Boeiende en geboeide tijden
Samenvatting
Geen term is de afgelopen maanden zo vaak gevallen als ‘het zijn rare tijden’. En dat waren het ook. Dat een virus zo veel systemen zo op scherp kan zetten, oftewel de homeostase van systemen zo ernstig kan verstoren, zegt iets over zowel dat virus als de systemen. En jawel, we zijn die maanden via alle berichtgevingen overvoerd met theorieën over en achtergronden van sociale, economische en andere daarvoor nog als stabiel ervaren gegevenheden, die desondanks onderuitgingen. Voor onze vakgenoten en vele collega’s uit andere disciplines, is het groots omschakelen geweest naar werkvormen die onbekend waren en halsoverkop uitgevonden moesten worden. Ondanks alle getoonde flexibiliteit en goede bedoelingen hebben we zeker niet in alle gevallen de goede zorg kunnen leveren: contacten kwamen niet tot stand, er ontstonden binnen relaties en gezinnen situaties die niet zomaar met een goed gesprek opgevangen en bijgestuurd konden worden en zo meer.
Volgens de aloude theorie over systemen heeft een bedreigende factor van buiten een systeem als effect dat het systeem zich meer sluit. Dat zou binnen het systeem kunnen leiden tot een grotere betrokkenheid op elkaar. Maar als we kijken naar een aantal effecten van het virus op systemen die voor ons van belang zijn, dan valt op dat de invloed ervan heel divers is. We doen een greep. We horen van echtparen die elkaar voor de crisis nog redelijk konden verdragen maar door de lockdown zo boven op elkaar moesten leven dat de relatie toch barstte. Vlaamse kranten melden beduidend meer aanvragen voor echtscheiding dan gemiddeld en een verdere piek wordt nog verwacht. En daartegenover zien we andere paren in relatietherapie die het in dezelfde omstandigheden toch beter dan gedacht met elkaar uit konden houden. Overigens zijn de scheidingscijfers voor Italië en China eveneens sterk gestegen. De – voorlopige – cijfers over suïcides bij volwassenen blijken lager dan de cijfers die andere jaren in het voorjaar werden vastgesteld. En dat verrast ons omdat deze cijfers vaak samenhangen met het verlies van werk, waarvan nogal sprake is geweest. Het is nog te vroeg om uit de lager uitvallende cijfers conclusies te trekken, want de recente werkloosheid is nog maar kortdurend. Eerdere suïcides hingen niet alleen samen met het verlies van banen, maar waren nogal eens gecombineerd met relatieproblemen en met een daaruit voortvloeiende toename van alcoholgebruik. Daarnaast loopt een toename van suïcides bij mensen, met name mannen, van middelbare leeftijd altijd wat achter bij snel optredende crisissen. Maar misschien heeft het bij elkaar ‘opgesloten’ zijn een gunstige invloed gehad? Deze gunstige invloed zou wellicht kunnen gelden voor jongeren die suïcidale intenties hebben: door thuis te moeten zitten zou de vertrouwensband met de ouders weleens ongemerkt verbeterd kunnen zijn.
Evenzo wisselen de verhalen over kinderen elkaar af. Het thuis moeten zitten samen met de thuis verblijvende en meestal werkende ouders doet een flink beroep op een nieuwe manier van omgaan met elkaar. Zo zie ik in mijn woonplaats veel vaker vaders met een of meer kinderen op de fiets dan voorheen. Als moeder thuis aan de slag is en niet gestoord kan worden, dienen de ook aanwezige vaders hun rol meer op zich te nemen dan daarvoor waarschijnlijk gebruikelijk of mogelijk was. De keerzijde is dat van een aantal kinderen onbekend is waar ze waren en wat ze deden voordat de scholen weer opengingen. Er was geen enkel contact met hen te krijgen. Van een Vlaamse collega vernam ik dat van een school in Antwerpen, waar vooral kinderen van migranten waren ingeschreven, zo’n twintig procent van deze groep kinderen bij de heropening afwezig was en bleef! En voorts dat de meldingen van huiselijk geweld zijn toegenomen, evenals de relatieve onmacht van hulpverleners om daar iets aan te doen. Voor kinderen die mishandeld worden is de onmacht eveneens groot, en hun rest dan alleen de mogelijkheid om via de chat contact met anderen te zoeken.
‘Opa, je moet op afstand blijven!’ roept mijn kleindochter van vier jaar. Maar het kan ook anders: een vriend hield goed afstand tot zijn driejarige kleinzoon, die daar geheel van uit zijn doen raakte, want opa hield blijkbaar niet meer van hem. In het algemeen signaleer ik vaker dat kleine kinderen zich beter houden aan de regels dan andersom. Deze rare toestand helpt hen wellicht om meer discipline aan te leren, zoals met handen wassen, frustratie te verdragen omdat veel aangename zaken geen doorgang vinden en zich te schikken in een ongewone maar dwingende situatie. En ook horen we verhalen dat broers en zussen het nu met elkaar moeten uithouden daar waar ze eerder nogal eens met elkaar in de clinch lagen. Dat is wellicht een aardige constatering, maar hoeveel kinderen lijden nu onder de opgelegde beperkingen? Geen school, weinig contacten met leeftijdsgenoten, geen sport en andere hobby’s, enzovoort. En zeker kinderen die op een appartement wonen zonder tuin – wat zeker ook geldt voor veel gezinnen met een migratieachtergrond – konden niet met andere kinderen spelen. Er zijn genoeg kinderen bij wie dit alles een nadelige invloed heeft op hun ontwikkeling. In hoeverre die effecten blijvend zullen zijn is onbekend.
Tegenover de beperkingen staat dat veelal de onderlinge betrokkenheid is toegenomen en dat we het grote belang van vriendschappen en sociale contacten hebben ervaren, ondanks de regels voor het afstand houden.
Ook een onverwacht effect van deze crisis: niet alleen weten we nog heel weinig van het covid-19-virus en hoe besmetting plaatsvindt – of niet –, we weten ook helemaal niet welke gevolgen blijvend zullen zijn en welke evenwichten op termijn weer hersteld worden.
Dat er schade, soms grote schade, is geweest hebben we kunnen zien aan onze oudere medemensen. Of ze nu ziek waren of niet, als ze in een instelling verbleven hadden ze geen enkele keuze over hun sociale contacten, die weg moesten blijven, noch over de wijze waarop ze al of niet kwetsbaar mochten zijn. Dat betreft in de eerste plaats degenen die na een ellendig ziekbed overleden zijn of ernstige verschijnselen hebben overgehouden aan de ziekte. In het geval van overlijden kennen we het vreselijke isolement, het geen afscheid van elkaar kunnen nemen voor de dood en vervolgens geen afscheidsritueel kunnen beleven met alle belangrijke naasten. En dan de vele ouderen in verzorgings- en verpleeghuizen die alle contacten moesten ontberen en zelfs soms stierven van eenzaamheid. In Vlaanderen komt twee derde van de overleden personen uit zorginstellingen, in Wallonië ligt dat getal nog twee keer zo hoog.
In veel opzichten moet inmiddels gerepareerd worden, dus onze taken zullen een geruime tijd een andere invulling krijgen dan voorheen. Maar we moeten ons inspannen om gezinsevenwichten weer te herstellen, dat is immers voor heel veel mensen de vaste grond onder hun voeten. Blijft over dat het een tot nu toe unieke rare tijd is geweest, die ons noopt opnieuw na te denken over de vraag wanneer een evenwicht ook echt stabiel genoemd mag worden. Er zijn al veel meningen geventileerd over welke lessen we zouden kunnen trekken uit deze crisis. Maar dat neemt niet weg dat voor veel mensen deze periode naar is verlopen met een moeilijk rouwproces en veel verdriet. Dus laten wij ons de komende tijd vooral inspannen en trachten het menselijke leed te verminderen of meer draaglijk te maken.
Voordat de inhoud van dit nummer aan bod komt, wil ik stilstaan bij het positieve feit dat in de afgelopen periode een verrassend groot aantal artikelen binnen is gekomen! Niet alleen van bekende auteurs maar ook van collega’s die zich voor de eerste keer aan een publicatie gewaagd hebben. Wij zijn daar erg blij mee en doen ons best in samenwerking met de schrijvers alles goed te verwerken. Zeker in een tijd waarin de rubriek Congressen als gevolg van de lockdown maar mager gevuld is, is het prettig terug te kunnen vallen op het diverse aanbod van artikelen. Een ander positief feit is dat we begin van dit redactiejaar Nadia van der Spek in de redactie mochten verwelkomen. Samen met Irma Röder beheert zij de rubriek Onderzoek Gesignaleerd.
Dit nummer opent met een helder artikel van Bruno Hillewaere. Hij beschrijft dat je soms in een therapie, ondanks het uitgangspunt van ‘niet-weten’, toch personen moet confronteren en corrigeren. Het is immers ook een verantwoordelijkheid van de therapeut om destructief gedrag bij te sturen. Hij werkt dit vervolgens uit in een model om in verbinding te kunnen confronteren.
Chris Noorduin, Redouane Ben Driss en Bart Van Hoof schreven ‘Wortels en vleugels – een transgenerationele visie op migratie’. De ideeën van Böszörményi-Nagy over de transgenerationele erfenis en de daarbij horende aspecten van legaat en delegaat spelen hierin de hoofdrol.
Flip Jan van Oenen publiceerde recent het boek Het misverstand psychotherapie – naar een nieuw paradigma? Daarin staat hij stil bij de verdiensten van de psychotherapie in het algemeen en concludeert hij dat de afgelopen decennia weinig winst is geboekt. Dat was reden voor Robert Jan van der Feen om een uitgebreid commentaar te schrijven. En natuurlijk schreef Van Oenen een weerwoord. Wilt u zichzelf daarover een mening vormen, dan kan de boekhandel u helpen.
Dat er toch nog steeds nieuwe vormen van (systeem)therapie worden ontwikkeld blijkt uit het artikel van Hesther Selbeck. Zij bedacht een onconventionele methode met de inzet van paarden om jongeren en gezinnen verder te helpen, daar waar de reguliere en de specialistische behandelvormen stuk zijn gelopen. Bij de zeer moeilijke doelgroep jongeren die op enig moment als geheel therapieresistent werd betiteld, doorbrak zij met de combinatie van systeem- en paardentherapie de ernstige impasse.
Ook in dit nummer treft u een Professie en Persoon aan. Frank Asmus sprak met Margreet de Pater. Zij heeft zich in haar werkzame leven gedreven ingezet voor mensen met een psychose en voor het begeleiden van hun gezinnen, een onderwerp waarover zij een boek schreef waarin de betekenis van sociale factoren sterk naar voren komt.
Ik noemde al dat het mager was: er zijn maar twee congresverslagen. Gert-Willem van Middelkoop was aanwezig bij ‘Embodied metaphors – De stille communicatie van somatische symptomen in gezinstherapie’, georganiseerd door Context. Deze dag werd geheel verzorgd door Camillo Loriedo, hoogleraar psychiatrie en psychotherapie aan de universiteit Sapienza Rome. Het congres ging erover dat somatische symptomen een fysieke uiting kunnen zijn van onuitgesproken maar intense gezinsemoties, een intrigerend verschijnsel. Hanna Van Parys bezocht de studiedag ‘Ons lichaam en eft – embodied connections’ nog net voor de lockdown. Uit het onderwerp van beide congressen blijkt dat het lichaam en de daarin optredende gevoelens en uitingen (al of niet van klachten en symptomen) zeer in de belangstelling staan. Op dit congres waren meerdere sprekers aan het woord en was er keuze tussen een aantal workshops. Daarin kwamen onder meer verschillende lichaamsgerichte oefeningen aan bod die de deelnemers zelf uitvoerden. De afsluiting van de dag geschiedde eveneens door een fysieke oefening, namelijk het leren uitvoeren van een haka, het door de Maori’s gepraktiseerde groepsritueel. Daarmee was het nog niet klaar: Karin Wagenaar hield na borrel en diner nog een workshop die de kloof tussen lichaam en geest beoogde te overbruggen.
Casper– een rouwboek, geschreven door Uus Knops, wordt gerecenseerd door Christine Decruy. Het boek beschrijft de intensieve zoektocht naar de broer van de auteur als deze, op reis met een vriend, geen contact meer maakt. De gehele familie zet alles in om Casper en zijn vriend te vinden, doch helaas blijken beiden overleden te zijn. Veel meer dan over de zoektocht gaat het boek over rouw. Knops roept op tot een maatschappij die rouw aanvaardt, die een luisterend oor biedt aan nabestaanden, waar rouwenden durven aangeven wat ze nodig hebben van hun omgeving, en die aanwezigheid en verbinding centraal stelt. Daarnaast integreert de auteur meerdere rouwtheorieën. Decruy vindt het boek een pareltje en belicht het eveneens in de huidige tijd van de pandemie. Robin Glerum bespreekt Sabine Vermeires boek Een ridder en zijn draken – Op weg met Toby, een pleegjongen. In dit boek breekt Vermeire een lans voor pleegkinderen en voor iedereen die betrokken is bij kinderen die niet in hun oorspronkelijke gezin kunnen opgroeien. Zij belicht de problemen met en van pleegkinderen aan de hand van een zevental thema’s die ze vervolgens uitdiept. De casus van Toby is daarbij de kapstok. De dialogen met hem en zijn pleegmoeder zijn de basis voor haar beschouwingen, waarbij zij ook stilstaat bij haar eigen onzekerheden en onmachtsgevoelens. Manon Uphoff schreef Vallen is als vliegen.
Hanna Van Parys moest zich ertoe zetten dit boek over seksueel misbruik in het gezin van Uphoff te gaan lezen: het lezen ervan bezorgde haar heftige emoties en lichamelijke reacties, waardoor verder lezen niet op elk moment mogelijk was. Pas na het overlijden van een halfzus kwam Uphoff tot het schrijven over het seksueel misbruik door haar vader van haar en haar zussen. Of dit een boek is dat aangeraden kan worden aan cliënten betwijfelt Van Parys: het lijkt geschikter voor therapeuten die zich meer willen inleven in de gevoelens van cliënten met vergelijkbare ervaringen. Een indringend boek! Tot slot bespreekt Floor Schouten het Werkboek Kinderen uit de Knel voor ouders door Jeroen Wierstra, Erik van der Elst, Justine van Lawick en Margreet Visser. Dit werkboek is een doordachte toevoeging aan het bestaande programma Kinderen uit de Knel en heeft als doel de slaagkans van de hulp bij conflictueuze echtscheidingen te vergroten. De inhoud biedt hierbij op velerlei manieren houvast. Zo leggen de huiswerkopdrachten de focus op de destructieve communicatiepatronen tussen ouders en het actieve aandeel van iedere ouder individueel binnen dit patroon. Het werkboek wordt door ouders zeer serieus genomen en steeds meegebracht naar de therapiesessies. Zodoende houden de ouders hun eigen proces bij en worden zij verantwoordelijk voor hun eigen ontwikkeling. De recensent beoordeelt dit boek dan ook als sterk helpend en instructief, ook voor de therapeut.
U hebt het kunnen lezen, ook dit nummer bevat weer veel mooie artikelen en beschrijvingen. De redactie wenst u veel leesplezier toe en mocht u de aanvechting voelen ook zelf iets te schrijven, geef eraan toe!
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0924-3631
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden