Bemiddeling – Meer dan een hype?
Samenvatting
Diana Evers (2016).
Leuven: Acco. 153 pp. € 24,95.
ISBN 9789462920873.
Volgens de achterflap van het boek richt de auteur zich tot een brede doelgroep van gebruikers, bemiddelaars en beleidsmensen. Gebruikers komen te weten wat ze kunnen verwachten van bemiddeling, en bemiddelaars worden zich meer bewust van hun visie en werkwijze. Diana Evers, gediplomeerd gezinssociologe, is medeoprichter van het Mediation Instituut Vlaanderen en geeft opleiding in bemiddeling. In het boek vertelt ze haar verhaal rond ‘ontwikkelingsgericht’ bemiddelen.
Evers vertrekt vanuit de overtuiging dat mensen kunnen groeien en zichzelf kunnen ontwikkelen. ‘Met onze vrije wil kunnen wij kiezen wat we doen met ons inherent vermogen tot ontwikkeling en groei […] De mens kan zijn ontwikkeling bevorderen en zo worden wie hij in wezen is’ (p. 29-30). De auteur vond hiervoor inspiratie in het oeuvre van Krishnamurti, de uit India afkomstige spiritueel leraar. Ze gelooft dat de mens een ver gelegen einddoel heeft, namelijk de volle potentie van zijn mens-zijn als lichamelijk en geestelijk wezen ontwikkelen (p. 61).
Vanuit deze visie omschrijft Evers conflicten als situaties waarin mensen met elkaar verwikkeld (p. 49) zijn. Eigen aan conflicten is dat ze escaleren, aldus de auteur. Toch stelt ze dat we op elk moment de keuze hebben de escalatie te stoppen. We kunnen bepalen hoe we met de situatie willen omgaan en erop antwoorden (responderen) in plaats van te reageren. Daar ligt dan ook het groeimoment of de ontwikkelingskans die de bemiddelaar laat zien.
Het ontwikkelingsgericht bemiddelen is volgens Evers geen nieuw model; het schuift een basishouding naar voren en wil een methode aanbieden die gegrond is op ‘een ontwikkelingsdenken’ (p. 59). Deze vorm van bemiddelen integreert elementen uit de verschillende bemiddelings-modellen en beschrijft wat mensen nodig hebben om te kunnen ontwikkelen en hun verschillen te begrijpen, aanvaarden en overstijgen. De ontwikkelingsgerichte bemiddelaar stimuleert mensen te onderzoeken op welke dimensies ze vastlopen: de feitelijke, intrapersoonlijke en interpersoonlijke dimensies (Boszormenyi-Nagy, 2000). Hij werkt ook op de dimensie van de relationele ethiek en ziet cliënten in hun ongekende of niet gebruikte vermogens tot liefde, verbondenheid en mededogen.
De wijze waarop de cliënten hun conflictverhaal vertellen, geeft reeds aanwijzingen voor de ontwikkeling die nodig is en welk bemiddelingsverhaal hierbij kan helpen. Volgens de auteur omvat het ontwikkelingsgericht bemiddelingsverhaal drie verhalen: het Kleine verhaal, het Middenverhaal en het Grote verhaal.
Het Kleine bemiddelingsverhaal biedt een methode tot probleemoplossing bij lage escalatie of zogenaamd koude conflicten. De gehanteerde methode lijkt op het principieel onderhandelen van Fisher, Ury en Patton (1995).
Het Middenverhaal wordt ingezet wanneer vooral de omgang met elkaar of de relatie het probleem is. Volgens Evsers moet de relatie eerst ontward en opgehelderd worden. Daarna moet een nieuwe relatie worden ontwikkeld, om samen het probleem te kunnen oplossen.
Het Grote verhaal kan helpen bij sterk geëscaleerde conflicten en opgehelderde conflicten die om afronding vragen. Het zegt dat conflicten diepe transformatie-momenten zijn waarbij de betrokkenen kunnen komen tot verzoening en vergeving. Het Grote bemiddelingsverhaal biedt ruimte om existentiële stappen te zetten. ‘Cliënten komen tot het besef dat wat ze vandaag met hun conflict doen of nog willen doen, niet alleen zin en betekenis heeft voor henzelf, voor de andere betrokkenen en voor hun bredere context, maar voor de hele mensheid’ (p. 114). Deze cliënten staan voor de existentiële vragen wie ben ik in dit conflict? En wie wil ik zijn?
De auteur besluit dat zolang er conflicten zijn en we geen innerlijke vrede in onszelf vinden, er ook geen vrede in de wereld kan komen. Bemiddeling draagt hiertoe bij: ‘Wie tijdens een bemiddeling heeft mogen ervaren hoe een strijdrelatie zich heeft omgezet in samenwerking […] zal middelend omgaan met verschillen en anderen helpen dit ook te doen door hen bemiddelingsgericht te leiden’ (p. 147).
Het aspect ‘ontwikkelingsgericht’ komt in het boek van Evers uitvoeriger aan bod dan het aspect ‘bemiddelen’. De auteur lijkt te vertrekken vanuit het individu en gaat ervan uit dat mensen vanuit zichzelf groeien. Als systeemtherapeut mis ik de invloed van de context. Waar is aandacht voor wat goed loopt, voor de vele goede bedoelingen, de enorme inzet, de aandacht voor emoties als signalen met een relationele betekenis? Ook de complexiteit van menselijke verhoudingen en familiegeschiedenissen komt niet aan bod.
Als bemiddelaar mis ik een bespreking van een aantal cruciale elementen van het bemiddelingsproces: een duidelijke visie op onderhandelen, op de invloed van de juridische context, van machtsposities en mogelijke onevenwichtigheden. Welk verloop dient een bemiddeling te hebben? Wat zijn de mogelijke valkuilen? Welke ethische principes dient de bemiddelaar te hanteren? Wat is het achterliggende psychologisch model? Hoe vertaalt dat alles zich in concrete interventies?
Verder is het spirituele mijn ding niet. Wat voor mij een brug te ver is, is ervan uitgaan dat mensen die komen voor bemiddeling willen veranderen, groeien, ontwikkelen, ook al spreken ze deze wens niet op deze manier uit. ‘Ze vragen om een leermoment, een leerproces van iets wat ze op dit moment willen ontwikkelen om uit het conflict te komen. En dat kan van alles zijn: perspectief verbreden, inzicht krijgen in zichzelf en de ander, leren omgaan met sterke gevoelens, een communicatiepatroon doorbreken’ (p. 48). In mijn ervaring wensen cliënten vaak niet meer dan een overeenkomst over hun meningsverschillen.
Tot slot vraag ik me af waar in dit model de scheidingslijn met psychotherapie ligt. In bemiddeling dienen emoties en relationele spanningen vooral een niet storende plaats te krijgen, zodat mensen weloverwogen voor een oplossing kunnen kiezen. In dit model lijkt het erop alsof ze doorgewerkt moeten worden in functie van persoonlijke groei, wat mijns inziens eerder tot de taakstelling van de psychotherapie behoort.
Evers brengt een enthousiast verhaal over de kracht van bemiddeling, een moedige keuze. Vraag is of ze op deze manier haar boodschap kan overbrengen. Na het lezen van het boek blijf ik wat in het duister tasten wat betreft de concrete invulling van het ontwikkelingsgericht bemiddelen. De vele grote woorden geraken niet omschreven en vertaald naar de praktijk. Het boek komt bij momenten dan ook over als een geloofsbelijdenis.
Voor wie wil weten wat bemiddeling precies is of hoe een bemiddelaar te werk moet gaan, is dit boek eerder een teleurstelling. Daarbij aansluitend is het jammer dat de bronvermelding ontbreekt voor bemiddelaars die zich willen verdiepen in de verschillende modellen waar Evers haar mosterd haalt.
De kracht van Evers’ verhaal is evenwel dat het bemiddelaars aan het denken zet over hun eigen visie en werkwijze en hen kan inspireren hun perspectief te verruimen.
Literatuur
- Boszormenyi-Nagy, I. (2000). Grondbeginselen van de contextuele benadering. Haarlem: De Toorts.
- Fisher, R., Ury, W. & Patton, B. (1995). Excellent onderhandelen. Amsterdam: Contact.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0924-3631
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden