenten bereid waren gevonden om de vragen van een tienjarig jongetje te beantwoorden.
Robert van Hennik, verbonden als systeemtherapeut aan de Viersprong te Halsteren, werkt in groepen met verschillende gezinnen tegelijk. Hij maakt daarbij gebruik van wat hij ‘viskomconversaties’ noemt. Hiertoe worden een binnen- en een buitenkring opgesteld, waarbij nu eens de jongeren in de binnenste kring zitten, dan weer de vaders of de moeders, een gans gezin samen, of de hulpverleners apart, enzovoort. Het gezin of een andere groep die in de binnenkring zit krijgt een opdracht, bijvoorbeeld om te tonen hoe het avondmaal verloopt. Daarna kan de buitenste kring hierover met elkaar in dialoog gaan en is de binnenkring, de familie in dit voorbeeld, getuige van het gesprek. Ik vond het een inspirerende manier om met gezinnen aan de slag te gaan. Wat mij in deze workshop bovendien trof, was dat Van Hennik het aandurfde een filmfragment te tonen van waar het bij een oefening even was fout gelopen. Daarover ontspon zich een boeiend gesprek met de zaal over wat wij zouden gedaan hebben en waarom.
Een van de grote namen op het congres was John Winslade, Nieuw-Zeelander maar werkzaam aan de staatsuniversiteit van Californië. Winslade is vooral bekend van zijn werk met een narratieve vorm van mediation (o.a. Winslade & Monk, 2008). Met een pre-conferentieworkshop van een volle dag, een plenaire lezing en nog een afzonderlijke workshop had hij een aanzienlijke bijdrage aan dit congres. Niet ten onrechte, want deze man is theoretisch goed onderlegd maar staat toch met beide voeten in de praktijk. In zijn plenaire lezing bracht hij een stevige theoretische onderbouwing voor de narratieve praktijk aan de hand van het tijdsconcept van de filosoof Deleuze. Hij onderstreepte het belang van narratieve vragen omdat ze doorheen de tijd reizen. De vragen verbinden verleden, heden en toekomst met elkaar en beperken zich niet tot een van de drie.
Heel boeiend was Winslades workshop rond de werkwijze van ‘undercover antipestteams’ in het onderwijs. Hij neemt als uitgangspunt dat het pesten en niet de pester het probleem is. Hij werkt daarom met undercover antipestteams die niet op zoek moeten naar de dader maar als doel hebben om het pesten te stoppen. De gepeste zelf zit niet in het team, maar mag het team samenstellen, dat bestaat uit twee van de ergste pesters en vier anderen die steun kunnen bieden. Winslade heeft een procedure met diverse stappen ontwikkeld. Hij houdt zich rigoureus aan deze procedure, ook als er weerstand optreedt. Hij herhaalt regelmatig: ‘Ik heb jullie hulp nodig. Niemand wordt gestraft. Ik ben niet geïnteresseerd in wie het gedaan heeft. Ik vraag jullie alleen om het slachtoffer te helpen. Willen jullie dat doen?’ Als het lukt om het pesten te stoppen, krijgen de zes leden van het undercoverteam achteraf een beloning. Deze aanpak is toegepast bij jongeren tot zestien jaar en blijkt reeds na twee weken zijn vruchten af te werpen. Het wisselen van perspectief van pester naar lid van een undercoverteam stelt daders beter in staat om bij de effecten van hun gedrag stil te staan. Daarenboven ervaart degene die gepest wordt steun van andere kinderen, die subtiel is als gevolg van het geheime aspect van de hele operatie.
Dit meerdaagse internationale congres had op mij het gecombineerde effect van het ontspannende van een reis met het inspannende van een boeiende opleiding. Er was tussen de deelnemers een verbondenheid in visie, maar een grote diversiteit in toepassingen. Vele aanwezigen waren zowel spreker of workshopbegeleider als deelnemer aan dit congres. Dat zorgde voor een boeiende wisseling van posities en bracht gespreksstof die doorliep tot in de restaurants en de terrassen van Iasi. De hier beschreven praktijktoepassingen waren zeer inspirerend, maar de achtergrondtheorieën zouden meer uitgebreid mogen worden. Geregeld viel men immers terug op de bekende namen van White, Deleuze en Vygotski. Al verliep de organisatie van dit congres niet vlekkeloos, de grote gastvrijheid en de warme sfeer maakten veel goed. Over twee jaar wijkt het congres uit naar Madrid, een locatie die het congres hopelijk weer bereikbaar maakt voor een groter publiek.
Literatuur
- Coleman, R. (2006). Making recovery happen. DVD. Uitgave in eigen beheer, te bestellen bij: Working to Recovery Limited, 28 Habost, Port of Ness, Lewis, HS2 OTG, U. K.
- Winslade, J. & Monk, G. D. (2008). Practicing narrative mediation — Loosening the bonds of conflict. Hoboken, NJ: Jossey-Bass/Wiley.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0924-3631
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden