Integrale hulpverlening aan ouders met psychiatrische en/of verslavingsproblemen en hun kinderen
Samenvatting
Lies Wenselaar (2015). Houten: Bohn Stafleu van Loghum. 231 pp. €42,95.
ISBN 987 90 368 0934 4.
Werkboek voor ouders met psychiatrische en/of verslavingsproblemen en hun kinderen – Verbeteren van de ouderrol
Lies Wenselaar (2015). Houten: Bohn Stafleu van Loghum. 80 pp. €24,99.
ISBN 978 90 368 0988 7.
Werkboek voor kinderen en jongeren van ouders met psychiatrische en/of verslavingsproblemen – Op weg naar een betere toekomst
Lies Wenselaar (2015). Houten: Bohn Stafleu van Loghum. 88 pp. €24,99.
ISBN 978 90 368 0990 0.
Lies Wenselaar (1954) is werkzaam als kinder- en jeugdpsychiater en -psychotherapeut. Zij is na ruim dertig jaar zeer ervaren in het werken met kinderen van ouders met een psychiatrisch probleem (kopp) en kinderen van verslaafde ouders (kvo), en een groot voorstander van integrale hulp aan kopp- en kvo-gezinnen. Haar kennis heeft Wenselaar nu vastgelegd in het handboek Integrale hulpverlening aan ouders met psychiatrische en/of verslavingsproblemen en hun kinderen en twee bijbehorende werkboeken; een voor ouders en een voor kinderen.
Het handboek bestaat uit vierendertig hoofdstukken waarvan ik er in deze recensie een aantal belicht. Wenselaar begint haar handboek met een schets van de indrukwekkende omvang van de kopp- en kvo-problematiek. Minimaal een kleine zeshonderdduizend kinderen hebben een of meer ouders die lijden aan een psychiatrische aandoening en/of verslaafd zijn. De populatie is zeer divers, van gezinnen met een laag inkomen tot welvarende gezinnen, gezinnen met verstandelijk beperkte tot hoogopgeleide ouders en gezinnen met een breed sociaal netwerk tot verkerend in sociaal isolement. De kinderen uit deze gezinnen lopen extra risico’s in hun ontwikkeling, zoals het ontwikkelen van persoonlijkheidsproblematiek, stemmingsklachten of problemen met onderwijs. Velen van hen blijven uit het zicht van de hulpverlening.
De redenen waarom de problemen van deze gezinnen zeer regelmatig niet onderkend worden zijn opmerkelijk genoeg al lange tijd bekend. Hulpverleners richten zich bijvoorbeeld te veel op de patiënt en hebben te weinig oog voor diens naasten. Ook in het gezin en de sociale omgeving is er vaak meer aandacht voor de patiënt dan voor de andere gezinsleden. Het hulpverlenerssysteem draagt tevens bij aan het niet zichtbaar worden van de problemen van deze kinderen en hun ouders.
Tot op heden is er te weinig sprake van geïntegreerde behandeling van gezinnen waarin verslaving of psychiatrie bij de ouder(s) speelt, aldus Wenselaar. Zij voert daarom een warm pleidooi voor een geïntegreerde gezinspsychiatrische aanpak: ‘Het doel van deze geïntegreerde multidisciplinaire en multimethodische aanpak is niet alleen van de individuele patiënt zowel de draagkracht te vergroten als de draaglast te verminderen, maar dit bij alle gezinsleden tegelijkertijd en in relatie tot elkaar te bewerkstelligen (p8).’
Na deze eerste vijf hoofdstukken over de aard en omvang van de kopp- en kvo-problematiek vervolgt het boek met een beschouwing op ouderschap. Wenselaar formuleert daarin de drie pijlers waarop het ouderschap rust: de affectieve mogelijkheden van de ouder, de pedagogische mogelijkheden van de ouder en de mogelijkheden van de ouder om te zorgen voor de materiele basisbehoeften van het kind. Zij werkt deze pijlers verder uit en gebruikt ze als een middel om de mate van functioneren van het ouderschap te bepalen. Hoewel Wenselaar mild is naar mensen die worstelen met psychiatrische- en of verslavingsproblemen, stelt ze nadrukkelijk dat er een inventarisatie gemaakt moet worden van de mate waarin het ouderschap adequaat wordt uitgeoefend. Daar waar nodig moet worden ingezet op verbetering. De belangenafweging van ouder en kind, alsmede hun gezamenlijke belang komen in deze hoofdstukken uitgebreid aan bod.
In hoofdstuk elf gaat Wenselaar dieper in op de competentie van kinderen. Zij stelt dat niet bij alle kinderen problemen ontstaan, sommige kinderen zijn vanuit zichzelf en vanuit hun context in staat om zich ondanks alle problemen staande te houden en zich adequaat te ontwikkelen. Wenselaar pleit er wel voor kinderen altijd te betrekken in de behandeling omdat er sprake is van een verhoogd risico in de ontwikkeling van deze kinderen en ook om hun stem te horen.
In de daaropvolgende hoofdstukken gaat Wenselaar uitgebreid in op de risicoen beschermende factoren bij gezinnen waarin sprake is van verslaving of psychiatrische problematiek. Zij kijkt daarbij niet alleen naar ouder en kind, maar ook naar hun interactie, de gezinsinteractie en diverse sociaal demografische factoren. Als voorbeeld van de ouder-kindinteractie belicht zij dat een goed contact van het kind met zowel de zieke als de gezonde ouder de risico’s voor het kind aanzienlijk verkleint. Dat geldt ook voor de mate waarin een gezin ingebed is in een steunende sociale omgeving.
Vervolgens beschrijft Wenselaar in hoofdstuk zestien tot en met drieëntwintig een breed scala aan psychiatrische ziektebeelden en de mogelijke gevolgen daarvan op de pedagogische situatie van kinderen. Ook grote crises als geweld in huis, een klinische opname waardoor een ouder tijdelijk niet thuis woont en suïcide(pogingen) komen aan bod. Hierbij doet Wenselaar aanbevelingen aan hulpverleners.
Het voorlaatste deel van het handboek gaat over het spreken met ouders en het spreken met volwassenen die zelf opgegroeid zijn in een gezin waarin sprake was van verslaving of psychiatrische problematiek. De auteur benadrukt de moeite van deze ‘volwassen kinderen’ in het omgaan met dit verleden. Als hulpverleners dat onvoldoende herkennen of onderkennen, belanden zij nogal eens op een heilloze behandelweg. Dit hoofdstuk had van mij uitgebreider gemogen, omdat Wenselaar hier naar mijn idee een thema aansnijdt dat onderbelicht blijft in onze hulpverleningspraktijk en in de vakliteratuur.
Het handboek eindigt met een aantal hoofdstukken over de manier waarop hulpverleningsorganisaties hulp aan gezinnen met verslavings- of psychiatrische problematiek idealiter vormgeven en moeten borgen. Wenselaar voert daarin opnieuw een warm pleidooi voor een geintegreerde aanpak van zorg aan ouders en hun kinderen op ‘gezinspoliklinieken’. Wat mij betreft een terecht pleidooi. De transitie van de jeugdzorg en de daarmee gepaard gaande schotten heeft in ieder geval in de regio waar ik werkzaam ben geleid tot een verschraling van het koppen kvo-aanbod in de geestelijke gezondheidszorg voor kinderen, jeugd en volwassenen.
Het is beslist merkbaar dat Wenselaar zeer ervaren is op het gebied van kopp- en kvo-problematiek. het lukt haar goed om de vele factoren die in deze problematiek een rol spelen te schetsen en daarbij handvatten te bieden aan hulpverleners. Tegelijkertijd krijgt het boek iets fragmentarisch doordat het maar liefst vierendertig hoofdstukken telt. Ik vermoed dat hulpverleners die werken bij instellingen als de Raad voor de Kinderbescherming en Veilig Thuis in dit boek veel herkenning zullen vinden. Ik vind het boek ook een aanrader voor behandelaren die werken in de geestelijke gezondheidszorg voor volwassenen en de verslavingszorg: staan we daarin voldoende stil bij de impact van de problematiek op het pedagogisch handelen van onze patiënten en hun interactie met hun kinderen?
Het kinderwerkboek helpt kinderen zich bewust te worden van wat zij ervaren in de interactie met hun zieke ouder. Het werkboek is geschikt voor individueel gebruik, maar zou ook in groepsverband gebruikt kunnen worden.
Nadrukkelijk wordt stilgestaan bij de emoties van kinderen en de wijze waarop zij die hanteren. In het hoofdstuk over kindermishandeling worden heldere normen gesteld en krijgen kinderen handvatten voor hoe ze met dergelijke situaties kunnen omgaan. Verder krijgen ze in begrijpelijke taal uitleg over diverse psychiatrische ziektebeelden en de effecten daarvan op degene die eraan lijdt en diens omgeving. Ook is er aandacht voor kinderen die symptomen bij zichzelf herkennen.
Wenselaar heeft vooral ervaring met kinderen ouder dan twaalf jaar. Dat is te merken aan de opzet van het kinderwerkboek. Het is naar mijn idee met name geschikt voor kinderen vanaf het voortgezet onderwijs en voor kinderen die ten minste een gemiddelde intelligentie hebben. Het omvat veel tekst, vergt reflectief vermogen en omvat weinig plaatjes of opdrachten.
Het werkboek voor ouders heeft als doel ouders te steunen in het uitoefenen van hun ouderrol. Het kan ze helpen meer bewust te worden van het eigen ouderschap en gevoel te krijgen voor wat hun problematiek kan betekenen voor hun kind(eren). Tevens krijgen zij handvatten voor hoe ze daarmee om kunnen gaan. Thema’s die onder andere aan de orde komen zijn: emotieregulatie bij de opvoeder, alleen opvoeden versus steun vragen en het bespreekbaar maken van de impact van je problemen op je kind. Wenselaar verdoezelt (ernstige) pedagogische problemen niet en het lukt haar goed om de ouder in zijn waarde te laten door vanaf papier respectvol het contact aan te gaan over het ouderschap en de ouder niet te vereenzelvigen met diens problematiek. Wat mij betreft is dit werkboek voor ouders een eerlijk en warm boek.
Deze drie boeken nodigen uit tot reflectie op onze beroepspraktijk. Een digitaal rondje langs diverse grote instellingen voor geestelijke gezondheidszorg maakte mij duidelijk dat er nauwelijks nog koppof kvo-aanbod bestaat. Hier ligt in mijn optiek een belangrijke rol voor systeemtherapeuten in deze sector en de verslavingszorg: zorg dat het ouderschap van patiënten met verslavings- of psychiatrische problematiek aandacht krijgt en dat hun kinderen, partners en sociale omgeving niet uit beeld raken. En andersom, heb bij aangemelde kinderen goed in beeld of er problematiek bij ouders speelt.
Voorts zouden systeemtherapeuten en systeemtherapeutisch werkers een belangrijke rol kunnen spelen in het creëren van het door Wenselaar beoogde hulpverlenerssysteem, waarbij het ontschotten van de hulpverlening aan ouder en kind noodzakelijk is. Na de transitie jeugdzorg is dit als gevolg van de financiering niet eenvoudig. Hier liggen de kansen voor en de krachten van systeemtherapeuten, die denken vanuit relaties en verbindingen.
Tot slot een kritische kanttekening bij de drie boeken. Hoewel Wenselaar duidelijk systeemtheoretisch denkt, geeft ze naar mijn smaak te weinig aandacht aan interventies met ouders en hun kinderen samen. Een uitgebreid hoofdstuk over de mogelijkheden van bijvoorbeeld een hechtingsgeoriënteerde gezinstherapie zoals afft of narratieve gezinstherapie was van toegevoegde waarde geweest. De werkboeken zetten ouders en kinderen wel aan tot wederzijdse actie, maar meer procesmatig systeemtherapeutisch werken met (groot) ouders, kinderen en andere betrokkenen komt te weinig expliciet uit de verf. Dat is jammer want dat had duidelijker gemaakt hoe belangrijk het is dat kopp- en kvo-thema’s niet alleen met kind en ouder afzonderlijk worden besproken, maar ze ook uit te werken in de daadwerkelijke onderlinge interacties in het systeem. Dat laatste gebeurt denk ik, alle goede bedoelingen ten spijt, te weinig in de huidige hulpverleningspraktijk, en dat ontneemt alle betrokkenen kansen om samen hun weg te vinden. Dat gezegd hebbend kunnen systeemtherapeuten en anderen die werkzaam zijn met kopp- en kvo-gezinnen hun voordeel doen met deze uitgebreide en mooi vormgegeven boeken.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0924-3631
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden