Verhalen vertellen
Samenvatting
Met ‘verhalen vertellen’, het thema van dit nummer, bedoelen we dit vertellen niet als individuele activiteit, maar altijd als een intens sociale.
Het kan een directe conversatie zijn, zoals twee kennissen aan de telefoon of een spreekuurcontact bij de huisarts. Of het politieke debat in het parlement. Verhalen beperken zich niet tot woorden. Het kan een film zijn, een tentoonstelling.
Het kan ook een trage conversatie zijn over de grenzen van de tijd en ruimte heen, zoals in de literatuur of de wetenschap. Dan is het voor de gesprekspartners, schrijver en lezer, veel lastiger om op elkaar af te stemmen, maar blijft het nog steeds een conversatie. Ons werk als schrijvers en redacteuren van dit tijdschrift is ook zo’n poging tot gesprek over tijd en ruimte heen.
Dit themanummer beperkt zich, anders dan de titel misschien doet vermoeden, niet tot de narratieve of dialogische stroming in de systeemtherapie. Het uitgangspunt is dat we altijd verhalen construeren en uitwisselen. Pratend in onszelf of met elkaar, in het dagelijks leven, in de wetenschap, of in of over therapie.
Alle vormen van psycho- of systeemtherapie kun je zien als het samen herordenen van de autobiografische verhalen van individuele cliënten, partners of families. Maar ook psycho- en systeemtherapeuten zelf vertellen elkaar en de maatschappij verhalen over het vak: hoe ze de ‘werkelijkheid’ en hun eigen activiteiten zien.
Op de therapiemarkt concurreren verschillende therapiestromingen en vakdisciplines onderling om geld en posities, om toelating en uitsluiting. Dat zou kunnen verklaren waarom richtingen in ons vak zich vaak zo tegen elkaar afzetten en hun onderlinge verschillen uitvergroten, waarschijnlijk meer dan hun feitelijke therapeutische praktijken rechtvaardigen. Door hun verhalen over zichzelf positioneren zij zich. Daarmee oefenen ze macht en invloed uit, binnen de steeds veranderende mogelijkheden en grenzen die de wijdere maatschappij verschaft.
Therapeuten kunnen dat doen doordat in onze maatschappij beroepen als de psychotherapie en instituties als de geestelijke gezondheidszorg zijn ontstaan, in de vorm van gespecialiseerde sociale structuren (Brinkgreve, Onland & De Swaan, 1979; De Swaan, Van Gelderen & Kense, 1979). Dat is geen natuurlijk gegeven, maar een specifieke sociaal-historische ontwikkeling onder invloed van nog veel langduriger en grootschaliger maatschappelijke veranderingen. Parallel aan het ontstaan van de ggz ontstonden haar doelgroepen: mensen die leren hun moeilijkheden op specifieke manieren te construeren, namelijk als problemen die zich lenen voor therapie. Al moet daar vervolgens in de therapeutische relatie nog heel wat over onderhandeld worden, zoals we kunnen zien in het artikel van Muntigl in dit nummer.
De speelruimte in onze verhalen wordt altijd bepaald en begrensd door de bredere sociale en historische werkelijkheid van dat moment. Omgekeerd wordt door al die verhalen die werkelijkheid – in dit geval het therapiebedrijf – ook weer vormgegeven en beïnvloed. Om een voorbeeld te noemen: de toegenomen aandacht voor de opbouw van een veilige werkrelatie.
Voor dit themanummer hebben wij een aantal teksten verzameld die op verschillende niveaus en vanuit verschillende invalshoeken gaan over het vertellen van grote en kleine verhalen, het voeren van conversaties, en de wijze waarop dat onze interacties en handelen beïnvloedt.
Twee daarvan zijn familiegeschiedenissen. Het genre van de persoonlijke familieverhalen is de laatste jaren sterk in opkomst. De boekhandel ligt er vol mee en op internet zijn talloze mensen bezig met stambomen (Venhuizen, 2016). Familiegeschiedenissen voorzien kennelijk in een grote behoefte. Zingeving, een houvast, oriëntatie om onszelf beter te begrijpen in een tijd waarin identiteiten fragmentarischer en vloeiender worden en we niet meer tot vaste lokale groepen behoren, maar tot losse netwerken. Het familieonderzoek, dat start vanuit persoonlijke betrokkenheid, laat ook steeds een bredere maatschappelijke en historische context zien, waarin deze persoonlijke en lokale ervaringen zich vormden. Zoals overal ter wereld de ‘kleine geschiedenis’ van Anne Frank wordt verteld als een ingang tot de ‘grote geschiedenis’ van oorlog en vervolging.
Zo’n verband tussen ‘grote’ en ‘kleine’ verhalen legt Peter Rober in dit nummer in zijn reconstructie van het verzwegen verhaal van zijn grootvader en de rol die de tweede wereldoorlog en het zwijgen speelden in zijn familie. Zijn conclusie over de rol van geheimen wijkt af van het gangbare denken daarover in de systeemtherapie. Hij geeft tevens een verantwoording over zijn kwalitatieve onderzoeksmethode, waarin hij zich liet begeleiden door Paul Rosenblatt, een Amerikaanse sociaalwetenschapper die onder andere bekend is om zijn interculturele onderzoekingen naar families en naar rouwverdriet.
Het artikel van Rober & Rosenblatt is een voorbeeld van kwalitatief onderzoek op een enkele casus. Van de systeemtherapie wordt meer onderbouwing door onderzoek gevraagd, en ons tijdschrift wil zich profileren op dit terrein. Maar naast de gouden standaard van randomized controlled trials en kwantitatief onderzoek blijft kwalitatief en procesonderzoek vaak onderbelicht, terwijl dat zich bij uitstek leent voor de studie van betekenisgeving in interactieprocessen. Peter Muntigl beschrijft in zijn artikel de conversatieanalyse, een kwalitatieve onderzoeksmethode die zich bezig houdt met directe interactie in informeel of formeel verband, waarin mensen samen een verhaal over zichzelf, elkaar en de wereld construeren. Muntigl past deze analysemethode toe op een therapiegesprek met een koppel. Zulk procesonderzoek kan meer zicht bieden op vragen als: wat doen therapeuten en cliënten nu eigenlijk precies in een zitting van minuut tot minuut en hoe doen ze dat dan precies? En hoe pakt dat uit? Vaktheorie en training geven maar amper houvast voor de ingewikkelde praktijk van het therapeutisch gesprek met unieke deelnemers, en het procesonderzoek kan ons daar beter op voorbereiden.
Meer over kwalitatief onderzoek verderop in de bijdrage van Hannah Van Parys aan de rubriek Onderzoek gesignaleerd. Uit de veelheid van kwalitatieve onderzoeksmethodes licht zij er twee, interpretatieve fenomenologische analyse en narratieve analyse, om te laten zien hoe verhalen daarin als onderzoeksmateriaal benaderd worden, in het bijzonder in onderzoek naar koppels, gezinnen en systeemtherapeutische sessies.
In het derde hoofdartikel beschrijft Sabine Vermeire met woorden en beeldtaal hoe zij op creatieve wijze en met narratieve ‘veelstemmigheid’ een jongen hielp om zijn eigen verhaal te maken na de zelfmoord van zijn vader, en onderbouwt zij de therapeutische keuzes die zij maakte op narratieve gronden.
Sacha Lucassen beschrijft in de rubriek De Praktijk de manier waarop ze een kind en haar ouders helpt om een leefbaar verhaal te maken van traumatische gebeurtenissen. Interessant om haar werkwijze te vergelijken met de aanpak van Sabine Vermeire. Lucassens methode baseert zich op psychologische principes uit de individuele cognitieve gedragstherapie. Omdat het kinderen betreft, worden de ouders betrokken. Is de methodiek dan wel systemisch genoeg voor ons tijdschrift? Of is dat enkel een kwestie van benoemen, van de therapeutische rationale – het verhaal waarmee therapiemethodes zichzelf rechtvaardigen – en maakt het voor de feitelijke praktijk minder uit? Er lopen vele wegen naar Rome, en laat daarlangs maar vele bloemen bloeien.
In de rubriek Reflecties het Turks-Koerdische familieverhaal van Kevser Gün, waaruit blijkt hoe complex zo’n geschiedenis kan zijn. Net zoals we leden van andere etniciteiten uiterlijk allemaal op elkaar vinden lijken totdat we nader met hen kennismaken, zo zijn mensen ook geneigd om andere culturen als veel homogener dan de eigene te beschouwen en de leden ervan op één hoop te gooien. Stereotype tweedelingen over cultuurverschillen, zoals ‘meer collectivistisch’ tegenover ‘meer individualistisch’, volstaan niet; die kunnen juist de afstand vergroten en daardoor weer werken als zichzelf bevestigende voorspellingen. De complexiteit van Güns verhaal kan ons helpen om sensitiever te worden voor de veelheid aan verschillen tussen alle migranten die nu ons land en in de nabije toekomst ook de hulpverlening binnenkomen.
In Professie & Persoon interviewen Cathy Van Gorp & Jolanthe de Tempe socioloog Christien Brinkgreve, gespecialiseerd in onderzoek van psychotherapie, gezin, privéleven, en van het vertellen van verhalen door mensen. Zij is afkomstig uit dezelfde ‘Amsterdamse school’ van sociologie als ondergetekende, een traditie van theorievorming en onderzoek die ook systeemtherapeuten kan inspireren in hun nadenken over het vak en de maatschappelijke en historische context daarvan.
In een tweede bijdrage voor Professie & Persoon een interview door Jasmina Sermijn met Kenneth Gergen, een van de grondleggers van het sociaal-constructionisme in de psychologie, dat ervan uitgaat dat psychische en sociale verschijnselen, inclusief het ‘zelf’, geen objectief vaststelbare zaken zijn, maar steeds sociaal geconstrueerd worden.
Dat sluit aan bij de opvatting van Christien Brinkgreve, met het niet onbelangrijke verschil dat een socioloog ook steeds de ‘grote’ culturele verhalen en macroprocessen erbij betrekt. Die grote verhalen en processen ontstaan door en uit al die miljoenen conversaties en interacties, maar worden relatief autonoom ten opzichte van de bedoelingen en inzichten van al die deelnemers, en oefenen op hen een onontkoombare druk uit. De historische en maatschappelijke context verschaft ons enerzijds de mogelijkheden voor die onderlinge uitwisselingen, maar stelt anderzijds ook beperkingen aan de vrijheidsgraden daarin. Zulke grootschalige maatschappelijke ontwikkelingen hebben er bijvoorbeeld toe geleid dat er zoiets is ontstaan als een psychotherapeutisch ‘bedrijf’ waarin therapeuten en cliënten elkaar ontmoeten en een bepaald, tamelijk nauw omschreven type gesprek voeren over levensproblemen van die cliënten.
In de rubriek Congressen vertelt Cathy Van Gorp samen met Nine van Stratum over het narratief en dialogisch congres in Antwerpen afgelopen november, waarvan zij de ‘warme en voedende sfeer’ roemen. Opnieuw komen we hier Sabine Vermeire tegen, evenals in de rubriek Boeken (en zo) waar Nine van Stratum een speels en ontroerend boekje van Vermeire beschrijft dat in stijl en inhoud dicht aansluit bij haar eerdergenoemde artikel. En Jan Meerdinkveldboom bespreekt een boek waarin een vader vertelt over de geschiedenis en zelfmoord van zijn zoon.
Tot slot een verandering in de redactie: Jiska Boulogne heeft tot onze spijt haar redactiewerk neergelegd wegens te veel andere taken op dit moment.
Literatuur
- Brinkgreve, C., Onland, J.H. & Swaan, A. de (1979). Sociologie van de psychotherapie 1 – De opkomst van het psychotherapeutische bedrijf. Utrecht/Antwerpen: Spectrum/Aula.
- Swaan, A. de, Gelderen, R. van & Kense, V. (1979). Sociologie van de psychotherapie 2 – Het spreekuur als opgave. Utrecht: Spectrum/Aula.
- Venhuizen, G. (2016, 6 februari). Wie denk je dat je bent? NRC Handelsblad, L6-L7. Te vinden op www.nrc.nl/handelsblad/2016/02/06/wie-denk-je-dat-jebent-1585680.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0924-3631
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden