Goed genoeg? – Een nieuwe visie op ouderschap
Samenvatting
Inge De Waele (2016).
Kalmthout: Pelckmans Pro. 154 pp. €19,95.
ISBN 97894 6337015 8.
Dit boek is geschreven met als bedoeling een alternatief te bieden voor de talloze boeken met kant-en-klare opvoedingsadviezen. Alledaagse ervaringen en dilemma’s bij het ouderlijk functioneren worden door de auteur vanuit een dynamische systeembril bekeken. Goed genoeg? neemt je mee in een zoektocht naar de wijze waarop we invloed kunnen uitoefenen als we lijken vast te zitten, de hoop dreigen te verliezen. Inge De Waele werkte vijftien jaar in een vormingscentrum gespecialiseerd in opvoedingsondersteuning, is lector aan de vakgroep Sociaal Werk van de Hogeschool Gent en heeft als systeemtherapeute een privépraktijk. Daarenboven is ze ook moeder van drie zonen. Ze neemt de lezer mee op verkenningstocht tussen wetenschap en theorie, langs persoonlijke ervaringen van haar zelf en reflecties van andere ouders.
Ouderschap wordt al eeuwen bekeken vanuit het lineaire schuldbeladen oorzaakgevolg denken. Door de lezer inzage te geven in de vele invloedsprocessen die een rol spelen in de ouder-kindrelatie wil de auteur ouders in staat stellen te kunnen kiezen voor een andere, circulaire invalshoek. Ze hanteert basisbegrippen van het systeemdenken om handvatten aan te reiken om de spanningsverhoudingen tussen ouder en kind te omarmen.
Het eerste deel, ‘Tussen controle en onmacht’, brengt de invloed van de huidige onuitgesproken maatschappelijke overtuigingen in beeld. De Waele maakt duidelijk dat opvoeden geen neutrale waarde- en machtsvrije praktijk is. Zo benoemt de schrijfster het huidige spanningsveld tussen arbeid en ouderschap. Daarbij merkt ze op dat de appreciatie van de samenleving voor de inspanningen van ouders om daartussen een evenwicht te vinden, ver te zoeken is. Vanuit de complexiteit in nieuw samengestelde gezinnen kaart ze aan hoe weinig oog de samenleving heeft voor alle betrokkenen, in het bijzonder voor de plusmoeders en plusvaders. Er is geen oog voor ieders unieke kijk op de situatie die tegelijk erg bepaald wordt door bredere sociale contexten. Zo wordt tegenwoordig consequent handelen omschreven als datgene dat ervoor zal zorgen dat je als ouders de controle houdt over het gedrag van je kind. De auteur speelt met het taalbeeld van ‘invloed vloeit in’: niemand groeit op in een luchtbel zonder invloed vanuit de omgeving.
In het tweede deel, ‘Tussen standvastigheid en veranderlijkheid’, gaat De Waele op zoek naar andere perspectieven om de ouder-kindrelatie te situeren in een dynamische wereld. Als we op een systeemtheoretische manier kijken naar ouders en de moeilijkheden waarin ouders vastlopen, moeten we oog hebben voor wat alle betrokkenen precies doen en welke beïnvloedingsprocessen er allemaal door elkaar lopen. Vervolgens kan gekeken worden naar de verbinding tussen de verschillende posities. Er is een toename van nieuwe complexe gezinsvormen waardoor grensonderhandelingen nodig zijn over welke regels behouden en welke gewijzigd kunnen worden. De schrijver opteert voor een optimistische kijk waarbij we ouders en kinderen kunnen zien als actieve maatschappelijke participanten die samen nieuwe omgangsvormen construeren. De onderhandelingen, die soms gepaard gaan met belangentegenstellingen die een bron van conflict kunnen vormen, worden gezien als een dynamisch leerproces dat tijd vergt.
Aan de hand van de vijf axioma’s van Watzlawick biedt de auteur in deel drie andere omgangsmogelijkheden aan. Ze nodigt ouders en kinderen uit om hun eigen proces samen te onderzoeken door de verschillende perspectieven die hen beïnvloeden te omschrijven en hierover met elkaar in dialoog te gaan. De eerste invalshoek vertrekt vanuit het beïnvloedingsaxioma: het besef dat ons gedrag altijd anderen beïnvloedt en steeds plaatsvindt binnen een context. De Waele moedigt aan om het eigen gedrag, effecten en bedoelingen, ter discussie te durven stellen wanneer het fout loopt in de ouder-kind interactie. Ook de kritische vraag ‘Wat wordt niet gezegd en wat is de invloed van het niet-gezegde?’ is belangrijk tijdens het reflecteren op welke wijze gezinsleden – inclusief jezelf als begeleider daartussen – met elkaar omgaan. De tweede insteek is het perspectievenaxioma: als ik iets zeg, maak ik tegelijk iets duidelijk over de wijze waarop ik graag heb dat de ander met mij omgaat. De derde invalshoek waarmee de auteur de ouders en kinderen uitnodigt om hun interactieproces te onderzoeken is het interpunctie- of waarheidsaxioma. Met de prachtige parabel van de olifant en de blinden verduidelijkt zij hier dat ieder kijkt vanuit een eigen positie. Dat heeft tot gevolg dat de ene persoon andere dingen opmerkt dan iemand anders in dezelfde situatie. De Waele stelt voor om zorgvuldig de diverse perspectieven te verkennen als methode om tot compromissen te komen en te leren beseffen dat wat als waarheid geldt relatief is. Een vierde invalshoek benadrukt de relativiteit van verbale boodschappen. Gesteld wordt dat je als ouder wel kunt kiezen om te zwijgen, maar dat je lichaam altijd spreekt. De Waele maakt attent op het effect van verwarring en onmacht bij discrepantie tussen het verbale en het non-verbale. Tot slot roept ze op om tijdens een verbeten strijd tussen ouder en kind de vraag te stellen ‘Waar zit de weerstand en hoe kunnen we het gemeenschappelijke omarmen om met de verschillen tussen ons om te gaan?’
In deel vier gaat de schrijfster op zoek naar de wederzijdse beïnvloeding tussen de fysieke en de sociale omgeving enerzijds en de ouder-kindrelatie anderzijds. Ze moedigt aan in dialoog te treden over de fysieke leefomgeving om zodoende inspirerende plekken voor de opvoeding te creëren.
In deel vijf lanceert De Waele een nieuw initiatief: oudersupervisie. Hiermee wil ze een medium aanreiken om vastgelopen spanningsverhoudingen binnen ouderkindrelaties als kansen tot groei te laten evolueren vanuit een consequent toegepaste systeemvisie. Ook de kracht van de ervaringsuitwisseling tussen ouders wordt binnen deze methodiek benut. Het gaat volgens de auteur om surfen op de golven van conflict, het zoeken naar een balans voor ouders en kinderen zonder het overzicht te verliezen door de heftigheid van het conflict.
Het boek richt zich in eerste instantie tot ouders. Het kan hen helpen hun positie als ouder niet lineair te bekijken. De auteur pleit voor een zoektocht waarbij ouder en kind kunnen groeien in begrip voor elkaars positie. Ik merk op dat het gehanteerde vakjargon ervoor kan zorgen dat een aantal ouders vroegtijdig afhaken. De verhalen lopen doorheen de theorie en brengen deze tot leven. Van daaruit acht ik het boek betekenisvol voor hulpverleners die ouders en kinderen ondersteunen. Vanuit mijn rol als systeemtherapeut vind ik dit boek een verrijking voor mijn werk met ouders en kinderen. Vanuit mijn rol als ouder van twee jonge kinderen voel ik veel erkenning en normalisering.
Deze nieuwe visie op ouderschap is deels uitgewerkt door de hedendaagse fricties omtrent ouderschap te koppelen aan de communicatietheorie beschreven door Watzlawick in 1974. Hoe vernieuwend is deze visie? De vijf basisaxioma’s zijn binnen de therapeutische wereld alom bekend, doch worden nog steeds niet maatschappelijk gedragen. De meerwaarde van dit boek schuilt vooral in de waaier aan mogelijkheden die het aanbiedt om samen over ouder-kindmoeilijkheden in dialoog te gaan in plaats van enkel te blijven werken met en vanuit de ouders. Het initiatief om te werken met oudersupervisie als methodiek om samen met ouders en kinderen te spreken, spreekt aan om verder uit te bouwen en in te bedden in de ouder-kindhulpverlening.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0924-3631
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden