Exploratie vanuit de veilige ruimte – Interview met Jean-Marie Govaerts
Samenvatting
Het interview vindt plaats bij Jean-Marie Govaerts thuis, in het dorp Lochristi in Oost-Vlaanderen. ‘De streek waar we doorheen rijden’, vertelt Govaerts tijdens de autorit van het treinstation naar zijn huis, ‘is een arme streek op zandgrond. Het land was in het bezit van de adel en de kerk. Voor de bevolking is het altijd hard werken geweest om te overleven. Ook voor de kleine tuinders, je ziet nog de met de hand bediende kassen voor azalea’s en begonia’s.’ Het is meteen duidelijk, Jean-Marie Govaerts is een sociaal bewogen mens en een verhalenverteller. Bij aankomst worden we ontvangen door Govaerts vrouw, Magda Walravens. Zij is eveneens psycholoog en gezinstherapeut. Magda en Jean-Marie hebben drie volwassen kinderen en zes kleinkinderen. Ook in het werk hebben zij een lange gezamenlijke geschiedenis. Govaerts vrouw zal bij het gesprek blijven om haar aanvullingen te geven vanuit hun gedeelde leven en werk. Het gesprek wordt voortgezet op het zonnige terras in de tuin, onder het genot van een heerlijk visgerecht als lunch.
Ter ere van het afscheid van Govaerts vond vorig jaar december een studiedag plaats bij VZW Rapunzel, een opleidingscentrum in Diest. De studiedag was een hommage aan ‘een man die doorheen de jaren tal van therapeuten heeft opgeleid en geïnspireerd’ (Sermijn & Van Reybrouck, 2018). Dit was aanleiding voor de redactie om ook in deze rubriek aandacht te schenken aan leven en werk van deze klinisch psycholoog, systeemtherapeut en opleider, die gedurende meer dan dertig jaar zijn stempel heeft gedrukt op de ontwikkeling van de systeemtherapie in Vlaanderen.
Govaerts is opleider en supervisor van de Belgische Vereniging van Opleiders in de Systeemtherapie (BVOS) en de Belgische Vereniging voor Relatie- en Gezinstherapie en Systeemcounseling (BVRGS). Daarnaast is hij ook auteur en een autoriteit op het gebied van hechting (Sermijn & Van Reybrouck, 2018). Hij was tot eind 2017 als opleider verbonden aan VZW Rapunzel. Govaerts is ook werkzaam in een eigen praktijk voor paren en gezinnen.
Het gesprek begint bij de gezamenlijke geschiedenis van Govaerts en zijn vrouw. Zij leerden elkaar kennen tijdens hun studie psychologie aan de Katholieke Universiteit Leuven in de roerige jaren zestig. Govaerts volgde geboeid de thema’s van deze studentenbeweging. In Leuven was de democratiseringsbeweging niet alleen gericht op meer zeggenschap, maar ook op verzet tegen de dominantie van de Franstalige elite, voor wie zij ‘de Vlaamse boerkes’ waren.
Govaerts studeerde af in de sociaal experimentele psychologie en Walravens opteerde voor de richting studie- en beroepsoriëntering. Beiden vonden nadien werk in de ambulante revalidatiesector. De confrontatie met de klinische praktijk deed beiden op zoek gaan naar vormen van bijscholing. Magda Walravens koos meteen voor een opleiding relatie- en gezinstherapie in Kern in Sint-Niklaas. Govaerts startte aanvankelijk met een opleiding gedragstherapie. Hij vulde deze studie aan met een opleiding gestalttherapie en opteerde na een aantal jaren praktijkervaring met paren en gezinnen voor een opleiding gezins- en relatietherapie bij Marc Nevejan. Toen Govaerts nadien tijdens zijn opleiding tot opleider als co-trainer bij de opleiding betrokken was, droeg Nevejan vanwege ernstige gezondheidsproblemen het opleiderschap onverwachts aan hem over. Govaerts werd er hals over kop ingegooid, met de woorden van Nevejan: ‘Jij kunt dat, doe maar.’ Bij Kern wordt Govaerts vervolgens de inhoudelijk verantwoordelijke voor de opleiding relatie- en gezinstherapie. Hij bouwt deze opleiding samen met Greet Splingaer verder uit, aangevuld met een team van medetrainers, onder wie ook Peter Rober. Als Kern in 2011 onverwachts stopt, zet het volledige team van trainers, vanaf nu onder de leiding van Splingaer, het werk voort bij Rapunzel in Diest.
In de jaren zeventig richtten Govaerts en Walravens samen met twee collega’s het Advies- en begeleidingscentrum St. Amandsberg op. Zij doen dit vanuit sociale bewogenheid en met eigen middelen. ‘Wij wilden een plek creëren waar gezinnen, koppels en tieners die het lastig hebben, terecht kunnen.’ In de jaren negentig moest hun advies- en begeleidingscentrum verplicht fuseren. Dit fusieproces ging gepaard met de nodige spanningen tussen team en bestuur, en uit zorg voor zijn vrouw als teamlid besloot Govaerts te vertrekken uit het bestuur. Een hard gelag. ‘Toch zoiets als een kind loslaten’, benoemt hij.
De grote sociale betrokkenheid nemen Govaerts en Walravens beiden uit hun jeugd mee. ‘Het was bij ons thuis een soort mini sociaal centrum,’ vertelt Govaerts. ‘Vanaf een uur of half zeven in de ochtend kwamen moeders aanbellen met hun baby’s die ziek waren. Zij kwamen voor de verpleegster, mijn moeder. De huisdokter was te duur. En ’s avonds kwamen de mensen aanbellen die last hadden met het invullen van formulieren die ze niet goed konden lezen.’ Zijn vader vulde na zijn werk als ambtenaar nog urenlang deze formulieren voor hen in.
Govaerts jeugd speelt zich af in Belgisch Zuid-Limburg, waar de katholieke Christelijke Volkspartij nog alles bepaalt, samen met de pastoor en de dokter. ‘De pastoor maakt uit hoeveel kinderen je moet krijgen en naar welke school deze kinderen zullen gaan.’ Govaerts moeder krijgt de voorgeschreven zes kinderen, met Govaerts als oudste. Zij voegt zich in dat opzicht naar de kerk, maar is tegelijkertijd ook ‘kwaad erover en foeterde’. ‘Thuis noemden wij mijn moeder een ketter’, vertelt Govaerts, ‘zij ging als het ware vloekend naar de kerk.’
‘Mijn vader was een man die veel met zijn kinderen ondernam, een doe-vader. Hij was ook een heel zorgende vader, die dagelijks de afwas en iedere week de was deed van het grote gezin. In de oorlog zat mijn vader bij het verzet. Een heel aanwezige geschiedenis, maar vader praatte er niet over.’ Uit angst dat hij opgepakt zou worden, sliep zijn vader in de oorlog veel in de velden, in een kot. ‘Mijn vader was een overlever. Heel veel van wat hij wist van de natuur en dieren droeg hij over aan ons, zijn twee oudste zonen. Hij leerde ons dat als je vuurstenen tegen elkaar slaat dat je vonken krijgt, hij toonde vogelnesten, leerde het wild observeren en wildgangen vinden.’ De prettige spanning en avontuur van die tijd is voelbaar. ‘Mijn vader had geen woorden voor emoties. Hij zei, zo wat schouderophalend, “Zo is het nu eenmaal”’, vertelt Govaerts met warmte in zijn stem.
De jeugd van Govaerts had een idyllische kant. Er was veel ruimte om de wereld te verkennen. Spannend spel met zijn broer met de revolvers uit de oorlog, klimmen tot boven in een hoge fruitboom. Met een luchtbuks een appel uit de hand van je broer schieten. Het kon allemaal. ‘De keer dat het niet helemaal goed ging, peuterde je dat loden kogeltje wel weer uit je hand.’
Er was ook een andere kant aan zijn jeugd. Zorgvuldig formulerend en met veel begrip voor zijn familie, beschrijft Govaerts het emotioneel tekort en de spanningen die hij in zijn jeugd ervaarde. De moeder van zijn moeder en haar broer woonden noodgedwongen bij hun gezin in. Het met elkaar wonen in het te kleine huis was een voortdurende bron van conflicten. ‘Mijn moeder wilde haar twaalf jaar jongere broer opvoeden en hij kwam daartegen in opstand. Mijn oma deed al het verstelwerk en huishoudelijk werk. Ondanks dat deed ze het nooit goed genoeg in de ogen van haar dochter, mijn moeder. Oma was weinig verbaal en kon zich niet verweren. Als kind vond ik dat niet rechtvaardig.’ Het is nog steeds een pijnlijk gegeven.
Als oudste observeerde hij de dagelijks terugkerende ruzies en vroeg zich vaak af: ‘Waarom maken ze altijd op dezelfde manier ruzie?’ De kiem van zijn belangstelling voor interactiepatronen werd daar gelegd. ‘Het emotioneel dragende kwam van mijn vader, en onze oma was onze toeverlaat.’ Maar noch zijn oma, noch zijn vader konden hem woorden bieden voor zijn innerlijke leven. Bij vrienden thuis zoekt hij de gezinswarmte die hij mist. De ouders van deze vrienden zijn voor hem een soort ‘vervangouders’, evenals de kloosterzuster van de kleuterschool en een leerkracht. Bij hen kan hij met zijn vragen terecht en leert hij woorden geven aan zijn gevoelens.
Govaerts vult de emotionele leemte aan met lezen, heel veel lezen. Eerst leest hij jeugdboeken, urenlang in een hoekje van de zetel. Later komen daar filosofieboeken, romans, poëzie en natuurlijk ook studieboeken en vakliteratuur bij. Zijn beide ouders komen uit een achtergrond waar weinig geld was voor studie, maar waar studeren wel werd gestimuleerd. Zij hebben een bibliotheek vol boeken thuis. Ook nu, als opleider en leertherapeut, ziet hij het lezen van literatuur en poëzie als een belangrijke weg tot ontwikkeling. ‘Romans, autobiografieën en jeugdboeken zijn soms betere studieboeken dan de vakboeken, omdat ze bijvoorbeeld de effecten van een complex trauma beter illustreren’, zegt Govaerts. In de opleiding relatie- en gezinstherapie bieden Splingaer en hij daarom naast vakliteratuur ook romans aan.
Het is dus geen toeval dat de titel van de studiedag ter ere van het afscheid van Govaerts bij VZW Rapunzel verwijst naar een jeugdboek, Bod Pa: lessen van een sjamaan aan de hemelruiter – Over verbinden en verschil maken. Een hommage aan Jean-Marie Govaerts.
Waarom is Het boek van Bod Pa (Quintana, 1995) als thema voor de studiedag gekozen? ‘De sjamaan Bod Pa is een rare man’, licht Govaerts toe. ‘Hij heeft een alcoholprobleem en gaat bot en scherp om met mensen die hij tegenkomt, slaat ze letterlijk de kop in als hij de kans krijgt. Hij gaat vreemd om met de jongen Pellegrin. Toch leert hij Pellegrin, die altijd zijn been breekt, stappen. Hij leert hem om te gaan met zijn beperkingen. Bod Pa laat zien hoe je een mens van vlees en bloed wordt met vallen en opstaan, hoe je je eigenheid vindt.’
Pellegrin wordt door de sjamaan Bod Pa hardnekkig ‘Pelgrim’ genoemd: vreemdeling in eigen land, zoeker in eigen ziel (Van Duin, 2007). Dat vormt een link met Govaerts. ‘Therapeuten in spe helpen zoeken in hun ziel is’, aldus Splingaer, ‘een vakmanschap dat Govaerts als een van de besten beheerst. Een vakmanschap dat steunt op twee belangrijke pijlers: verbinden en verschil maken’ (Sermijn & Van Reybrouck, 2018, p.71).
Evenals de sjamaan Bod Pa moedigt Govaerts aan om ‘te stappen’. Hij doet dat in doe-termen: ‘Ik denk dat jij dat kan, probeer het eens uit, zie eens wat het geeft, dan gaan we nog eens praten.’ Op deze manier kan hij ‘vanuit verbinding mensen helpen nieuwe mogelijkheden te ontdekken’, zowel in de opleiding als in de rol van therapeut. Hij ontleent daarbij veel aan de vaderlijke exploratieve doe-liefde uit zijn jeugd. De basis voor het verkennen is de veilige haven van de therapie. ‘Mensen mogen mij heel veel toevertrouwen. Ook ogenschijnlijk rare dingen. Ik kijk achter het griezelige of het akelige, weet dat daar altijd iemand van vlees en bloed achter zit, vol onmacht, dat is allemaal menselijk. Ook het destructieve hoort bij het leven. Mensen mogen bij mij hun onderwereld op een veilige plaats komen deponeren, zonder dat het veroordeeld wordt. Dat is het helende’, benadrukt hij.
‘Natuurlijk ben ik ook wel eens van mijn melk.’ Deze Vlaamse uitdrukking vraagt even uitleg. ‘Ik kan heel erg aangedaan zijn over het akelige wat mensen kunnen brengen. Ook dat laat ik er zijn. Ik heb geleerd dat ik mezelf rustiger kan maken door er iets over te zeggen. Bij cliënten die door het leven beschadigd zijn, geef ik erkenning aan de pijn, maar ik doe ook een appel op hun kracht. Vanuit de veiligheid van verbinding kunnen onbekende wegen verkend worden. Soms pas na heel lange tijd. Herstel kan altijd.’ Govaerts illustreert dit met een aangrijpende ervaring uit zijn eigen leven. Een paar weken voor het overlijden van zijn vader heeft hij voor het eerst een gesprek met zijn vader waarin zijn vader zijn emoties kon benoemen en ultiem de woorden vond voor wat hij in zijn leven niet kon verwoorden. ‘Vanuit veerkracht iets nieuws proberen, mensen daarop aanspreken, dat vind ik heel belangrijk. Inspiratiebron zijn mijn beide ouders en mijn oma, mensen die met grote veerkracht in het leven hebben gestaan. Ook bij onveilige hechting is er ruimte voor reparatie, voor veerkracht’, benadrukt Govaerts.
Dit brengt het gesprek op het onderwerp waar Govaerts bij uitstek deskundige in is, hechting (Govaerts, 2007). Herkenbaar in zijn boek Hechtingsproblemen in gezinnen zijn de thema’s uit zijn jeugd, het belang van de veilige inbedding, en minstens zo belangrijk, het vertrouwen en de ruimte ervaren om te kunnen exploreren. Herkenbaar is ook de kritische noot, maar dan op een zeer zorgvuldige, onderbouwde en milde wijze gegeven. ‘Uit het normatieve blijven bij het werken met hechtingsproblemen’, benoemt Govaerts als belangrijk aandachtspunt bij het werken met hechtingsproblemen in relaties en met gezinnen. ‘We zijn allemaal onveilig gehecht in meerdere of mindere mate en we zijn allemaal onderweg naar meer veilige gehechtheid.’
De vraag naar inspiratiebronnen vanuit de systeemtherapie roept een veelheid aan namen, stromingen, theorieën, methodieken en ideeën op. Govaerts volgde de masterclass van Boszormenyi-Nagy in Amsterdam. Het gedachtegoed van Nagy viel in een vruchtbare bodem. Het concept ‘passend geven’ is een belangrijk inzicht voor hem. ‘Mijn eigen moeder gaf mogelijk te veel toen zij haar moeder en broer in huis haalde, en vervolgens op andere vlakken weer te weinig.’ Van Byng-Hall haalt Govaerts het werken met hechtingsscripts van gezinnen naar voren en vooral het ‘al-doende’ met een gezin in de sessies corrigeren van de hechtingscripts. Een andere belangrijke inspiratiebron is het werk van Jürg Willi. Govaerts specialiseerde zich bij Willi in Zurich, kreeg een speciale band met hem en werd vertaler van meerdere van zijn boeken (Willi, 2003). De concepten collusie en co-evolutie gebruikt Govaerts veel, ook in het werken met tuinderfamilies die kampen met financiële druk en moeilijkheden in de overdracht van het bedrijf van ouder op kind (Govaerts en Schnitzer, 2017).
In het werken met koppels is Govaerts ook geïnspireerd door Esther Perel. Het spreekt hem aan dat zij niet alleen op zoek gaat naar een veilige haven, maar ook naar de uitdaging die mensen elkaar kunnen bieden. ‘Elkaar graag zien is elkaar tegenkracht geven’, zegt Govaerts.
‘Mensen in beweging brengen, samen met het gezin iets nieuws uitproberen en het dan bespreken, zoals Minuchin met zijn enactment al deed, dat is heel helpend.’ Govaerts herkent zich ook in het werk van Haim Omer, vertrouwen durven geven als basis voor exploratieve mogelijkheden. ‘Ook bij mijn eigen kinderen, voor wie wij een houding hadden van vertrouwen en opvolging, vanuit afstemming.’ Bij de postmoderne stromingen plaatst Govaerts een kritische kanttekening. Een van de valkuilen van de narratieve benadering kan zijn het terugvallen op individueel werk. ‘Er is dan te weinig oog voor patronen, voor doen en voor het al-doende verkennen.’
In het lange gesprek vallen alle zorgvuldig geformuleerde gedachtesporen, rijke verhalen en praktijkvoorbeelden organisch in elkaar. Richting het einde van het gesprek volgt nog een korte blik op de toekomst van de systeemtherapie. Magda en Jean-Marie zouden het betreuren als men terug zou vallen op alleen individueel werken. ‘Er is nogal wat durf voor nodig om met koppels en gezinnen te werken, dat vergt emotionele moed, en de prestatiedruk in de ggz maakt het niet makkelijker. Er zit een limiet aan wat je draagkracht aankan aan heftige interacties’, verwoorden zij hun zorg.
In de trein terug komen alle indrukken uit het gesprek nog eens voorbij. Als ik het boek over hechting nog eens opensla, valt mijn oog op het woord van dank van Govaerts aan het begin van het boek. ‘Magda en de kinderen waren als huisgenoten in de intensieve periode van het schrijven als een deugddoende haven op de achtergrond, die de noodzakelijke veilige exploratieve ruimte vrijmaakte…’ Exploratie vanuit de veilige haven, een rode draad in Govaerts leven en werk.
Vol van alle verhalen, rozig van de zon, de vriendelijkheid en het goede maal, reis ik huiswaarts.
Literatuur
- Boszormenyi-Nagy, I. &. Spark, G. (1973). Invisible Loyalties. New York: Harper & Row (1984:Brunner/Mazel).
- Duin L. van (1995). Vreemdeling in eigen land, in eigen ziel. Trouw: 8 november 1995.
- Govaerts, J.M. (2007). Hechtingsproblemen in gezinnen – Integratie van de hechtingstheorie in het systeemtherapeutisch model. Leuven: Lannoo Campus.
- Govaerts, J.M. & Splingaer, G. (2008). Gezinsontwikkelingsperspectief. In A. Savenije, M.J. van Lawick, & E.T.M. Reijmers (red.), Handboek systeemtherapie (pp. 193-204). Utrecht: De Tijdstroom.
- Govaerts, J.M. en Schnitzer, G. (2017). Een systemisch eerstelijnspsychologisch aanbod voor cliënten uit familiebedrijven – De relationele interface. Systeemtherapie 29(2), 101-118.
- Quintana, A. (1995). Het boek van Bod Pa. Amsterdam: Querido.
- Sermijn J. & Van Reybrouck, T. (2018). Bod Pa: lessen van een sjamaan aan de hemelruiter – Over verbinden en verschil maken: een hommage aan Jean- Marie Govaerts. Studiedag georganiseerd door Rapunzel (Leuven, 15 december 2017). Systeemtherapie 30(2), 71-73.
- Willi, J. (2003). Van de liefde-Jezelf ontwikkelen door partnerrelaties. Onder red. supervisie van J.M. Govaerts. Tielt: Lannoo.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0924-3631
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden