Eerste hulp bij hechting – Taal voor ouders en hun jonge kind
Samenvatting
Paulien Kuipers (2015).
Utrecht: De Tijdstroom. 238 pp. € 24,00.
ISBN 9789058982834.
Paulien Kuipers beschrijft in dit boek hoe problemen in het vroege hechtingsproces kunnen leiden tot problemen in de opvoeding en ontwikkeling van het kind, en hoe je daarbij als hechtingstherapeut effectieve hulp kunt bieden. Zij is kinder- en jeugdpsycholoog en daarnaast als directeur en behandelaar verbonden aan Stichting Kinderleven. Zij heeft ervaring in het onderwijs, de geestelijke gezondheidszorg en bij de Raad voor de Kinderbescherming. Sinds 2000 werkt zij als vrijgevestigd kinderpsycholoog in Maastricht.
Dit boek is bestemd voor hulpverleners die ‘eerste hulp’ kunnen bieden aan ouders en jonge kinderen als een veilige relatie verstoord lijkt te raken of ontbreekt. Kuipers benadrukt het belang van vroege en zo nodig preventieve hulp als er signalen zijn van een zich ontwikkelende onveilige hechtingsrelatie. Omdat bestaande methodieken gericht op het verbeteren van de hechting vaak enkel op de gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg toegespitst zijn, beoogt ze met dit boek juist ook een bijdrage te leveren aan de discussie over de noodzaak deze hulp in te zetten voor een breed publiek, in de basisjeugdzorg.
In drie delen zet Kuipers de fundamenten en risico’s in de ontwikkeling van de vroege hechting en haar methodiek uiteen. In het eerste deel staat de ontwikkeling van de ouder-kindrelatie centraal. Hoewel dit een theoretisch deel is over de aspecten van de ouder-kindrelatie en de risico’s voor de ontwikkeling van onveilige hechting, is meteen duidelijk te merken dat het vooral een praktijkboek is. Het proces van hechten, kwetsbare momenten in de hechtingsontwikkeling – vanaf de kinderwens tot het eerste levensjaar van het kind – en de vaardigheden en vermogens van ouders die nodig zijn voor een veilige hechting, worden in heldere en vlotte taal beschreven. Dit deel biedt daarmee toegankelijke taal om uitleg te geven aan ouders en anderen die geen kennis hebben van hechting. Echter de gebruikte taal heeft soms tot gevolg dat de verbinding met de – wetenschappelijke – theorie wat vervaagt. Bijvoorbeeld wanneer Kuipers de ‘window of tolerance’ uitlegt als comfortzone.
Kuipers bespreekt hoe ons maatschappelijke perspectief op kinderen van invloed is op hun hechtingsontwikkeling. We beschouwen kinderen (in Nederland) als toekomstige volwassenen, schrijft zij. Hiermee lopen we het risico tot overstimulering van het kind. We dichten ons kind graag bijzondere talenten toe, wat leidt tot hoge verwachtingen. Een ander gesignaleerd risico is overbescherming, waardoor een kind te weinig ruimte krijgt om zich te ontwikkelen en om te gaan met frustraties.
Ook wordt aandacht besteed aan hoe wij het ouderschap zien. In vergelijking met de overige hoofdstukken krijgt de rol van de vader in dit hoofdstuk de meeste aandacht. De rolverdeling tussen vaders en moeders is minder vastomlijnd dan enkele decennia terug. De vader is voor de invulling van zijn rol evenwel afhankelijk van de ruimte die hij krijgt, ofwel van het vertrouwen van de moeder. De vele gevalsbeschrijvingen die de tekst ondersteunen en een mooi beeld geven van de praktijk, gaan vrijwel allemaal over de moeder-kindrelatie. De rol van de vader in de behandeling wordt verderop in het boek niet echt duidelijk, of is toch beperkt.
Dan volgt het tweede deel, waarin de hulpverlening en twee door Kuipers geintroduceerde methodieken centraal staan, namelijk het ééngespreksmodel en het vijfstappenmodel. Het ééngespreks- model is voornamelijk gericht op de jeugdgezondheidszorg. Doel is om preventief de thema’s of gebeurtenissen die een veilige hechting kunnen bemoeilijken bespreekbaar te maken met ouders. Dit model is minder interessant voor systeemtherapeuten.
In het vijfstappenmodel ligt het aantal sessies niet vast. Het heeft tot doel de ouder-kindrelatie veiliger te maken nadat vaste, onveilige gedragspatronen tussen ouder en kind zijn ontstaan. Ervaringsgericht werken, psycho-educatie en mentaliserend bevorderend werken wisselen elkaar af tijdens de sessies.
In de sessies zijn ouders en kind in principe altijd samen aanwezig. Ook jonge baby’s worden volwaardig deelgenoot gemaakt van de behandeling, door ze op hun ontwikkelingsniveau te ‘vertellen’ wat besproken wordt en wat er gaat gebeuren. Tijdens de sessies wordt vooral stilgestaan bij wat gebeurt in het hier en nu. Dat geeft informatie over alles wat een rol speelt in hun relatie in het heden en biedt kansen om nieuwe positieve ervaringen in de relatie op te doen.
Tijdens de intake – de eerste stap – wordt de ouder-kindrelatie geobserveerd, de hechtingsanamnese besproken en een hulpvraag geformuleerd met betrekking tot de ouder-kindrelatie.
De tweede stap gaat over beschikbaarheid en sensitiviteit. Tijdens deze sessie of sessies wordt de tijd genomen de aandacht te richten op het kind en stil te staan bij wat er in het hier en nu gebeurt bij ouders en kind en in hun relatie. Er wordt een begin gemaakt met mentaliseren en het doorbreken van de negatieve spiraal. Doordat de therapeut woorden geeft aan wat hij ziet gebeuren, krijgen ouders nieuwe taal tot hun beschikking.
De derde stap gaat over de comfortzone, voorspelbaar zijn, hiërarchie herstellen en positieve ervaringen in de relatie opdoen. Meer dan in de vorige sessie staan nu de wensen en verlangens van ouders centraal. Ook wordt in deze stap informatie gegeven over wat kinderen nodig hebben om in hun comfortzone te blijven en wat ouders kan helpen om dat te kunnen bieden.
Bij de vierde stap ligt het herkennen van patronen centraal. Er is aandacht voor veilige en voorspelbare patronen die de ouder-kindrelatie ten goede komen.
In de laatste stap wordt de behandeling geëvalueerd aan de hand van de aanvankelijke hulpvraag. Er wordt samen taal gegeven aan de – nieuwe – relatie tussen ouder en kind en er wordt stilgestaan bij de omslagmomenten en positieve ervaringen tijdens de eerdere sessies. Zo nodig wordt doorverwezen naar de (specialistische) ggz.
Kuipers heeft het bewust over ‘de hechtingstherapeut’. De hechtingstherapeut is niet primair gericht op gedragsverandering bij het kind of diens ouders. Hij of zij richt zich op het ontsluiten en verlichten van emotionele pijn van de ouders, het opheffen van de blokkade die tussen ouders en kind is ontstaan en het creëren van veiligheid in de ouder-kindrelatie.
Bij deze vorm van hulpverlening staat dus de relatie centraal en ligt de focus op het verbeteren van de ontstane onveilige hechtingspatronen. Hiermee begeeft de hechtingstherapeut zich op het terrein van de systeemtherapeut. Echter beperkt het werk van deze hechtingstherapeut zich, zoals uit de theorie en de talrijke gevalsbeschrijvingen blijkt, toch voornamelijk tot patronen in de dyade van moeder en kind.
Ik ben van mening dat dit boek zeker de moeite waard kan zijn voor systeemtherapeuten, met name voor hen die in hun dagelijkse praktijk ook te maken krijgen met ouders met jonge kinderen. Het biedt een prima inleiding in de hechtingstheorie in heldere taal, geschikt voor uitleg aan ouders. Daarnaast bevat het een praktisch behandelmodel voor ouders en jonge kinderen wanneer er aanwijzingen zijn voor beginnende problemen in de hechting.
Systeemtherapeuten werken bij gezinnen vanuit de interacties en posities binnen triades. Het betrekken van de vader of andere aanwezige opvoeders bij de behandeling is daarmee vanzelfsprekend. Dat de vader zo’n ondergeschikte rol heeft in dit boek bevreemdt mij. De aangereikte handvatten kunnen echter eveneens goed toegepast worden in een setting met beide ouders. Het vijfstappenmodel kan naar mijn mening breder toegepast worden dan alleen in de basis-ggz en geeft handvatten hoe je jonge kinderen en hechting tussen ouders en kind onderdeel kunt maken van de therapie. Dit model kan ook een mooie aanvulling zijn op behandeling wanneer een volwassen cliënt jonge kinderen heeft.
Ten slotte sluit dit model in de basis goed aan op het afft-model van Dan Hughes, dat specifiek ontwikkeld is voor kinderen met hechtings- en/of traumaproblematiek (Hughes, 2007). Primair verbindend werken, het ervaringsgerichte, het bevorderen van mentaliseren en de manier waarop ouders en kind betrokken worden, is in beide modellen vergelijkbaar.
Literatuur
- Hughes, D. (2007). Attachment-focused family therapy. New York: Norton.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0924-3631
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden