MENU
  • Home
  • Actueel
    • Nieuws
  • Inhoud
    • Laatste nummer
    • Archief
    • Rubrieken
    • Artikelen
    • De Praktijk
    • Onderzoek gesignaleerd
    • Reflecties
    • Discussie
    • Professie en Persoon
    • Congressen
    • Boeken (en zo)
  • Auteurs
    • Overzicht auteurs
    • Auteursrichtlijnen
    • Artikel indienen
    • Gebruik van artikelen
  • Abonnementen
    • Abonnement aanvragen
    • Proefabonnement
    • Voorwaarden en wijzigingen
  • Over Systeemtherapie
    • Redactie
    • Adverteren
    • Open Access
    • Links
    • Contact
Inloggen
Inhoud
Inhoudsopgave jaargang 28 (2016) / nummer 1
PDF  

Pionier in België en vakvrouw in hart en nieren – Een interview met Edith Tilmans-Ostyn

Nine van Stratum, Wendelien Nagtegaal
1 september 2025

Samenvatting

Edith Tilmans-Ostyn is klinisch psychologe en gezinstherapeute. Hoewel zij de pensioenleeftijd voorbij is, is zij nog altijd als opleider verbonden aan het opleidingscentrum Centre de formation et de recherche systemique (Cefores) van de Centre Chapelle in Woluwe, een centrum voor geestelijke gezondheidszorg van de Université Catholique de Louvain. Ook verzorgt zij de voortgezette opleiding gezinstherapie (een leertherapeutische post-academische opleiding) in onder andere België (bij Context, Universitair Psychiatrisch Centrum Leuven), Zwitserland, Chili, Peru en Senegal. Daarnaast is zij werkzaam als gezinstherapeute in haar eigen praktijk.

In een eerder interview in dit tijdschrift benadrukte Rober hoe belangrijk het is dat er aandacht blijft voor de grondleggers van het vak. Tilmans-Ostyn is de pionier in België als het gaat om de gezinstherapie. In 2002 volgde een van ons (Nagtegaal) bij haar en Rober de voortgezette gezinstherapieopleiding, die een onuitwisbare indruk heeft achtergelaten en van blijvende inspiratie is in zowel haar werk als therapeut, leertherapeut en docent als in haar persoonlijke leven. Zodoende besloten wij haar samen te interviewen. Wij ontmoetten Tilmans-Ostyn in haar woning in Kortenberg.

 

Voordat we starten met het interview staan we er eerst bij stil hoe het voor Tilmans-Ostyn is om geïnterviewd te worden. Als argument om mee te werken geeft ze lachend aan dat ze Nederland veel verschuldigd is. Nadat ze was afgestudeerd als psychologe, heeft zij op eigen initiatief in Nederland een stageprogramma in elkaar gezet, om de toepassing van de objectrelatie-therapie en de gezinstherapie te observeren. In de objectrelatietheorie, die voortgekomen is uit de psychoanalyse, wordt de individuele ontwikkeling beschreven aan de hand van de verschillende geïnternaliseerde relaties die het kind in de loop van zijn ontwikkeling heeft met de belangrijke hechtingsobjecten, vooral de vader en de moeder.

De basisbegrippen in de objectrelatietheorie zijn uitgewerkt door Fairbairn en Guntrip. Sleutelbegrippen zijn ‘projectie’ en ‘projectieve identificatie’ (zie onder andere Guntrip, 1961).

‘Nederland heeft veel mogelijk gemaakt.’ Hier ligt de basis van haar carrière. Tilmans-Ostyn wilde van binnenuit kunnen ervaren hoe het is om deel te nemen aan groepstherapieën en heeft daarom in die tijd deelgenomen aan een groepstherapie bij Coen van Emde Boas en als observator groepsechtpaartherapieën bij Marc Nevejan bijgewoond. Het was Nevejan die haar introduceerde in de literatuur over de objectrelatietheorie in het werken met allerlei verschillende soorten relaties. Als belangrijkste werken noemt zij Marital tensions (Dicks, 1967), Eltern, Kind und Neurose (Richter, 1962) en Noodzakelijk verlies (Viorst, 1987). ‘Dit zijn, naast de specifieke literatuur over gezinstherapie, de drie werken die ik in mijn werk als opleider en therapeut de hele tijd gebruikt heb, om het intrapsychische – het relationele maar komende vanuit het “ik” – en de systeemaanpak meer te verenigen.’

Ze spreekt ook haar bedenkingen uit tegen een interview. ‘De aandacht naar mij trekken is tegen mijn natuur. Ik doe dat niet graag.’ Daarna vertelt ze: ‘Ik heb gemerkt dat als collega’s geïnterviewd worden op televisie, dit een terugslag geeft in de therapie. De patiënten denken “Ah, ze heeft het over mij”, of er is een willen weten wat het leven van de therapeut is. Ik wil niet dat persoonlijke dingen gepubliceerd worden zolang ik professioneel bezig ben, want ik wil dat niet in de hand werken. Ik ben tegen dat publiek maken.’ Praten over haar persoonlijke leven in relatie tot haar gedachtegoed en hoe ze tot bepaalde ontwikkelingen gekomen is, vindt zij geen probleem. ‘Het is geen schande of schaamte, maar ik wil dat sociale fenomeen niet aanzwengelen.’

 

Hoe Tilmans-Ostyn tot gezinstherapie gekomen is, is ten dele gegaan door uitsluiting. Ze wilde zeker niet de kant op van de psychodiagnostiek en ook niet de kant van de psychoanalyse, die destijds een dominante rol speelde in het veld van de psychotherapie. ‘Ik vond de psychoanalyse zo rigide, zo geïnstitutionaliseerd, dat ik er van gruwde. Ik vond wel dat ze een heel rijk erfgoed hadden, en ik heb er veel uit geleerd en gelezen, maar psychoanalytica worden was uitgesloten.’ Een vrees van Tilmans-Ostyn is dat de systeembenadering even rigide aan het worden is, veel te geïnstitutionaliseerd met allerlei eisen.

Tijdens het maken van de keuze voor de opleidingsrichting begon de relatie- en gezinstherapie opmars te maken. ‘Ik ben er direct op gesprongen.’ Ze is zelf de oudste uit een gezin met zes kinderen. Haar vader, huisarts, was gericht op het werken met kinderen en haar moeder heeft heel haar leven geïnvesteerd in het gezin met de zes kinderen. Ze heeft er zodoende een vertrouwdheid in meegekregen. Bij gezinsen groepstherapieën voelt ze zich als een vis in het water.

Haar toenmalige professor Piet Fontaine, kinderpsychiater, steunde Tilmans-Ostyn in haar werk om de gezinstherapie als vak te helpen ontwikkelen. Toen zij na haar stage in Nederland terugkwam in België, werkte ze onder andere met Mattheeuws, Cuvelier en Fontaine. Zij werkte aanvankelijk in het Nederlands en gaf later ook Franstalige opleidingen. Fontaine vroeg haar na terugkomst om het klinische team van de postacademische opleiding psychoanalyse voor kinderen in supervisie te nemen, om de begeleiding van de ouders meer te diversifiëren. ‘Geen sprake van’, heeft ze gezegd. ‘Ik ben een jonge psychologe en heb veel geobserveerd, maar heb nog weinig praktijk. Ik wil wel intervisie verzorgen.’ Samen met Fontaine is deze intervisiegroep tot een soort laboratorium geworden. Voor Tilmans-Ostyn is dit altijd een belangrijk begrip gebleven: een laboratorium waarin niet gewerkt wordt vanuit een oordeel over wat verkeerd is of anders moet, maar waarin geoefend kan worden met ideeën en de feedback komt van de gezinsleden in een rollenspel. Dan is elke interventie goed en speelt de vraag: wat mobiliseert en wat legt plat? De beste definitie voor een groep in opleiding is ‘een laboratorium om in een beschermde ruimte te experimenteren met alternatieven’.

Tilmans-Ostyn is uiteindelijk dertig jaar verantwoordelijk geweest voor de opleiding gezinstherapie en systemische interventies bij Cefores. Een belangrijke vraag in dit werk is voor haar altijd geweest: hoe kan je een opleidingsgroep blijven sturen en er verantwoordelijk voor zijn zonder solistisch te worden? Hoe kan het een co-constructief proces zijn terwijl je tegelijkertijd de verantwoordelijkheid draagt voor het verloop? Dit vergt steeds gedegen voorbereiding en ook ruimte voor afstemming op de groep. Zo vindt zij dat de supervisie afgestemd moet worden op de inhoud van de opleiding op dat moment. Het moet niet een supervisie worden zoals de supervisor dat wil.

In haar werk met opleidingsgroepen en leertherapiegroepen probeert zij de opleidelingen te laten ervaren. Een van de doelstellingen is dat het zo dicht mogelijk bij de praktijk blijft. Zij werkt veel met metaforen en non-verbale materialen, zoals tekeningen. Haar tweetalige achtergrond is hierop van invloed geweest. Haar moeder was Franstalig en haar vader Nederlandstalig. ‘Het heeft ontzettende voordelen. Een nadeel is dat je geen van beide echt beheerst, dus zoek je naar een taal die wel rechtstreeks ingang vindt bij de ander, en dat is de metafore taal.’ Daarnaast heeft Tilmans-Ostyn altijd aandacht gehad voor het vroegtijdig betrekken van jonge kinderen in consultaties (Tilmans-Ostyn & Van Caloen, 1984). Beeldend en ervaringsgericht werken, bijvoorbeeld door gebruik te maken van het ‘toverstokje’ en te ondersteunen wat kinderen suggereren in spel, tekeningen en hun gedrag, maakt dikwijls dat de gezinsleden zich meer openstellen voor elkaar en voor de therapeut.

In het boek De potentiële kracht van broer-zusrelaties (2008) dat mede onder haar redactie is verschenen, wordt dieper ingegaan op het werken met de broer-zusrelatie in de gezinstherapie. Dit is altijd een aandachtsgebied geweest van Tilmans-Ostyn. Ze merkte: ‘Als ze komen met een kind, dan vragen ouders om met het kind bezig te zijn en met hen als ouders, niet als koppel. Terwijl je direct merkt dat het koppel niet goed functioneert. Wat ik heb gemerkt is dat als je werkt op de broer-zusrelatie en hun manier van tussenkomen als ouders, je eigenlijk aan het modelleren was hoe zij het als man en vrouw konden reguleren.’ Wanneer er een deel opgelost was rond de kinderen, dan gaven de ouders aan dat zijzelf niet uit hun conflict raakten. ‘Door op de broer-zusrelatie te werken, werk je dus eigenlijk ook op het koppel, maar je brengt het niet in de aandacht, want je respecteert de taalkaart van het gezin.’ Voor haar blijft de broerzusrelatie de grootste blinde vlek in de gezinstherapie. De focus ligt nog altijd op de ouder-kindrelatie, maar niet alles komt van de ouders. ‘Er is een eigen stijl geprogrammeerd door de positie die je inneemt in je gezin van herkomst en je broer-zusrelatie.’ Tilmans-Ostyn krijgt nog regelmatig de vraag van cliënten of ze met broers en zussen in therapie mogen komen. Ook merkt ze hoe de broer-zusrelaties kunnen doorspelen in teamsupervisies. ‘Heel wat onoplosbare spanningen in teams hebben meer te maken met de broer-zusrelaties die niet verwerkt zijn en zich dus herhalen.’ In een team bij de Centre Chapelle in Woluwe gaf zij eens de opdracht om in groepen op te splitsen, gericht op de broer-zusrelaties. Ze liet de oudsten bij elkaar komen, de jongsten, de mensen die een gehandicapte broer of zus hadden, etc. Zij vroeg hun om samen te zoeken naar de sterke punten en handicaps van elke positie. ‘Het was merkwaardig hoe dat de zaken versoepelde.’ Het is niets indringends, maar het werkte wel. Ook in relatietherapie blijft zij hier oog voor houden; zeker hierin wordt deze hulpbron weinig aangeboord.

In het bieden van een ervaring voor mensen in opleiding heeft Tilmans-Ostyn voornamelijk oog voor het procesdenken en -werken. Dat is goed te merken wanneer Nagtegaal enkele voorbeelden uit de voortgezette opleiding deelt. Tilmans-Ostyn legt telkens de brug naar het werken met gezinnen en de complexe dynamiek binnen deze systemen. Nagtegaal vertelt hoe het haar geraakt heeft dat er begonnen werd met de vraag: wat kan ik als opleider leren van jullie ervaringen met opleiding? En: hoe heb je dat afgesloten? Er was ruimte voor positieve en negatieve feedback. Vragen die zowel in opleidingen als in therapie dikwijls niet gesteld worden en waarmee je later als opleider en als therapeut geconfronteerd kunt worden (Tilmans-Ostyn, 2000).

Nagtegaal herinnert zich ook dat de cursisten twee ‘engelbewaarders’ moesten kiezen, die als het ware mee bewaakten dat niet in een eerder ervaren valkuil gestapt zou worden. ‘En als ik weer in die valkuil terecht kwam dan hoorde ik iemand roepen: “Wendelien, dit is wat je niet wilde.” Het was niet altijd leuk om te horen, maar het hielp wel heel erg.’ Tilmans-Ostyn vult aan: ‘Dat doe je eigenlijk ook met de gezinnen. Je ziet dat kleine kinderen, als moeder te depressief wordt, op de schoot van hun moeder gaan zitten, of dat een kind lawaai begint te maken als het merkt dat je een vraag stelt die de vader en moeder of iemand anders bedreigt. Hierdoor kom je in een co-evoluerend proces waarbij iedereen kan bijsturen. En dat bijsturen is een stuk voor mij dat niet voldoende geëxperimenteerd wordt in opleidingen.’ Ze wilde een middel vinden om het ervaarbaar te maken bij mensen in opleiding, in plaats van te richten op doelstellingen of op oordelen op wat het gezin moet verbeteren. ‘Dit is een thema dat ik al had toen ik stage deed in Nederland: de zelfwerkzaamheid van de cliënt. Zelfwerkzaamheid is door ze in te schakelen als bewakers van iets dat belangrijk is voor iemand anders en de groep.’

Deze vorm van opleiden, door op processen te richten en te laten ervaren, vraagt een stevige structuur en stapsgewijze opbouw, zonder het proces zelf vooraf te bepalen. Nagtegaal vertelt hoe Tilmans-Ostyn ‘s ochtends in alle vroegte aanwezig was op de opleidingslocatie, omdat ze voor de file uit was gereden. Dan zat ze al te schrijven en te focussen op wat er ging gebeuren de rest van de dag. En tegelijkertijd is zij iemand die veel ruimte geeft en zorgt dat iedereen ruimte krijgt om zich te ontwikkelen in dat waar ze krachtig en goed in zijn. Ook hier trekt Tilmans-Ostyn de lijn naar het werken met gezinnen. In het begin is zij heel erg aan het structureren en neemt zij de tijd en ruimte voor het creëren van een behandelcontext (zie ook Tilmans-Ostyn, 1990; Tilmans-Ostyn & Rober, 1999).

Een gemis in opleidingen vindt Tilmans-Ostyn dat er te weinig aandacht wordt besteed aan het procesdenken en -werken. ‘We zijn veel te gedreven naar een doelstelling of naar dingen die we moeten doen om een goede therapeut te zijn. We zijn nog altijd te veel bezig met onze tien geboden.’ Dit sluit aan op de vrees die zij uit, over de eisen waaraan je moet voldoen als therapeut. In opleiding worden veel technieken onderwezen, ‘maar het procesdenken en processen laten ervaren is het stuk waar ik structuur mis.’ De structuur die er is, is volgens haar te veel gericht op technieken en individuele ervaringen in de groep en te weinig op groepsdynamiek. Uit de woorden van Tilmans-Ostyn maken we op dat zij de kwaliteit van de therapeut ziet in gedegen onderwijs in procesdenken en niet in het formuleren van competenties waaraan de therapeut moet voldoen.

Een ander belangrijk thema voor haar in opleiding en in werk is het luisteren naar je eigen intuïtieve indrukken. Zelf kreeg ze toen ze van Nederland terugkeerde naar België snel haar eerste dochter en er volgden nog drie kinderen. Ze ging niet naar congressen in het buitenland, zoals ze collega’s wel zag doen. Dit heeft haar geholpen om meer naar zichzelf te luisteren. ‘Het ankerpunt zit in jezelf, niet in anderen. Nu leven we nog meer in een versnelde cultuur. Heb je dit al meegemaakt? Heb je dat al gelezen? Dus je vergaloppeert je continu en daarmee luister je niet genoeg naar jezelf.’ Zij vertelt hoe zij zich soms zorgen maakt over de huidige generatie van jonge therapeuten en de eisen die tegenwoordig aan hen worden gesteld. Er wordt regelmatig gevraagd om in de avonden te werken en ook veel uren te werken.

De focus moet naar binnen gaan in plaats van naar buiten. We sluiten het interview af met wat Tilmans-Ostyn alle therapeuten gunt: een stevig anker in jezelf en vertrouwen in je eigen intuïtie.

Vorige Inhoudsopgave Volgende
Twitter Facebook Linkedin
Delen Print PDF

Literatuur

  • Dicks, H.V. (1967). Marital tensions – Clinical studies towards a psychological theory of interaction. London: Routledge and Kegan Paul.
  • Guntrip, H. (1961). Personality structure and human interaction – The developingsynthesis of psychodynamic theory. London: Hogarth Press.
  • Richter, H-E. (1962). Eltern, Kind und Neurose – Psychoanalyse der kindliche Rolle. Hamburg: Rowohlt.
  • Tilmans-Ostyn, E. (1990). Het creëren van therapeutische ruimte bij de analyse van de hulpvraag. Kinder- en Jeugdpsychotherapie, 16(4), 203-221.
  • Tilmans-Ostyn, E. (2000). Verkracht door een protocol of een protocol van kracht – Een systeemdynamische handeling van (niet) opname. In A.L. de Blécourt & A.P.M. van Strien (red.), Kinder- en jeugdpsychiatrie in focus – Indicatiestelling en opnamestrategie; beleid en research (pp.73-84). Assen: Van Gorcum.
  • Tilmans-Ostyn, E. & Meynckens-Fourez, M. (red.) (2008). De potentiële kracht van broer-zusrelaties. Leuven: Lannoo Campus.
  • Tilmans-Ostyn, E. & Rober, P. (1999). De voortgezette opleiding gezinstherapie – Een model van leertherapeutische opleiding voor gezinstherapeuten. Tijdschrift voor Psychotherapie, 25(1), 86-95.
  • Tilmans-Ostyn, E. & Van Caloen, B. (1984). Gezinstherapie met jonge kinderen. In J.J.P Hendrickx, F. Boeckhorst, T. Compernolle, & A. van der Pas, (red.), Handboek gezinstherapie 2 (deel I, Til 1-10). Deventer: Van Loghum Slaterus.
  • Viorst, J. (1988). Noodzakelijk verlies. Baarn: Anthos.

© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0924-3631


De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:


Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912. Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).

No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.

Jaargang 37, nr. 3, september 2025

Neem een ABONNEMENT Laatste editie Archief

Nieuwsbrief Boom Psychologie

Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.

Aanmelden

Boeken

De JIM-aanpak
Levi van Dam, Sylvia Verhulst
€ 19,95
Meer informatie
Handboek suicidaal gedrag bij jongeren
Jan Meerdinkveldboom, Ineke Rood, Ad Kerkhof
€ 26,95
Meer informatie
Verbonden
Amir Levine, Rachel Heller
€ 19,95
Meer informatie

Privacy policy

Algemene voorwaarden

© 2009-2025
Boom uitgevers Amsterdam

Redactieadres

Systeemtherapie

Foke van Bentum

WG-plein 209

1054 SE Amsterdam
telefoon: (020) 612 30 78

redactie@nvrg.nl

Klantenservice

Boom uitgevers Amsterdam B.V.

Postbus 15970

1001 NL Amsterdam

Nederland

(088) 0301000 

klantenservice@boom.nl