Relatie opbouwen met kinderen en jongeren in crisissituaties
Samenvatting
Franky d’Oosterlinck, Bram Soenen, Eline Spriet en Katrien Sel (2018).
Leuven: Lannoo Campus. 112 pp. € 19,99.
ISBN 9789401438025.
In de verwachting dat ik een soort EHBO-gids zou openen, ben ik een aantal keren opnieuw begonnen in dit boek. Maar ik kom tot de conclusie dat mijn verwachting bij de titel niet overeenkomt met de inhoud van het boek. Wat doe je in een crisissituatie met kinderen en jongeren? In zo een situatie heb ik behoefte aan een kapstok of een rijtje met aandachtspunten. Dan is houvast belangrijk om mijn eigen emoties onder controle te krijgen en mijn brein helder te houden. Ik denk bijvoorbeeld aan een telefoontje van een mentor die directe hulp vraagt voor een suïcidale leerling. ‘Er moet nu iets gebeuren’, stelt hij bezorgd. En dan helpt het me om te bedenken hoe ik de verantwoordelijkheidsverdeling zie. In de eerste plaats komt dan de persoon, de leerling zelf, in beeld. Als die de verantwoordelijkheid niet aankan, dan ligt deze bij zijn ouders of verzorgers. En als die niet beschikbaar zijn, moeten anderen het overnemen. Hierdoor trek ik de verantwoordelijkheid niet naar mij toe, maar raad ik de mentor aan met de ouders in overleg te gaan, ook al wil de leerling zelf dat liever niet.
In dit boek tref ik geen leidraad aan voor het hanteren van dergelijke crisissituaties. Er wordt ook geen praktische methode uitgewerkt om de ander tot rust te brengen met een houding van acceptatie, nieuwsgierigheid, empathie en speelsheid, zoals in de attachment focused family therapy (Hughes, 2007). Evenmin worden er richtlijnen beschreven voor een geweldloze houding zoals in de werkwijze van Haim Omer (2015).
Wat biedt het boek wel? Het schetst een denkkader om de houding van zowel hulpverleners als de organisatie onder de loep te nemen. Er wordt een model voorgesteld van waaruit we naar onszelf en naar kinderen met storend gedrag kunnen kijken. Daarbij wordt uitgegaan van de ecologische visie van Nicholas Hobbs (1994). In zijn visie moet de aandacht bij probleemgedrag van kinderen en jongeren niet naar het individu, maar naar zijn omgeving gaan. Probleemgedrag wordt in de ecologische visie gezien als uiting van een verstoord ecosysteem. Dat wil zeggen dat probleemgedrag vooral gedrag is dat niet past in de actuele setting waarin het kind of de jongere zich bevindt. Een kind dat gespannen op school aankomt door problemen thuis, kan boos uitvallen naar de juf en toont daarmee gedrag dat niet past bij de schoolsituatie. Bij storend gedrag wordt er van uitgegaan dat dit gedrag een begrijpelijke reactie is op het niet in balans zijn van drie werelden of waardensferen (Wilber, 1989). Er worden waardensferen onderscheiden in de wereld van ‘Wij’, ‘Ik’ en ‘Het’. De wereld van ‘Wij’ betreft fundamentele gemeenschappelijke ideeën, normen en maatschappelijke regels, die noodzakelijk zijn om te kunnen samenleven. We kunnen denken aan de norm om geen geweld te gebruiken of de norm om respectvol met elkaar om te gaan. Vanuit de wereld van ‘Ik’ kijk je naar de innerlijke beleving, de emoties, het waarnemen en het denken. De innerlijke beleving wordt mede gevormd door de persoonlijke levenservaringen. Welke ervaringen in het verleden, buiten beeld van het hier en nu, hebben invloed op het gedrag dat we op dit moment zien? In de wereld van ‘Het’ kijk je naar het zichtbare, het objectiveerbare. Het gaat dan om empirische waarheid. Zoals het feit dat jongeren een verandering in de hormoonhuishouding doormaken op een bepaalde leeftijd.
Denken vanuit het model helpt de hulpverlener, beroepskracht of ouder zelf in balans te blijven. Een leerkracht die zelf niet in balans is en zich op grond van de eigen geschiedenis aangevallen voelt door de boze reactie van een leerling, zal geen ruimte voelen begrip te hebben voor de achtergrond van het storende gedrag. Kan de leerkracht dat wel, dan is er ruimte om te ontdekken dat het kind uit balans is door bijvoorbeeld een ruzie van zijn ouders die ochtend.
Centraal in het boek staat de aandacht voor interne relaties. Met interne relaties wordt het ervaren van een relatie met zichzelf en anderen bedoeld waarin zowel ruimte is voor steun als voor uitdaging. Het begrip interne relatie komt sterk overeen met het begrip hechtingsrelatie, waarbij ook aandacht is voor zowel verbondenheid als autonomie en exploratie. Er worden drie contexten aangeduid waarin aandacht voor interne relaties nodig is. In de eerste plaats wordt de context van het kerngezin vermeld, waar een kind ervaring opdoet met interne relaties. Dit kerngezin breidt in de loop van de ontwikkeling uit met grootouders, leerkrachten, sporttrainers en anderen. In de tweede plaats is er de context van de hulpverlenende instantie die in beeld komt als er in de natuurlijke ecologie onvoldoende interne relaties gevonden worden om tot balans te komen. Een derde context die van belang is, is die van onderwijs en opvoeding. In elk van deze contexten is gerichte aandacht voor de interne relatie nodig, zodat de ouder, de hulpverlener en de onderwijskracht goed kunnen afstemmen op het kind.
In het boek is een onderscheid gemaakt tussen het bijsturen door in relatie af te stemmen op de interne relatie met het kind, en het louter corrigeren van het zichtbare storende gedrag. Dit is een mooi onderscheid tussen gedragsmatig aansturen met belonen en straffen, en het goed afstemmen in de hechtingsrelatie. Deze sluiten elkaar niet uit maar kunnen elkaar aanvullen.
De auteurs benoemen het belang van werken met ondersteuningsmethodes om tot een goede interne relatie te komen. De methode moet volgens hen echter geen dwingend model worden. Methodisch werken helpt de hulpverlener of leerkracht zijn eigen primaire reactie op storend gedrag in te houden en af te stemmen op de interne relatie. Het is immers een basale behoefte om als persoon gezien te worden. ‘Elk van ons wil als een volwaardig persoon behandeld worden, niet als een soort object op wie een methode wordt toegepast’ (p. 52).
Er wordt een hoofdstuk besteed aan het invoeren van methodisch werken bij crisissituaties in organisaties. Het beschreven implementatiemodel is een goede hulp voor het management om de invoering te faciliteren. In een volgend hoofdstuk is er aandacht voor een ‘conflictpositieve’ cultuur in de organisatie. Voor zo een cultuur is een mensvisie van belang die uitgaat van de basisbehoeften die universeel zijn voor mensen – met aandacht voor interne relaties. Het positieve zit in het uitgangspunt van de veerkracht en groeimogelijkheden van mensen.
Dit boek is te beschouwen als een leerboekje waarin een basis wordt uitgewerkt om breed te leren kijken naar de achtergronden van storend gedrag. Om goed te kunnen profiteren van de stof mis ik een heldere lijn en duidelijkheid over de doelgroep die wordt aangesproken. Zelf denk ik dat groepsbegeleiders in een instituut en leerkrachten in het bijzonder onderwijs hun voordeel kunnen doen met de voorgestelde benadering. In dit werk worden behartigenswaardige opmerkingen gemaakt over de meerwaarde van het werken met een visie op crisis en een methode om een goede hechtingsrelatie op te bouwen, die expliciet geïmplementeerd en gedragen wordt door de organisatie.
Literatuur
- Hobbs, N. (1994). The troubled and troubling child. United States of America: Jossey – Bass Inc.
- Hughes, D.A. (2007). Attachment-focused family therapy. New York en London: W.W. Norton & Company.
- Omer, H. (2015). Geweldloos verzet in gezinnen. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
- Wilber, K. (1998). De integratie van wetenschap en religie. Utrecht: Servire Uitgevers.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0924-3631
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden