MENU
  • Home
  • Actueel
    • Nieuws
  • Inhoud
    • Laatste nummer
    • Archief
    • Rubrieken
    • Artikelen
    • De Praktijk
    • Onderzoek gesignaleerd
    • Reflecties
    • Discussie
    • Professie en Persoon
    • Congressen
    • Boeken (en zo)
  • Auteurs
    • Overzicht auteurs
    • Auteursrichtlijnen
    • Artikel indienen
    • Gebruik van artikelen
  • Abonnementen
    • Abonnement aanvragen
    • Proefabonnement
    • Voorwaarden en wijzigingen
  • Over Systeemtherapie
    • Redactie
    • Adverteren
    • Open Access
    • Links
    • Contact
Inloggen
Inhoud
Inhoudsopgave jaargang 28 (2016) / nummer 2
PDF  

Kenneth Gergen: een portret zonder kader

Jasmina Sermijn
1 september 2025

Samenvatting

Kenneth Gergen is een van de bekendste grondleggers van de sociaal-constructionistische beweging binnen de psychologie. Sinds de publicatie van zijn artikel Social psychology as history (1973) begin jaren ‘70 is hij een prominent figuur geworden in wat we nu benoemen als de ‘sociaal-psychologische crisis’. Gedurende zijn academische carrière heeft Gergen diverse fundamentele psychologische constructen opnieuw uitgedacht. Dit heeft geleid tot het ontstaan van veelvuldige nieuwe praktijken in verschillende domeinen (onder andere psychotherapie, organisatiepsychologie, onderwijs, politiek, gemeenschapswerk). In dit artikel maken we kennis met enkele aspecten van Gergens veelvoudige zelf.

Tijdens mijn wandeltocht naar het hotel waar het interview zal plaatsvinden, denk ik na over hoe ik het gesprek straks wil starten. Hoe kan ik een portret construeren van een man die vertrekt vanuit de idee dat elke mens meervoudig en veranderlijk is? Het portret van Gergen inkaderen zou onrecht doen aan zijn veelzijdige zelf. Ik besluit deze bedenkingen als ingang van ons gesprek te nemen.

 

‘Een portret zonder kader eromheen’, lacht Gergen, ‘mooier kan je het niet verwoorden. Dat sluit inderdaad goed aan bij hoe ik naar mensen kijk. Mensen zijn veelvoudig, veranderlijk, ze kunnen niet gefixeerd worden zoals een foto, ze kunnen niet vast omkaderd worden. En bovenal is elk portret in wezen relationeel, het wordt geco-construeerd in een specifieke relatie. Dus hier in ons geval gaat het erom welk portret wij gezamenlijk willen construeren en voor welk publiek. In welke van mijn zelven zijn jouw lezers geïnteresseerd? In mijn professionele zelf? Mijn zelf als man en collega van Mary Gergen? Of mijn zelf als vader van twee kinderen en stiefvader van twee andere kinderen? Of mijn zelf als iemand die graag naar buiten gaat, tuiniert, tennist, golft? En dan zijn er nog tal van andere activiteiten, maar ik vermoed dat die allicht niet zo relevant zijn voor je lezers?’ Deze vragen weerspiegelen onmiddellijk een belangrijk aspect van het gedachtegoed van Gergen. Een persoon is een relationeel wezen en zijn betekenis wordt geconstrueerd in en door relaties met anderen. Welke zelven je presenteert en hoe deze zelven gepercipieerd worden, is onlosmakelijk verbonden met de context en de interacties met anderen.

Na een uitleg over het doel en de opzet van het gesprek nodig ik Gergen uit om meer te vertellen over zijn professionele zelven en meer specifiek over het zelf dat zich ontwikkeld heeft tot een sociaal-constructionistisch denker. Gergen koos al vroeg in zijn leven voor psychologie. Zijn ontwikkeling tot sociaal-constructionistisch denker vraagt meer verhaal. ‘In mijn late tienerjaren raakte ik geïnteresseerd in psychologie, een interesse die – zo besefte ik nadien – gestoeld was op totaal verkeerde veronderstellingen’, vertelt hij. ‘Als jongeman was ik gefascineerd door alles wat met existentiële filosofie te maken had. Ik was geïntrigeerd door het concept identiteit en vroeg me vooral af hoe het veranderlijke karakter van mensen te rijmen met het concept authenticiteit. Ik vermoed dat deze interesse deels te maken had met het feit dat ik mij als kind altijd wat vervreemd heb gevoeld, een gevoel van niet te passen in de sociale contexten waarin ik vertoefde. Als zoon van een wiskundedocent, bijvoorbeeld, voelde ik me echt niet op mijn plaats in een dorpsschool in het zuiden van Amerika. Later voelde ik me als student uit het zuiden niet thuis in Yale, een elitaire universiteit in het noorden. Ik ervoer toen wat mijn vriend Ervin Goffman jaren later omschreef als een dramaturgisch bewustzijn: ik was me bewust van het feit dat ik me op bepaalde manieren moest presenteren om te kunnen functioneren binnen bepaalde contexten. De psychologie leek mij dan ook een goede voedingsbodem voor mijn toenmalige interesses. Ik leefde toen ook in de veronderstelling dat de psychologie mij de meeste ruimte zou bieden voor innovatie. Andere disciplines kenden reeds een lange geschiedenis met verankerde ideeën en antwoorden. Vanuit mijn idealisme wou ik mij engageren in een domein waarin ik dacht te kunnen bijdragen tot een betere wereld. Tegen de wil van mijn vader besloot ik op mijn achttiende om psychologie te gaan studeren. Hij had liever gehad dat ik een serieus beroep had gekozen, zoals mijn oudere broer die geneeskunde studeerde.’

Na zijn studie ontpopte Gergen zich aanvankelijk tot een rasechte experimentele psycholoog. Hij startte zijn academische carrière aan de Harvard-universiteit waar hij sociale psychologie doceerde en zich toelegde op experimenteel onderzoek met als doel universele wetten van menselijk gedrag te ontdekken. Zijn achterliggende idee daarbij was dat als onderzoekers erin zouden slagen om de waarheid omtrent het menselijk functioneren bloot te leggen, deze kennis zou leiden tot het ontwikkelen van adequate methoden om het menselijk functioneren te verbeteren. Hoe intenser Gergen zich onderdompelde in het experimenteel sociaal onderzoek, hoe meer hij de tekorten ervan begon in te zien.

‘Al vrij snel besefte ik dat wat ik zag als objectieve wetenschappelijke waarheden, in essentie constructies waren van diverse groepen mensen. Ik begon het onderzoek van mezelf en mijn collega’s in twijfel te trekken, wat leidde tot spanningen binnen mijn faculteit’, aldus Gergen. Kort daarna kreeg hij een baan aangeboden op de faculteit psychologie aan de Swartmore-universiteit in Pennsylvania, waar hij begon te experimenteren met nieuwe ideeën. Deze carrièrewending komt duidelijk naar voren in zijn publicatie Social psychology as history (1973). Hierin deconstrueert Gergen de empirische basisconstructen van de experimentele psychologie. Hij betoogt dat de sociale psychologie geen neutrale afbeelding geeft van het menselijk gedrag maar eerder als een vorm van sociale invloed beschouwd kan worden. Deze publicatie leidde midden jaren ‘70 en begin jaren ‘80 wereldwijd tot verhitte discussies en gaf Gergen de naam tot het kamp van de kritische sociaal-psychologen te behoren. ‘Ik transformeerde in korte tijd dus van een experimenteel psycholoog naar een kritische sociaal-psycholoog’, lacht Gergen. ‘Plots werd ik een hoofdrolspeler in wat ik eerder omschreven heb als “de sociaal-constructionistische beweging in de moderne psychologie”.’

Gergen vertelt hoe deze sociaal-constructionistische ideeën – waarvan de eerste zaden geplant werden in de jaren ‘70 – doorheen de laatste decennia uitgroeiden tot een wereldwijde beweging die tal van maatschappelijke domeinen heeft beïnvloed. Over de psychologie zegt hij het volgende: ‘Het domein van de psychologie stond ronduit het meest weigerachtig tegenover sociaal-constructionistische ideeën, zeker de gangbare psychologie in de Verenigde Staten verzette zich stevig vanuit een angst niet meer serieus genomen te worden. Ze waren en zijn nog steeds bang om hun maatschappelijke status als “wetenschap” te verliezen. Het modernisme zet vandaag nog steeds de dominante toon, maar tegelijkertijd merk je wereldwijd tekenen van transformatie. Er ontstaat een netwerk van sociaal-constructionistische ideeën en initiatieven, een netwerk dat verschillende ingangen kent en niet kan worden samengebundeld in één vastomlijnd kader. Het sociaal-constructionisme is niet meer weg te denken uit de psychologie. Denk aan de talrijke boeken, artikelen en conferenties waarin het woord constructionisme gebruikt wordt; aan al het kwalitatief onderzoek dat meer en meer gedaan wordt en aan de collaboratieve, narratieve en oplossingsgerichte therapeutische stromingen die sterk gegroeid zijn vanuit sociaal-constructionistische ideeën.’

Terwijl we verder spreken over diverse hedendaagse sociaal-constructionistische initiatieven, besef ik opeens dat we beiden van de veronderstelling zijn uitgegaan dat zowel wij, als mogelijk ook onze lezers, dezelfde betekenis geven aan de term sociaal-constructionisme. Als er iets is dat ik geleerd heb van het sociaal-constructionisme, dan is het dat woorden veel verschillende betekenissen kunnen hebben afhankelijk van de context waarin ze gebruikt worden. Ik vraag Gergen daarom hoe hij vandaag de dag de term sociaal-constructionisme zou omschrijven. ‘De term sociaal-constructionisme dook voor het eerst midden jaren ‘60 op in het werk van Berger en Luckmann, The social construction of reality (1966). In het oorspronkelijke werk van Berger en Luckmann verwijst de term sociaal-constructionisme in de eerste plaats naar een kennistheorie, een werkelijkheidsopvatting die tegen het realisme ingaat. Vandaag verwijst deze term voor mij niet zozeer naar een specifieke, vast omlijnde theorie, maar eerder naar het werk van een diverse groep auteurs die zich allen vinden in gelijkaardige ideeën en allen bezig zijn met culturele, historische, socio-linguïstische, contextafhankelijke, betekenis genererende processen. De idee dat er geen externe werkelijkheid bestaat die objectief gekend kan worden en dat alle kennis context-afhankelijk is en sociaal geconstrueerd wordt staat daarbij centraal.’

We bestellen nog iets te drinken. Gergen vertelt dat hij in de tachtig jaren die hij leeft, nergens beter bier gedronken heeft dan in België. Ik ben verrast. De man die voor mij zit ziet er hooguit als zeventig uit! Zijn charme, zijn levenslust, de passie waarmee hij me meeneemt in zijn verhaal, zijn ogen vol lichtjes, lijken de rimpels van de tijd op de achtergrond te doen verdwijnen. ‘Je raakt hier een gevoelige snaar’, lacht Gergen. ‘Niet zozeer de snaar die zegt dat je mij wijst op mijn chronologische leeftijd, maar mijn sociaal-constructionistische zelf wordt hier erg aangesproken. Als sociaal-constructionistisch denker probeer ik af te stappen van het dominante discours waarin de laatste levensfase wordt gepresenteerd als een fase van aftakeling en verval. Mijn vrouw Mary en ik hebben de laatste jaren allerlei initiatieven genomen om een beweging van “New Aging” in het leven te roepen, waarbij we vooral positieve aspecten van het ouder worden benadrukken. Zo hebben we vanuit het Taos-instituut onder meer een digitale nieuwsbrief opgestart, Positive Aging Newsletter, die intussen wereldwijd al meer dan 20.000 lezers kent.’

Leeftijd is ook een sociaal construct dat verbonden is aan een veelheid aan dominante maatschappelijke verhalen die voorschrijven hoe mensen zich op bepaalde leeftijden dienen te voelen en gedragen. Volgens Gergen is al onze kennis geconstrueerd. Zo ook de fundamentele concepten waarop heel de Westerse psychologie en psychotherapie gestoeld zijn. In zijn boek Relational being (2009) omschrijft hij hoe het hele concept van de individuele mens met een psyche, persoonlijkheid of authentiek zelf een construct is dat in het leven geroepen werd door bepaalde groepen mensen. Hij pleit ervoor dat psychologen hun focus verschuiven van het individu naar de relatie. ‘Mensen zijn meervoudige relationele wezens’, stelt hij, ‘relationeel in die zin dat mensen ontstaan vanuit een diversiteit aan relationele processen en meervoudig omdat vanuit die relationele processen mensen ontstaan die een veelheid aan mogelijkheden in zich dragen.’

Aangezien ik zelf al enige tijd worstel met de vraag hoe ik het concept meervoudig relationeel wezen kan vertalen naar de therapeutische praktijk, vraag ik Gergen wat dit concreet betekent voor onze praktijk. ‘In eerste instantie betekent dit dat je ervan uitgaat dat al onze vaardigheden, van het vermogen om te fietsen, een taal te spreken of de polka te dansen tot manieren om een mening te uiten, je te verontschuldigen of lief te hebben, worden verworven in en door relationele processen’, antwoordt hij. ‘Alles wat je doet en zegt komt voort uit een proces van in relatie zijn. Beeld je in dat je ervan uitgaat dat de personen die je in je therapieruimte ontmoet slechts een fractie zijn van wat ze meedragen aan mogelijkheden. De manier waarop ze zichzelf aan jou voorstellen, verbergt waarschijnlijk het tegenovergestelde in potentieel. Alles wat ze zeggen te waarderen, verbergt een tegenovergestelde waarde; alles wat ze definiëren als een probleem, verbergt een andere stem die kan zeggen “dat is geen probleem”. Hetzelfde geldt voor jou als therapeut: ook jij brengt in de relatie met een cliënt slechts enkele fracties van wat je meedraagt aan mogelijkheden. De therapie beperkt zich vandaag nog te veel tot slechts enkele vormen van in relatie zijn. De therapeut die zich opstelt als nobele helper die empathisch luistert en vragen stelt, de cliënt met een probleem dat opgelost kan worden door te praten. De therapeutische relatie uitbreiden naar bijvoorbeeld een vriendschap zou een perfecte mogelijkheid zijn, die zou toelaten dat dingen gezegd worden die nu niet gezegd kunnen worden binnen de meeste therapeutische kaders. En waarom geen coach, leraar, theaterdirecteur, bewonderaar worden of iemand worden die het advies van de cliënt nodig heeft? Ik ken therapeuten die hun cliënten het best bereikt hebben door muziek met hen te spelen, door samen te koken, naar de film te gaan, of door hun specifieke expertise en hulp in te roepen. Wat ik vooral wil aangeven is dat hoe diverser de activiteiten zijn die therapeuten samen met een cliënt doen, hoe diverser de manieren van in relatie gaan met een cliënt, hoe meer wegen er openstaan voor verandering of transformatie. Als therapeuten zich blijven beperken tot praten en luisteren, blijft het veranderingspotentieel erg beperkt. Ik zou alle therapeuten dan ook willen uitnodigen om veel meer te experimenteren met andere relatievormen met cliënten, praten met cliënten is tenslotte slechts één mogelijke manier om in relatie te gaan’, daagt Gergen uit.

Ik voel hoe zijn woorden een heel proces bij mij in gang zetten en ik roep mezelf terug om in de positie van interviewer te gaan zitten. Aansluitend bij zijn uitnodiging aan alle therapeuten om meer te gaan experimenteren met diverse relatievormen, vraag ik hem zijn verdere dromen, zijn hoop voor zichzelf en voor het domein van de psychotherapie. ‘Ik hoop vooral dat de sociaal-constructionistische beweging zich voortzet, zonder in de val te trappen een monologische theorie te worden die zichzelf als waar en vanzelfsprekend beschouwt. We moeten niet streven naar het ontwikkelen van een nieuwe kennistheorie maar proberen om de dialoog, of beter multiloog open te houden. Alleen zo kan er ruimte blijven bestaan voor nieuwe experimenten. En voor mezelf’, zegt hij, waarna een korte stilte valt, ‘in postmoderne kringen bestaat er een uitspraak “When you come to the crossroads, take them!”.’ Daarna pakt Gergen zijn bruine Carolus en nodigt mij uit om de glazen te laten klinken.

Vorige Inhoudsopgave Volgende
Twitter Facebook Linkedin
Delen Print PDF

Literatuur

  • Berger, P.L. & Luckmann, T. (1966). The social construction of reality – A treatise in the sociology of knowledge. New York: Anchor Books.
  • Gergen, K.J. (1973). Social psychology as history. Journal of Personality and Social Psychology, 26(2), 309–320.
  • Gergen, K.J. (2009). Relational being. New York: Oxford University Press.
  • Positive Aging Newsletter (www.positiveaging.net)

© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0924-3631


De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:


Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912. Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).

No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.

Jaargang 37, nr. 3, september 2025

Neem een ABONNEMENT Laatste editie Archief

Nieuwsbrief Boom Psychologie

Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.

Aanmelden

Boeken

Handboek suicidaal gedrag bij jongeren
Jan Meerdinkveldboom, Ineke Rood, Ad Kerkhof
€ 26,95
Meer informatie
Verbonden
Amir Levine, Rachel Heller
€ 19,95
Meer informatie
De JIM-aanpak
Levi van Dam, Sylvia Verhulst
€ 19,95
Meer informatie

Privacy policy

Algemene voorwaarden

© 2009-2025
Boom uitgevers Amsterdam

Redactieadres

Systeemtherapie

Foke van Bentum

WG-plein 209

1054 SE Amsterdam
telefoon: (020) 612 30 78

redactie@nvrg.nl

Klantenservice

Boom uitgevers Amsterdam B.V.

Postbus 15970

1001 NL Amsterdam

Nederland

(088) 0301000 

klantenservice@boom.nl