MENU
  • Home
  • Actueel
    • Nieuws
  • Inhoud
    • Laatste nummer
    • Archief
    • Rubrieken
    • Artikelen
    • De Praktijk
    • Onderzoek gesignaleerd
    • Reflecties
    • Discussie
    • Professie en Persoon
    • Congressen
    • Boeken (en zo)
  • Auteurs
    • Overzicht auteurs
    • Auteursrichtlijnen
    • Artikel indienen
    • Gebruik van artikelen
  • Abonnementen
    • Abonnement aanvragen
    • Proefabonnement
    • Voorwaarden en wijzigingen
  • Over Systeemtherapie
    • Redactie
    • Adverteren
    • Open Access
    • Links
    • Contact
Inloggen
Inhoud
Inhoudsopgave jaargang 28 (2016) / nummer 2
PDF  

Verhalen in kwalitatief onderzoek

Hanna Van Parys
1 september 2025

Samenvatting

‘Waar ik niet echt op voorbereid was, was op de geboorte. Toen heb ik het wel even moeilijk gehad, omdat… Als zij dan, ze lag dan in de couveuse, dat was zo’n klein ding. En, euh, toen had ik zoiets van: “Is dat nu van mij?”. Ik denk dat dat die bloedband was, dat het voor mij wel heel speciaal was.’ (Vivianne, doneerde eicellen aan haar zus)

 

Welke plaats krijgen verhalen in wetenschappelijk onderzoek? In kwantitatief onderzoek worden verhalen soms gebruikt om tot een categorisatie van de deelnemers te komen. Denk bijvoorbeeld aan het adult attachment interview (George, Kaplan & Main, 1985) op basis waarvan mensen in bepaalde hechtingscategorieën worden ondergebracht. Echter, de plaats bij uitstek om verhalen terug te vinden, is kwalitatief onderzoek.

Kwalitatief onderzoek is gericht op ervaringen en betekenisgeving van mensen en deze worden doorgaans via verhalen kenbaar gemaakt. Open of (semi-)gestructureerde interviews zijn gangbare dataverzamelingsmethodes en nodigen deelnemers uit om hun verhaal te vertellen. De vrouw die eicellen doneerde aan haar zus vertelt over significante momenten in het proces van de donatie: hoe ze deze ervoer (‘heb ik het wel even moeilijk gehad’) en hoe ze er betekenis aan gaf (‘ik denk dat dat die bloedband was, dat het voor mij wel heel speciaal was’).

In deze bijdrage staan verhalen van deelnemers aan kwalitatief onderzoek centraal. Verschillende manieren om met het verhaal van onderzoeksdeelnemers om te gaan, worden belicht. De nadruk ligt dan ook voornamelijk op hoe verhalen geanalyseerd worden in de context van (kwalitatief) wetenschappelijk onderzoek.

Twee methodes toegelicht

Uit de veelheid van kwalitatieve onderzoeksmethodes (zoals thematische analyse, grounded theory analyse, interpretatieve fenomenologische analyse, narratieve analyse, conversatieanalyse, discoursanalyse) worden twee methodes geselecteerd en in detail besproken: interpretatieve fenomenologische analyse en narratieve analyse. Deze methodes dienen in de verdere uiteenzetting als voorbeeld om de verschillende manieren waarop verhalen worden benaderd te illustreren.

Interpretatieve fenomenologische analyse

Interpretatieve fenomenologische analyse (interpretative phenomenological analysis, IPA) werd ontwikkeld in de gezondheidspsychologie maar kent tegenwoordig een breed toepassingsgebied, onder meer in het veld van de relatie- en gezinsstudies. Zo verscheen er recent een IPA-studie naar de ervaring van gezinsrelaties wanneer een gezinslid gediagnosticeerd is met de ziekte van Huntington (Maxted, Simpson & Weatherhead, 2014).

In IPA ligt de nadruk specifiek op de ervaring (bijvoorbeeld de ervaring dat een van de gezinsleden ziek wordt) en hoe mensen betekenis geven aan deze ervaring (Smith, Flowers & Larkin, 2009). IPA is gestoeld op de fenomenologie (de filosofische benadering van de studie van menselijke ervaring) en hermeneutiek (de studie van de interpretatie van geschreven teksten). Een voorwaarde voor een goede IPA-studie is de kwaliteit van de interviewdata. Doorvragen door de interviewer zorgt voor rijke beschrijvingen van de ervaringen van de deelnemers. Verder zijn er specifieke richtlijnen beschreven voor zowel de analyse als voor de rapportage van de bevindingen (Smith, 2011).

Wat betreft de data-analyse worden de interviews in verschillende fases stuk voor stuk doorgenomen. In de eerste fase wordt het uitgeschreven interview meerdere malen gelezen. Daarbij wordt er zorgvuldig nota gemaakt van zaken die verrassen, eerste interpretaties van de onderzoeker en linken tussen verschillende uitspraken van de geïnterviewde. Dit heeft als doel voeling te krijgen met de data en de context waarin uitspraken worden gedaan goed te exploreren alvorens met het eigenlijke coderen van start te gaan. In de tweede fase gaat men op zoek naar thema’s binnen de data, ook wel coderen genoemd. Deze worden systematisch bijgehouden en nadien opgelijst. In de derde fase wordt er gezocht naar verbanden tussen de thema’s en worden er hogere-orde thema’s gevormd.

In een studie naar de ervaring van gezinscommunicatie rond donorconceptie in gezinnen met lesbische ouders zou een thema bijvoorbeeld kunnen zijn: ‘communicatie beperken tot vragen kinderen beantwoorden’. Een hogere-orde thema zou kunnen zijn: ‘vragen van het kind een centrale plaats geven’.

Wanneer de thema’s voldoende gestructureerd zijn in thema’s en hogere-orde thema’s, kan men overgaan naar de vierde fase, waarin een tabel wordt opgesteld met een aantal kernwoorden en een illustratieve quote bij elk thema (bijvoorbeeld ‘Het enige waarop je moet letten is dat je nooit meer antwoordt dan wat ze [de kinderen] vragen.). Hetzelfde proces wordt herhaald voor alle volgende interviews.

Ten slotte gebeurt er een analyse op groepsniveau: er wordt gezocht naar verschillen en gelijkenissen tussen de gevonden thema’s voor alle deelnemers. Deze analyse op groepsniveau vormt de basis voor het uiteindelijke rapport over de studie. Vaak wordt er gedurende de hele analyse met een team van auditoren gewerkt. Zij dagen de analyse op de verschillende niveaus uit en zorgen op die manier voor meer verdieping van de interpretaties.

Narratieve analyse

De tweede methode, narratieve analyse, richt zich uitdrukkelijk op narratieven, verhalen, maar beperkt zich daarbij niet tot de inhoud van deze verhalen (Riessman, 2008). Centrale vragen binnen narratieve analyse zijn onder andere: hoe en waarom worden bepaalde zaken verteld? Aan wie worden ze verteld en met welk doel? Welke plots en karakters vinden we terug in de verhaallijnen? Vanuit welk cultureel perspectief wordt het verhaal verteld?

Concrete richtlijnen voor narratieve analyse zijn moeilijker te vinden, wat onder meer betekent dat er meer ruimte is voor een creatieve invulling door de onderzoeker. In tegenstelling tot IPA zal er bijvoorbeeld geen gefaseerde aanpak worden vooropgesteld maar zullen bovenvermelde vragen de analyse leiden.

In Vlaanderen deed Sermijn (2008) een narratieve analyse van verhalen over het zelf en de manier waarop mensen met hun psychiatrische diagnose omgaan. Ze stelde vast dat deelnemers aan haar onderzoek geen vaststaand verhaal vertelden maar eerder een veelheid aan verhalen die niet als een eenheid gezien konden worden. Sommige elementen waren coherent en lineair geordend terwijl andere eerder tegenstrijdig waren. Ze concludeerde dat het zelf opgevat kan worden als een ‘rizomatisch verhaal’: een verhaal met vele mogelijke ingangen.

Epistemologie en hoe er in kwalitatief onderzoek met verhalen wordt omgegaan

Vertrouwd raken met de verschillende kwalitatieve onderzoeksmethodes houdt niet alleen in dat men het verschil tussen bijvoorbeeld IPA en narratieve analyse leert kennen, maar ook dat men zicht krijgt op de verschillende epistemologische kaders waarbinnen een dergelijke analyse uitgevoerd kan worden. Hoe er naar kennis en de opbouw van kennis (epistemologie) wordt gekeken, heeft een grote invloed op de analyse van kwalitatieve data. Kwalitatieve onderzoeksmethodes kunnen dan ook op een epistemologisch continuüm geplaatst worden, gaande van positivisme tot sociaal-constructionisme.

Het positivisme is het epistemologische kader dat impliciet gehanteerd wordt in het merendeel van de kwantitatieve studies, maar ook in kwalitatief onderzoek weerklank vindt. De basisidee van positivisme houdt in dat er een werkelijkheid bestaat die we kunnen kennen door er betrouwbaar en valide onderzoek naar te doen. Als we nauwkeurig genoeg observeren kunnen we, volgens het positivisme, de werkelijkheid in kaart brengen.

Het sociaal-constructionisme daarentegen gaat ervan uit dat er niet slechts een werkelijkheid bestaat maar dat de werkelijkheid voortdurend opnieuw geconstrueerd wordt doorheen sociale interacties. Taal en kennis worden gezien als sociale constructies die betekenis krijgen binnen een bepaalde sociale, culturele en historische context (Gergen, 1999).

Bepaalde kwalitatieve methodes (bijvoorbeeld thematische analyse) kunnen vanuit verschillende epistemologische kaders toegepast worden. Andere methodes hangen meer vast aan een enkel epistemologisch kader. Zo zal narratieve analyse voornamelijk vanuit een sociaal-constructionistisch perspectief uitgevoerd worden. IPA situeert zich dan weer ergens in het midden op het continuüm van positivisme tot sociaal-constructionisme. Bij deze methode wordt de invloed van de context wel erkend, echter gaan onderzoekers ervan uit dat ieder eigen ervaringen heeft en dat ze deze kunnen kennen via betekenisgeving van de participant gecombineerd met de interpretaties van de onderzoeker.

Verhaal als studieobject of als weg ernaartoe

Samenhangend met het epistemologisch kader waarbinnen kwalitatief onderzoek wordt geplaatst, zal er op een verschillende manier met de data en verhalen worden omgegaan. Methodes die met het sociaal-constructionisme worden verbonden, richten zich doorgaans op het verhaal zelf. De manier waarop het verhaal geconstrueerd wordt, de eventuele narratieve elementen en het discours waarin verhalen zijn ingebed, vormen het studieobject van dergelijk onderzoek. Zo kan er bijvoorbeeld onderzoek gevoerd worden naar de stigmatisering van holebi’s door het discours rond holebi’s in dagelijkse conversaties, nieuwsberichten, beleidsnota’s en parlementaire debatten te gaan analyseren. Dit specifieke soort kwalitatief onderzoek, wordt discoursanalyse genoemd.

Andere methodes proberen via het verhaal tot bij het object van studie te geraken. Zoals reeds aangegeven ligt de nadruk in een IPA-studie op de ervaring van mensen: bijvoorbeeld hoe ze de ziekte van hun kind beleven of hoe ze de behandelingen in het fertiliteitscentrum ervaren. Het verhaal dat de participant ons kan vertellen over deze ervaring is onze dichtste benadering van die ervaring. De ervaring zelf zullen we nooit te pakken krijgen. Voorop staat de dubbele hermeneutiek: de onderzoeker geeft betekenis aan hoe de participant betekenis geeft aan zijn ervaring. Bijgevolg wordt hier het verhaal als toegangspoort tot de ervaring, als de ‘weg naar het studieobject’ gezien, en niet als het studieobject zelf.

Van deconstructie naar reconstructie

Bij vele kwalitatieve onderzoeksmethodes is een beweging van ‘deconstructie’ naar ‘reconstructie’ inherent aan het analyseproces van de verkregen verhalen. Hoewel deze beweging minder centraal is in kwalitatief onderzoek met sociaal-constructionisme als uitgangspunt, kan het ook daar voorkomen. Net zoals thematische analyse en grounded theory analyse vertrekt IPA vanuit het in verschillende stukjes breken van de data om daarna een nieuw verhaal op te bouwen.

Zoals hierboven geschetst behelst de data-analyse een gefaseerde aanpak. In de eerste fase komt er een ‘deconstructie’ tot stand: betekeniseenheden (dit kan gaan van een paragraaf tot een zin, tot slechts een woord) worden apart gecodeerd. Het resultaat hiervan is een uitgebreide lijst van individuele codes of thema’s. Na deze codering of deconstructie van het verhaal, wordt het verhaal opnieuw opgebouwd, met de onderzoeksvraag voor ogen. Op die manier ontstaan er twee verhalen: het interview dat we kunnen zien als de co-constructie van het verhaal van de participant (co-constructie tussen interviewer en deelnemer) en het verhaal dat wordt opgebouwd doorheen de analyse.

Wat met gedeelde verhalen?

Tot hiertoe werd de analyse van individuele verhalen in kwalitatief onderzoek besproken. In deze laatste paragrafen verruimen we onze focus en zetten we de stap naar de complexere analyse van gedeelde verhalen. Dat kunnen verhalen zijn van koppels en gezinnen maar ook gedeelde verhalen in de systemische praktijk.

Onderzoek naar koppels en gezinnen

Op vlak van dataverzameling kan voor onderzoek naar koppels en gezinnen zowel gebruik gemaakt worden van individuele interviews als van koppel- of gezinsinterviews. Aan de hand van individuele interviews met gezinsleden worden verschillende perspectieven op de realiteit verkregen. Bij gezamenlijke interviews staat de co-constructie van het verhaal tussen de gezinsleden op het moment van het interview centraal. Hieronder bespreken we de toepassing van twee methodes voor de analyse van individuele interviews en gezamenlijke interviews, respectievelijk dyadic interview analysis en microanalyse.

In dyadic interview analysis worden verschillende verhalen samen geanalyseerd (Eisikovits & Koren, 2012), bijvoorbeeld twee aparte interviews met leden van hetzelfde gezin. Het doel is om op die manier individuele perspectieven tot een systemisch perspectief te verweven. In een recente studie naar de constructies rond verwantschap binnen gezinnen die via gekende eiceldonatie tot stand komen, werd een dergelijk systemisch perspectief gepresenteerd (Van Parys, Provoost, Zeiler, De Sutter, Pennings & Buysse, submitted).

Deze bijdrage begon met een quote van Vivianne, een vrouw die eicellen doneerde aan haar zus. In de studie van Van Parys et al. (Van Parys et al., submitted) zijn de perspectieven van donoren, ouders en kinderen rond verwantschap en wat dit voor hen betekent, met elkaar gelinkt. Concreet is in een eerste fase per deelnemend gezin het interview met het kind, dat met de donor en dat met de ouders apart geanalyseerd. In de tweede fase is een overkoepelende analyse per gezin gedaan om in de derde fase een analyse over gezinnen heen te doen. Uit deze dyadic interview analyse bleek dat het donorkind door alle familieleden werd gepercipieerd als een legitiem deel van de ruimere familie en dat alle familieleden actief bijdroegen om de ambiguïteit rond het moederschap te verminderen. Verder diende het toewijzen van de rol van meter aan de donor als een manier om de verschillende relaties tussen de familieleden te normaliseren.

Een andere methode om gezinsverhalen te analyseren is microanalyse. Daarbij focust men op hoe verschillende gezinsleden samen een verhaal construeren en op de gevoeligheden die daarmee gepaard gaan. Microanalyse zoals beschreven door Janet Bavelas en collega’s werd oorspronkelijk toegepast op oplossingsgerichte therapiesessies (Bavelas, McGee, Philips & Routledge, 2000) maar kan ook gebruikt worden voor de analyse van niet-klinische gezinsgesprekken. In een studie naar de ervaring van kinderen in gezinnen met een ouder met depressie (Van Parys & Rober, 2013) werden interactiesequensen tussen een moeder en haar negenjarige zoon in detail geanalyseerd. Zo konden sequensen van openlijk onderhandelen rond zorg dragen voor de moeder en het verbergen van bezorgdheden van de zoon op uitnodiging van de moeder worden beschreven.

Gedeelde verhalen in de systemische praktijk

Tot slot wordt er recent ook meer onderzoek gedaan naar ‘gedeelde verhalen’ in systeemtherapie. Het gaat hier niet enkel meer over gedeelde verhalen tussen partners en gezinsleden onderling maar over verhalen die geconstrueerd worden door cliënten en therapeuten samen. Deze verhalen kunnen opnieuw op meerdere manieren benaderd worden. Zo beschrijven Borcsa en Rober (2015) verschillende methodes om systeemtherapeutische sessies te analyseren. Rober werkt bijvoorbeeld een hoofdstuk uit rond dialogische ruimte waarin de focus ligt op wat (nu reeds) gezegd kan worden in een therapeutische sessie en wat (nog) niet. Concepten zoals sequentialiteit (welke thema’s komen achtereenvolgens aan bod in de sessie) en initiatief en respons (op welke zaken wordt er al dan niet verder ingegaan) staan hierbij centraal.

Simon en Chard (2014) gaan nog een stap verder en beschrijven manieren waarop de therapeut zelf een onderzoekspositie kan innemen. Systemisch onderzoek bestaat er volgens hen uit dat de systeemtherapeut onderzoek doet naar de eigen praktijk en dat de ‘resultaten’ van dit onderzoek tegelijkertijd deel uit maken van de therapie en de praktijk verder kunnen helpen. Ze pleiten voor een dialogische visie op kwalitatief psychotherapie-onderzoek, naar analogie met de opkomst van deze visie in de systemische praktijk zelf. Hun dialogische en collaboratieve benadering biedt een alternatieve kijk op onderzoek. De grenzen tussen de onderzoeker en ‘het onderzochte’ vervagen en er komt een volledige erkenning van de co-constructie van een verhaal tussen onderzoeker/ therapeut en deelnemer(s)/cliënten in de plaats.

Conclusie

Wanneer we het thema verhalen benaderen vanuit de kwalitatieve onderzoeksliteratuur is het opvallend dat er op heel verschillende manieren met verhalen wordt omgegaan. In sommige methodes staat het verhaal in zijn geheel voorop. In andere methodes vormt de deconstructie en reconstructie van verhalen de kern van de methode. Verder zijn er ook recente ontwikkelingen op het gebied van onderzoek naar gedeelde verhalen.

In het algemeen kunnen we stellen dat in onderzoek – net zoals in psychotherapie – unieke verhalen verteld worden, verhalen die misschien nergens anders een plaats zouden gekregen hebben. Op die manier heeft onderzoek vaak ook een ethische dimensie en ligt het in de mogelijkheid van onderzoekers om bepaalde (onderdrukte) verhalen meer ruimte te geven.

Vorige Inhoudsopgave Volgende
Twitter Facebook Linkedin
Delen Print PDF

Literatuur

  • Bavelas, J.B., McGee, D., Philips, B. & Routledge, R. (2000). Microanalysis of communication in psychotherapy. Human Systems, 11, 3–22.
  • Borcsa, M. & Rober, P. (2015). Research perspectives in couple therapy – Discursive qualitative methods. Dordrecht: Springer.
  • Eisikovits, Z. & Koren, C. (2012). Approaches to and outcomes of dyadic interview analysis. Qualitative Health Research, 20, 1642–1655.
  • George, C., Kaplan, N. & Main, M. (1985). The Adult Attachment Interview. Unpublished manuscript, University of California at Berkeley.
  • Gergen, K. (1999). An invitation to social construction. London: Sage.
  • Maxted, C., Simpson, J. & Weatherhead, S. (2014). An exploration of the experience of Huntington’s disease in family dyads – An interpretative phenomenological analysis. Journal of Genetic Counseling, 23, 339-349.
  • Riessman, C. K. (2008). Narrative methods for the human sciences. London: Sage.
  • Sermijn, J. (2008). Ik in veelvoud – Een zoektocht naar de relatie tussen mens en psychiatrische diagnose. Leuven: Acco.
  • Simon, G. & Chard, A. (2014). Systemic inquiry – Innovations in reflexive practice research. London: Everything is Connected Press.
  • Smith, J. A. (2011). Evaluating the contribution of interpretative phenomenological analysis. Health Psychology Review, 5, 9-27.
  • Smith, J. A., Flowers, P. & Larkin, M. (2009). Interpretative phenomenological analysis – Theory, method and research. London, UK: Sage.
  • Van Parys, H., Provoost, V., Zeiler, K., De Sutter, P., Pennings, G. & Buysse, A. (submitted). Constructing and enacting kinship in sister-to-sister egg donation families – A multi-family member interview study. Sociology of Health & Illness.
  • Van Parys, H. & Rober, P. (2013). Trying to comfort the parent – A qualitative study of children dealing with parental depression. Journal of Marital and Family Therapy, 39, 330-345.

© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0924-3631


De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:


Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912. Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).

No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.

Jaargang 37, nr. 2, juni 2025

Neem een ABONNEMENT Laatste editie Archief

Nieuwsbrief Boom Psychologie

Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.

Aanmelden

Boeken

Verbonden
Amir Levine, Rachel Heller
€ 19,95
Meer informatie
Handboek suicidaal gedrag bij jongeren
Jan Meerdinkveldboom, Ineke Rood, Ad Kerkhof
€ 26,95
Meer informatie
De JIM-aanpak
Levi van Dam, Sylvia Verhulst
€ 19,95
Meer informatie

Privacy policy

Algemene voorwaarden

© 2009-2025
Boom uitgevers Amsterdam

Redactieadres

Systeemtherapie

Foke van Bentum

WG-plein 209

1054 SE Amsterdam
telefoon: (020) 612 30 78

redactie@nvrg.nl

Klantenservice

Boom uitgevers Amsterdam B.V.

Postbus 15970

1001 NL Amsterdam

Nederland

(088) 0301000 

klantenservice@boom.nl