Vergeven – Omgaan met onrecht
Samenvatting
Svenja Flasspöhler (2016). Nederlandse vertaling (2017).
Utrecht: Uitgeverij Ten Have. 224 pp. € 19,99.
ISBN 978 90 259 0593 4.
‘Mijn moeder heeft me verlaten toen ik veertien was en tot op heden heeft ze geen enkel woord van berouw uitgesproken. Kan ik haar vergeven? Doe ik dat uit onvoorwaardelijke liefde of maakt een dergelijke liefde mij juist onvrij? Kan een volk dat misdaden ten aanzien van de mensheid heeft gepleegd, vergiffenis krijgen of is deze schuld te groot? Is vergeving tussen mensen überhaupt wel mogelijk? Is het niet eerder een goddelijke uitdaging, die wij mensen, vanuit onze beperktheid, simpelweg niet aankunnen?’
Vertrekkend vanuit deze persoonlijk beladen vragen neemt Svenja Flasspöhler ons mee in haar zoektocht naar de mogelijkheden en menselijke beperkingen inzake vergeving. Flasspöhler, geboren in 1975, is Duitse en groeide op in Münster. Ze studeerde filosofie en was geruime tijd hoofdredacteur van het Duitse Philosophie Magazine. Momenteel werkt ze als filosofieredacteur bij de Duitse publieke cultuurradio ‘Deutschlandfunk Kultur’. Flasspöhler is moeder van twee kinderen.
In haar boek Vergeven – Omgaan met onrecht, zet ze vergeving, als ‘het kwijtschelden van vergelding en het afstand doen van schadeloosstelling’, tegenover het beginsel ‘wie schuld heeft, moet betalen’ (p. 19). De fundamentele spanning tussen deze twee opvattingen vormt het leidmotief van het boek.
Ze belicht de volgende drie perspectieven: betekent vergeven begrijpen? Betekent vergeven liefhebben? Betekent vergeven vergeten? Zoals het een filosofe betaamt, formuleert ze hierop geen helder afgewogen antwoorden. Elk nieuw gezichtspunt vormt voor haar een uitdaging voor verdere verdieping. In het Duits zijn er voor het concept vergeven twee woorden voorhanden. Verzeihen wat zoveel betekent als afzien van vergelding. De schuld blijft bestaan, maar men wil geen wraak nemen, men wil niets terug als restitutie. En dan is er het begrip vergeben wat volgens haar meer verbonden is met religie. Het gaat om een gift aan de ander, geïnspireerd door het religieuze. Vergeving wordt geschonken en door deze gift wordt de schuld ingelost. Volgens Flasspöhler is dit laatste voor ons als mens te hoog gegrepen.
In haar queeste gaat Flasspöhler te rade bij grote denkers als Hannah Arendt, Jacques Derrida, Paul Ricœur, Michel Foucault, Sigmund Freud, Friedrich Nietzsche en Emmanuel Levinas. ‘Echte vergiffenis’, vindt Derrida, ‘kan alleen geschonken worden aan wat onvergeeflijk is en zelfs dan alleen als er geen voorwaarden aan verbonden zijn’ (p. 28). Maar ook: ‘Als je wilt – en dat is noodzakelijk – dat vergeving effectief, concreet en historisch wordt, als je wilt dat ze aankomt, dat ze gebeurt, de zaken verandert, is het noodzakelijk dat de reinheid van vergeving zich inlaat met een serie voorwaarden van allerlei soort’ (p. 30). Tegen de achtergrond van deze twee op het eerste gezicht tegengestelde aannames omtrent de voorwaarden rond vergeving, onderbouwt Flasspöhler grotendeels haar filosofische discours rond vergeving.
Wanneer ze de tweede vraag behandelt, ‘Betekent vergeven liefhebben?’, laat ze zich inspireren door Arendt. Waar het gezegde luidt ‘Liefde maakt blind’, draait Arendt dit om tot ‘Liefde maakt ziend’. We ontdekken dankzij de liefde voor die persoon, iets bijzonders in iemand, ook al veroordelen alle anderen die persoon misschien, zoals bij de moeder van Svenja Flasspöhler het geval was. Zo gaat Flasspöhler er vanuit dat haar moeder meer en mooier was dan haar concrete ingrijpende daad, namelijk haar kind achterlaten op veertienjarige leeftijd.
Voor het behandelen van de derde vraag, ‘Betekent vergeven vergeten?’, gaat ze vooral te rade bij de filosoof Paul Ricœur. Volgens hem wordt door vergeving wat er gebeurd is niet uitgewist, maar zinkt het weg in de geest. Dit proces van vergeving kan niet op gang komen zonder dat het akelige voorval eerst ten volle herinnerd wordt. Het wordt niet verdrongen maar eerst naar het heldere bewustzijn gehaald. Door deze herinneringsarbeid – Flasspöhler is dan ook jaren in psychoanalyse geweest – blijft het traumatische gebeuren niet langer als een doorn in het geheugen zitten en oorzaak zijn van psychische problemen.
Om vergeving goed te kunnen begrijpen, hebben we volgens de auteur niet alleen een filosofische analyse maar ook een passend narratief nodig. Daarom wisselt ze haar filosofische beschouwingen af met verhalen die het thema vergeving benaderen vanuit zowel slachtoffer- als daderperspectief. Ze maakt hierbij gebruik van kleine verhalen van individuele mensen maar ook van de grote verhalen uit de wereldgeschiedenis, zoals de holocaust.
De autobiografische zoektocht van de auteur rondom het vergeven van haar moeder die het gezin verliet voor een andere man, loopt als een rode draad doorheen het boek. Het thema vergeving dringt zich acuut bij haar op als ze zelf moeder wordt. De angst ooit te handelen zoals haar moeder in het verleden, zet haar ertoe aan zich in het thema vergeving te verdiepen.
De geladenheid van dit persoonlijke vergevingsverhaal maakt het boek zo interessant voor de systeemtherapeut en counselor. Bij het uitdiepen van de ware aard van vergeving houdt Flasspöhler zichzelf en de ander een spiegel voor. Ze nodigt niet alleen uit na te denken over begrippen als vergeving, verzoening, schuld en ver-‘ontschuldiging’, maar dwingt de lezer tegelijkertijd zichzelf tot deze concepten te verhouden.
Voor iedereen die werkt met gezinnen en relaties vormen conflict, verbroken verbindingen en herstel een dagelijkse uitdaging. Het is dan ook verwonderlijk dat binnen de systemische literatuur het thema vergeving tot nog toe weinig aandacht heeft gekregen. Misschien is het feit dat er rond vergeving niet onmiddellijk harde wetenschap te bedrijven valt hier debet aan. Uitzonderingen hierop vormen Boszormenyi-Nagy (Nagy & Krasner, 1986) die het heeft over vergeving versus ontschuldiging als onderdeel van zijn contextuele dialoog, en Terry Hargrave (Hargrave, 2016) voor wie het begeleiden van het vergevingsproces een wezenlijk aspect van zijn therapeutische werk vormt.
Svenja Flasspöhler kiest het gezichtspunt van degene die vergeeft: het individu dat al dan niet de vrije keuze heeft te vergeven en de verschillende aspecten die deze individuele keuze kunnen beïnvloeden. In die zin missen we in haar boek wederzijdse beïnvloeding als belangrijke dimensie van een vergevingsproces. Andere belangrijke aspecten die onderbelicht blijven, zijn: de vaak pathologische dader-slachtoffer- relatie, het effect van onverwerkte traumatische ervaringen op het vergevingsproces en de wijze waarop loyaliteiten daarbij een rol spelen. Desalniettemin heeft Flasspöhler met haar boek Vergeven – Omgaan met onrecht een belangrijke bijdrage geleverd om, wars van enige vaagheid of zweverigheid, handen en voeten te geven aan een zo kwetsbaar thema als vergeving. Een echte aanrader dus en zeker een uitnodiging tot verdere persoonlijke verdieping van dit thema.
Literatuur
- Boszormenyi-Nagy, I. (1986). Tussen geven en nemen – Over contextuele therapie. Haarlem: De Toorts.
- Hargrave, T.D. (2016). Families and forgiviness – Healing wounds in the intergenerational family. New York: Brunner/Mazel.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0924-3631
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden