Hoezo probleemouders?
Samenvatting
‘De hedendaagse maatschappij is steeds lastiger te doorzien en ouders hebben steeds meer moeite hun kind te begeleiden. Vroeger was de maatschappij vrij duidelijk.’ Aldus de emeritus hoogleraar orthopedagogiek Jan Dirk van der Ploeg in een interview in Het Parool over zijn nieuwste boek Kijk op de Nederlandse jeugd. Van der Ploeg zegt dat de huidige samenleving kleurrijker maar ook ingewikkelder is geworden. Velen floreren daarbij maar sommigen ontsporen (Prins, 2015).
Voor u ligt een themanummer over ouders. En om te beginnen moet gezegd worden dat – ondanks de vereiste grotere inspanning die het van ouders vergt hun kinderen naar de volwassenheid te begeleiden – de mees- ten van hen daarin slagen. Dat wil zeggen dat ze opgewassen blijken tegen de veeleisende rol die het opvoeden in een steeds complexere wereld van hen vraagt. Een hele prestatie. Zeker gezien het feit dat ouders regelmatig onder vuur liggen en ze door sommigen medeschuldig worden bevonden aan de adhd, de angsten of het onderpresteren van hun kinderen. Of wanneer over ouders wordt gezegd dat ze hun jongvolwassen kinderen al te zeer verwennen, waardoor zij het ouderlijk huis pas laat verlaten.
Zo beweerde hoogleraar klinische psychologie Jan Derksen het afgelopen voorjaar in een uitzending van het tv-programma Zembla dat ‘de ouders van tegenwoordig’ met de handen in het haar zitten omdat ze niet meer weten hoe ze moeten opvoeden. Ze verwennen hun kinderen, leren hen niet met frustraties omgaan en tonen geen gezag. Dat alles zou leiden tot een ‘achterbankgeneratie’ die gestoorder is dan de generaties voor hen. De kosten van de geestelijke gezondheidszorg (ggz) zouden zijn ver- dubbeld door falende opvoeding (Zembla, 2015).
Dat is nogal een beschuldiging. Er kwam gelukkig veel kritiek. En lang niet alleen van ouders zelf. Een maand na deze uitzending dienden bijvoorbeeld twee psychiaters en een bestuurder van een jeugdinstelling deze hoogleraar van repliek met een opiniestuk in het dagblad Trouw. Ze zeggen daarin dat de stijgende kosten van de ggz niets van doen hebben met falende opvoeding. Veeleer met onderbehandeling van de ongeveer 15% kinderen met ernstige stoornissen, de versnippering van het hulpaanbod en de overheveling van de jeugdzorg naar gemeenten. Er gaat veel geld op aan administratieve rompslomp; stoornissen en problemen bij kinderen worden niet tijdig of afdoende opgelost of behandeld en kunnen daardoor tot ver in de volwassenheid voortduren. En dat maakt het pas echt duur. De schrijvers eindigen hun opiniestuk met het volgende: ‘Van de Nederlandse kinderen gaat 85 procent – tevreden – tot zijn achttiende naar school. Dat is uniek in de wereld. Kinderen neerzetten als verwende individuen, te zwak om het leven aan te kunnen, is onterecht en niet construc- tief. Kinderen vormen de toekomst van ons land. Laten we hen respecteren en zorgen dat ook van de laatste 15 procent steeds meer kinderen meekunnen’ (Vermeiren, De Ranitz & Dijkshoorn, 2015).
Ouders wegzetten als individuen die de opvoeding niet aankunnen, is ook onterecht en evenmin constructief. Want het merendeel van de ouders brengt het er, zo is gebleken, goed van af. En juist wanneer er iets mis is met je zoon of dochter of het niet meer lukt hen in het juiste spoor te hou- den dan verdienen deze ouders alle steun.
Vandaar dit themanummer over ouders en hoe hen te helpen wanneer ze (ernstig) vastlopen in het begeleiden en opvoeden van hun kinderen.
Ook bij de meeste ouders (85%) die besluiten de kinderen niet meer gezamenlijk groot te brengen gaat het met de nodige aanpassingen goed. ‘Slechts’ bij 15% van hen verloopt de scheiding zeer problematisch en verliezen de ouders de belangen van hun kinderen uit het oog. De wetsverandering in 2009 die bepaalde dat ouders voor een scheiding een ouderschapsplan moeten hebben waarin afspraken over de kinderen zijn vastgelegd, blijkt dat percentage niet verlaagd te hebben. ‘Zo’n ouder-schapsplan zegt dus niks’, was de kop van een interview met promovenda Marit Tomassen in NRC Handelsblad (Van Steenbergen, 2015). De conclusie van Tomassens onderzoek is dat deze wetswijziging niet resulteerde in minder vechtscheidende ouders. Zij doet de aanbeveling ouders in een vroegtijdig stadium te dwingen voorlichting bij te wonen over het effect van scheiden op hun kinderen.
Die voorlichting aan ouders lijkt ons, systeemtherapeuten, natuurlijk een mooi streven, ook al zouden we ouders liever motiveren dan dwingen. Maar hoe krijg je die ouders vroegtijdig in het vizier?
In het eerste artikel, van Kim Schoemaker en collega’s, kunt u lezen wat nu eigenlijk wordt verstaan onder een vechtscheiding en wie de vechtscheidende ouders zijn. De auteurs onderzochten de kenmerken van de ouders (en hun relaties) die zich hadden aangemeld voor de interventie ‘Kinderen uit de knel’. De uitkomsten zijn verrassend. De auteurs doen aan het eind de aanbeveling vervolgonderzoek te richten op het bepalen van risicofactoren voor vechtscheidingen, zodat we uiteindelijk zullen weten aan wie de bovengenoemde voorlichting het best besteed is.
Maar voor het zover is en u de vechtscheidende ouders en hun kinderen van nu wilt helpen: Nikander Rühl schreef een recensie over het boek Kinderen uit de knel – Een interventie voor gezinnen verwikkeld in een vechtscheiding van Justine van Lawick en Margreet Visser. De recensist spreekt van een pakkende, heldere en praktische beschrijving van de methodiek waarbij ouders en kinderen in parallelle groepen behandeld worden.
Als derde bijdrage over vechtscheidende ouders in dit themanummer een congresverslag door Minke Kamstra & Irma Haxe van een studiedag op 20 maart in Utrecht over conflictscheiding. Noemen Van Lawick en Visser het in hun eigen boek nog ‘vechtscheiding’, tijdens dit congres liet Van Lawick weten toch liever te spreken van ‘conflictscheiding’. Lees dit verslag als u wilt weten waarom.
Is het betrekken van de ouders bij een behandeling van jonge kinderen nog vanzelfsprekend, dat is lang niet altijd het geval wanneer de kinderen ouder worden. De jongere kan bezwaar gaan maken tegen het betrekken van zijn ouders. De hulpverleners respecteren dat omdat ze de privacy en het vertrouwen van de adolescent niet willen schenden en omdat de jongere volgens de wetgeving in de gezondheidszorg vanaf zestien jaar zelfstandig mag handelen. Of de ouders willen niet komen omdat ze denken dat hun betrokkenheid niet meer van nut is. Of ze willen, na slechte ervaringen in de zorg, niet voor de zoveelste keer in de beklaagdenbank terechtkomen. Jan Meerdinkveldboom bespreekt in zijn artikel alle voors en tegens van het betrekken van de ouders bij een behandeling van een kind in de zogenaamde ‘emergent adulthood-fase’. Hij hoopt u te kunnen overtuigen van de stelling ‘Zonder ouders geen behandeling van adolescenten’.
In De Praktijk beschrijven Adriana Jasperse, Jacolien den Boer & Irma Hein een casus. Die gaat over Aïcha, een jonge vrouw die, gevlucht uit Afrika en in Nederland aangekomen, door verkrachting zwanger blijkt te zijn. De auteurs, allen werkzaam bij Stichting Centrum 45, reflecteren in deze casus voortdurend op hun eigen handelen. Ze willen het vertrouwen van deze vrouw winnen, maar ook het kind beschermen wanneer de jonge moeder daar al te hardhandig mee om gaat. Maar hoe doe je dat? De auteurs beschrijven hun dilemma’s openhartig, waardoor deze zeer herkenbaar en leerzaam worden.
De enige vreemde eend in de bijt van dit themanummer is misschien het congresverslag van Tomas Van Reybrouck & Cathy Van Gorp over systeemtherapie en onderzoek in de lage landen. Alhoewel toch ook weer niet helemaal een vreemde eend, want in de workshop van Peter Rober op dat congres kwam het onderzoek naar het rouwen van ouders na verlies van een kind aan de orde. Het congres had als doel om de samenwerking tussen onderzoek en praktijk te bevorderen. Lees het verslag om te weten of dat doel behaald is.
Catherine Barbez schreef een verslag van een drie dagen durend congres dat in april plaatsvond in De Efteling in Kaatsheuvel. Het thema van het congres was ‘veerkracht’ en het doel een dialoog te stimuleren tussen beoefenaars van uiteenlopende wetenschapsdomeinen: de neurologie, biologie, ethologie en psychologie. Voor dit themanummer springt de lezing van Daniel Siegel, een kinderpsychiater uit Los Angeles, over het puberbrein er uit. Barbez noemt het enthousiasme waarmee Siegel opkomt voor pubers en adolescenten ‘inspirerend’.
Behalve de reeds hierboven genoemde recensie van het praktijkboek Kinderen uit de knel worden er, tot slot, nog vier andere boeken en een spel besproken.
We hopen dat dit nummer u zal inspireren en helpen om ouders die het tijdelijk of voor langere tijd niet goed redden te ondersteunen, te behandelen en te bemoedigen bij de opvoeding van hun kinderen. Want, om Alice van der Pas (2014) aan te halen, risico-ouders zullen er altijd zijn; maar dat worden alleen probleemouders wanneer we hen laten aanmodderen.
Rest mij nog te vermelden dat Harry van Velsen de redactie heeft verlaten. Wij danken hem voor zijn enthousiasme en inzet voor dit tijdschrift en wensen hem alle goeds toe.
Literatuur
- Pas, A. van der (red.) (2014). Hoezo probleemouders? – Tien opstellen over de ongemakkelijke relatie ouders-maatschappij. Amsterdam: SWP.
- Prins, S. (2015). Interview met Jan Dirk van der Ploeg: Jongeren zijn niet onder één noemer te brengen. Het Parool, Wetenschap, 25 april, 39.
- Steenbergen, E. van (2015). Interview met Marit Tomassen: Zo’n ouderschapsplan zegt dus niks. NRC Handelsblad, 18 mei, 7.
- Vermeiren, R., Ranitz, A. de & Dijkshoorn, P. (2015). Verwende patiënten? Wij hebben ze niet op onze lijst. Trouw, Opinie, 29 mei, 24.
- Zembla (2015). Uitzending: De ouders van tegenwoordig. Te vinden op zembla. vara.nl/seizoenen/2015/afleveringen/ 29-04-2015.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0924-3631
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden