In verbinding corrigeren en confronteren
Samenvatting
Hedendaagse systeemtherapeuten zijn opgeleid met de respectvolle houding van ‘niet-weten’, waarin men veel aandacht besteedt aan het aansluiten bij de beleving en de woorden van cliënten. Dit aansluiten lijkt op het eerste gezicht niet zo gemakkelijk te combineren met corrigeren en confronteren van gezinsleden, wat ook soms nodig is. In dit artikel beschrijf ik een manier van werken die zowel verbinding als correctie en confrontatie toelaat. Deze werkwijze beschrijf ik aan de hand van vijf co’s: Vanuit het contact (co1) proberen de context (co2) beter te begrijpen, om vervolgens vanuit die context, met de waarden en zorgen van de mensen, een betere connectie (co3) te maken, die ten slotte toelaat passend te corrigeren (co4) of te confronteren (co5). Dit alles vraagt om een goede positionering van de therapeut die recht doet aan onze cliënten en gezinnen, maar ook aan onze eigen expertise. Deze positionering, die moed vraagt, noem ik ‘kleine grootsheid’: een positie waarin we kennis en kunde durven uitstralen in een respectvolle samenwerking.
‘Pas als je de moed toont je weg te gaan, toont de weg zich aan jou.’ (Paulo Coelho)
‘Ik wil dat je eindelijk je verantwoordelijkheid neemt!’ Aan het woord is een vader die het uitschreeuwt tegen zijn 17-jarige zoon. Het woord verantwoordelijkheid valt niet voor het eerst in het intakegesprek. Integendeel, de man valt in een verregaande en steeds luidruchtigere herhaling. Zijn herhalingen en zijn stemverheffing hebben evenwel een tegenovergesteld effect: hoe meer vader herhaalt en hoe luider hij zijn stem verheft, hoe meer de jongen zich van zijn vader lijkt af te wenden en in zichzelf keert. Er is nog een derde partij in de ruimte: de moeder van de jongen, vaders ex-vrouw. Na een kortstondig zwijgen besluit ze het woord te nemen en zegt: ‘Zo ben je steeds tekeergegaan tegen die jongen. Zo heb je hem van je afgeduwd en meer in de problemen gebracht …’ Deze woorden helpen uiteraard ook niet mee, want nu geraken vader en moeder in een verhitte discussie. Hij vindt haar te slap, te meegaand, zij verwijt hem veel te dominant en streng te zijn. En de therapeut, wat doet die? Zijn innerlijke dialoog gaat alle kanten op: ‘Hoe blijf ik afgestemd en in contact? Wat zal ik zeggen? Hoe ga ik om met de irritaties die ik voel naar deze vader die ik eerlijk gezegd als erg dominant ervaar? Kan ik hem nu al corrigeren of confronteren met zijn gedrag? Raak ik hem dan niet kwijt? En wat doe ik dan met moeder, die te laat binnenkwam? En met de zoon? Die gaat ook niet vrijuit, hij komt tot niets …’
Positioneren, corrigeren en confronteren. Een systemische werkwijze (de vijf co’s)
Een mens leert veel uit dialogen en gesprekken, een systeemtherapeut leert veel van zijn cliënten en gezinnen. Vaak blijven ons de moeilijkste of pittigste gesprekken het meest bij en nadien blijken die ook het leerzaamst. Dat was bij dit gesprek en bij deze mensen niet anders voor mij. De dilemma’s waar ik me voor geplaatst zag in dit gesprek bleken niet alleen mijn dilemma’s: ik kwam en kom ze ook geregeld tegen bij collega’s en mensen in supervisie. We kunnen ze niet los zien van de context en de tijdsgeest waarin we werken. Net zoals vele collega’s ben ik sterk geïnspireerd door de postmoderne ideeën waarin we de cliënten als expert zijn gaan zien en het ‘niet-weten’, de not-knowing houding centraal hebben weten te stellen (Anderson & Goolishian, 1992; Hillewaere & Mous, 2017). Dat heeft zeker tot een goede evolutie geleid – we willen niet terug naar de positie van de alwetende eenzijdige expert – maar het heeft ook voor een keerzijde van de medaille gezorgd. Zo merkte ik bij mezelf en merk ik bij veel supervisanten, dat we wat aarzelend en zelfs handelingsverlegen zijn geraakt naar hoe we het best gezinnen corrigeren of zo nodig confronteren. Dan lijkt de not-knowing houding precies teweeg te brengen wat ze niet beoogde: een nieuw discours, vertoog, dat voorschrijft wat we wel en niet mogen doen, met name niet corrigeren of confronteren, want daarmee zou je de not-knowing attitude verlaten en jezelf te veel als expert positioneren. Daar helpen we onze cliënten ook niet altijd even goed mee vooruit, zo blijkt uit een veelzeggend onderzoek van Sundet (2009) in Scandinavië. In een Multi Family Group waarin een collaboratieve, dialogische en narratieve manier van werken centraal stond, rapporteerden ouders dat ze zich zeer gezien en gehoord voelden, tevens gesteund en begrepen, maar dat ze van de therapeuten misten dat ze hun zeiden wat ze niet goed deden! Ontnemen we de mensen dan ook niet veel als we hun niet zeggen wat we zien dat niet goed gaat?
In dit artikel ga ik op zoek naar een manier van werken waarin zowel aansluiten als corrigeren en confronteren centraal staan; naar hoe je in verbondenheid toch de confrontatie kunt aangaan en daar ook nadien relationele verantwoordelijkheid voor kunt nemen. En hoe je je op een passende manier kunt positioneren en je expertise kunt inzetten zonder je als een eenzijdige expert te profileren. Ik stel hierbij een manier van werken voor – geen protocol – waarvan ik merk dat ze goed aansluit, goed aanslaat – en goed werkt. Deze manier van werken heb ik voor het gemak en de helderheid de ‘vijf co’s’ genoemd: Vanuit het contact (co1) proberen de context (co2) beter te begrijpen, om vervolgens vanuit die context, met de waarden en zorgen van de mensen, een betere connectie (co3) te maken, die ten slotte toelaat passend te corrigeren (co4) of te confronteren (co5). Gedeeltelijk is het een leuke systemische formule waar chemie in zit, anderzijds is er toch een logische volgorde in die helpend is in de praktijk.
Aansluiten blijft de basis. Van contact over context naar connectie: de eerste drie co’s
Postmoderne therapieën zoals de dialogische en de narratieve manier van werken hebben ons heel wat taal gegeven om goed aan te sluiten bij de woorden van de cliënten en handvatten bezorgd om op een gelijkwaardige basis een dialoog aan te gaan met onze cliënten en gezinnen (Sermijn & Hillewaere, 2018). Maar hoe gaan we verder wanneer we te maken hebben met een casus zoals hierboven? ‘Eerst connectie, dan correctie’ (connection before correction) is een bekend principe in boeken over ouderschap vanuit gehechtheidsoptiek (Golding & Hughes, 2012) en in gehechtheidstherapieën (Bastiaenssen, 2016; Splingaer, 2016). Maar wat wordt precies bedoeld met ‘connectie’? En wat is het verschil tussen ‘contact’ en ‘connectie’? Even terug naar het voorbeeld. Contact zit in de manier waarop we de cliënten en het gezin ontvangen en ontmoeten. Het woord ‘ont-moeten’ is op zich veelzeggend: het gaat om dat gedeelte in het contact waar eigenlijk niets moet, buiten de formaliteiten om, en waar je je als therapeut kunt openstellen voor de ruimere verhalen waarmee de mensen komen. In dit voorbeeld ben ik gestart met de vraag aan de gezinsleden om enkele foto’s van zichzelf mee te brengen en elkaar voor te stellen. Het gaat ook om de koffie die je inschenkt en de manier waarop je jezelf voorstelt (Hillewaere & Mous, 2017; Sermijn & Hillewaere, 2018). Het helpt om kennis te maken, maar dat betekent voor mij nog niet dat ik dan al echt een connectie ervaar met de gezinsleden. In het voorbeeld: ik heb kennisgemaakt met vader, maar wanneer ik ervaar dat hij mij en zijn zoon lijkt te overdonderen met zijn preek over verantwoordelijkheid, ervaar ik veeleer afstand dan connectie. Hoe ga ik om met deze afstand? Het helpt om goed in contact te blijven met jezelf en je innerlijke dialoog – ook lichamelijk, de zogenaamde embodied experience. Ik voel en merk in mijn lichaam dat ik de neiging voel afstand te nemen van deze vader. Peter Rober (2012) beschrijft verschillende mogelijke reacties en responsen vanuit de innerlijke dialoog. Ik zou reactief kunnen reageren en de man op zijn plaats kunnen zetten. Ik zou ook kunnen reflecteren en innerlijk proberen mijn spanningen en emoties te reguleren – en riskeren aan mezelf voorbij te gaan en helemaal niet reageren. Er is ook een tussenweg mogelijk. Mij helpt het om te proberen de man eerst beter te begrijpen. Waarom hamert hij zo sterk op deze verantwoordelijkheid? Wat is de betekenis hiervan? Bateson (1972) schreef reeds dat ‘zonder context woorden geen betekenis hebben’, dus ligt het voor de hand de context van deze woorden eerst te exploreren. In het werken met ouders helpt het me naast de zorgen (Hillewaere & Mous, 2017; Rober, 2012) ook de waarden van de ouders beter te begrijpen en deze in kaart te brengen.
Michael White (2000, 2003) heeft het op meerdere plaatsen over hoe belangrijk waarden zijn in therapeutische gesprekken en narratieve therapie. Hij werkt echter weinig uit wat hij precies bedoelt met ‘waarden’. Een inspirerende manier van kijken voor mij, wanneer we het over waarden hebben, is te vinden in het werk van de Amerikaanse filosofe Martha Nussbaum. In haar boek met de veelzeggende mooie titel De kwetsbaarheid van het goede (The fragility of goodness, 1986) beschrijft ze hoe waarden hun betekenis vinden in de cultuur en in verhalen. De wortels voor onze westerse waarden zoekt ze in de verhalen en de tradities van de Griekse oudheid. Daarin zijn twee heel verschillende benaderingen terug te vinden. Enerzijds heb je de traditie in de lijn van Plato, die het heeft over innerlijke deugden en schrijft hoe een mens ideale waarden dient na te streven, zoals de waarheid, schoonheid en het verhevene. Zo kom je dikwijls terecht bij ideale waarden en normen. Normen hebben meer te maken met wat er in de maatschappij en in de cultuur (op)gedragen wordt. Maar er is ook een heel andere traditie, die in de lijn van Aristoteles. Nussbaum illustreert deze aan de hand van Griekse tragedieschrijvers en geschiedschrijvers zoals Sofokles en Homerus. Waarden zijn in deze tradities niet zozeer algemeen geldend, maar ontstaan door de keuzes die mensen moeten maken in hun leven. Zo komen de hoofdpersonages in deze verhalen tijdens beproevingen voor ethische dilemma’s te staan. Helden moeten keuzes maken die iets zeggen over hun innerlijke drijfveren enerzijds, maar ook over hoe ze zich verhouden tegenover het lot of toeval – contextfactoren – anderzijds: we hebben het niet allemaal zelf in de hand. Een mooie systemische benadering zou men kunnen zeggen. Waarden geven kracht, maar zorgen ook voor kwetsbaarheid – vandaar Nussbaums titel: De kwetsbaarheid van het goede. Waarden krijgt men enerzijds mee van verhalen van thuis en van de cultuur, maar zijn anderzijds ook uniek, door de verhalen die men zelf schrijft op basis van de keuzes waarvoor men zich geplaatst weet. Het sluit voor mij op die manier goed aan bij een narratieve benadering, waar men zou kunnen zeggen dat waarden zich vormen doorheen de verhalen, de betekenisgeving die men enerzijds van thuis en vanuit de sociale context heeft meegekregen, en die zich anderzijds vormen bij belangrijke keuzemomenten in het leven. Precies in deze keuzemomenten en deze keuzes in een context, vormen zich de unieke waarden en de kwetsbaarheid van het goede. Ouders en gezinnen komen bij ons met hun waarden die hun kracht bezorgen, maar ook kwetsbaar maken, zeker wat betreft hun kinderen.
Het voorbeeld uit de casus zal veel duidelijk maken. Wat zorgt ervoor dat deze man zo veel nadruk legt op ‘verantwoordelijkheid nemen’? Vanuit een narratief perspectief kan men zeggen dat dit woord verwijst naar een waarde die mogelijk onder druk komt te staan. Dat alleen zorgt al voor meer begrip vanuit mij als therapeut. De beste manier om deze man te begrijpen is dan ook te vragen naar de betekenis en het verhaal van verantwoordelijkheid in zijn leven. Dat is ook letterlijk wat ik, na een korte reflectie en innerlijke dialoog, gedaan heb.
Therapeut: ‘Mag ik u toch even stilzetten, als u dat goed vindt. U gebruikt heel vaak het woord “verantwoordelijkheid”, kennelijk is dat heel belangrijk voor u. Kunt u me uitleggen wat dit voor u betekent, zodat ik u daarin beter kan begrijpen?’
Vader: ‘Ik heb zelf heel weinig steun ervaren van thuis uit, weinig kansen gehad in mijn jeugd. Mijn oudere broer kreeg veel meer kansen, maar heeft die verkwanseld. Er was geen geld meer over en ik heb alles zelf moeten doen. Dat breekt me tot nu toe vaak nog zuur op. Ik ben een selfmade man, en in alle bescheidenheid kan ik zeggen dat ik het ver heb geschopt in mijn leven. Maar als men naar mijn diploma’s vraagt, dan heb ik er toch niet voldoende. Dat heeft me best kansen gekost in mijn leven … Ik heb mijn beide zonen daar altijd voor willen vrijwaren. Ik kan dus niet begrijpen dat hij alle kansen aangereikt krijgt en er niets mee doet … Dat vind ik echt verschrikkelijk …’
Therapeut: ‘Dank u voor deze uitleg, nu begrijp ik beter waarom verantwoordelijkheid zo belangrijk is voor u en dat u die waarde aan uw zoon wilt meegeven.’
De context en het verhaal van het woord en de waarde ‘verantwoordelijkheid’ vanuit de geschiedenis van deze man helpen me beter te begrijpen waarom dit voor hem zo belangrijk is. Net zoals bij de Griekse tragedieschrijvers is voor deze man, deze vader, doorheen zijn verhalen en zijn keuzes de waarde van ‘verantwoordelijkheid’ belangrijk geworden in zijn leven en dit wil hij graag meegeven aan zijn zonen. Het is zowel een waarde als een zorg, en dit te benoemen geeft herkenning en erkenning. Er wordt weleens vaker gezegd dat ouders erkenning geven zo belangrijk is, maar men leest relatief weinig over de manier waarop men dit dan kan doen. Door aan te sluiten bij de betekenis van de ‘kwetsbare waarden’ van de ouders en deze proberen te begrijpen kunnen we connectie maken met de ouders en zo erkenning bieden. Het woord ‘waarderen’ betekent de waarde eren, recht doen aan de waarden.
Nadat de woorden en waarden en zorgen van vader vanuit de context meer betekenis kregen, ben ik overgegaan naar moeder en heb ik ook haar woorden, waarden en zorgen kunnen exploreren. Elders (Hillewaere, 2008) heb ik beschreven hoe men ook voor een goede aansluiting bij adolescenten kan zorgen. Bij de zoon ben ik aangesloten bij zijn krachten, hobby’s, vrienden, waarden en toekomstwensen. Zoals ik dat vaker doe bij adolescenten vraag ik aan de hand van de metafoor van een hand waar ze goed in zijn (de duim), waar ze naartoe willen in hun leven, de toekomstwensen (de wijsvinger), waar ze een hekel aan hebben (de middelvinger), waar ze trouw aan zijn (de ringvinger) en waar ze zich nog klein in voelen maar graag verder in zouden willen groeien (de pink). Bij wijze van illustratie heb ik de tekening van de zoon toegevoegd.
De metafoor van de hand
Op deze manier kan men bij alle gezinsleden goed aansluiten en vanuit contact over de context naar een goede connectie gaan, al vraagt de aansluiting bij ouders enerzijds en kinderen of adolescenten anderzijds uiteraard andere technieken.
Martha Nussbaum benadrukt dat waarden naast cognitieve en psychosociale aspecten ook belangrijke emotionele aspecten hebben. Emoties zijn belangrijk en waardevol en maken de mens naast kwetsbaar ook menselijk en krachtig, zoals ze ook in ander werk bepleit (Upheavals of thought – The intelligence of emotions, 2001). Deze erkenning, het waarderen, helpt de spanning te laten zakken. Soms zijn de waarden evenwel meer verscholen en dient men andere interventies toe te passen, zoals in het volgende praktijkvoorbeeld.
Een gezin bestaande uit twee puberdochters, een vader en een moeder, komt binnen in mijn praktijkruimte. Wanneer er veel spanning is in een gezin vraag ik soms dat mensen zichzelf voorstellen, eerder dan ze elkaar (circulair) te laten voorstellen. In dit gezin was de spanning dusdanig voelbaar dat ik hun vroeg zichzelf voor te stellen. Vader vertelt dat hij manager is in een bedrijf en verantwoordelijk is voor twintig landen. Om er in een adem aan toe te voegen dat hij sceptisch is tegenover psychologen en therapeuten, zeker als ze ‘wollig gaan doen en er veel omheen praten’. Wat verder in het gesprek, wanneer ik naar hun zorgen vraag, zegt de man tegen de oudste dochter: ‘Je bent lui, dat is het probleem, anders zaten we hier niet.’
Het laat zich raden welke druk ik als therapeut ervaar en hoe mijn innerlijke dialoog weer alle kanten op gaat, precies zoals in het vorige praktijkvoorbeeld. Ook hier ervaar ik enige moeite met deze man en zijn manier van doen. Anders dan in het vorige praktijkvoorbeeld vind ik hier op het eerste gezicht geen woord dat direct verbonden lijkt met een waarde. Opnieuw biedt het narratieve perspectief me houvast en verrijkt het mijn innerlijke dialoog. Michael White gebruikte de concepten ‘dubbel luisteren’ (double listening) en ‘verscholen maar impliciet aanwezig’ (absent but implicit) (White, 2000, 2003). In navolging van de Franse filosoof Derrida, die het had over het meer zichtbaar maken in teksten van betekenissen die verscholen zitten in de tekst maar gemarginaliseerd dreigen te geraken, bedacht White deze termen om, zoals hij het zelf schrijft: ‘(…) in therapeutische conversaties iets gelijkaardigs te doen (als Derrida, BH), omdat wat iemand zegt altijd in relatie is tot andere ervaringen, die niet benoemd worden of niet tot uitdrukking komen, maar die wel impliciet aanwezig zijn (…) Deze manier van luisteren kunnen we “dubbel luisteren” noemen, en het heeft het potentieel in zich om een breed veld aan mogelijkheden aan te boren voor verdere exploratie’ (White, 2003, p. 30). Een voorbeeld kan dit duidelijk maken. Ik merk in gesprekken en in supervisie vaak een gevoel van verontwaardiging ten opzichte van onrechtvaardigheid. Ver-ont-waard-iging betekent: ver van de waarden waar men voor staat; kwaadheid ontstaat als men probeert de waarden te ont-nemen. De waarde die dan impliciet aanwezig is en onder druk komt te staan, om erkenning vraagt, is hier rechtvaardigheid.
Welke waarden zouden bij deze vader onder druk staan, waarden die impliciet aanwezig zijn en die we kunnen exploreren als we goed (‘dubbel’) luisteren? De druk die ik ervaar, zegt mogelijk impliciet iets over de druk die deze man ervaart en over de waarden die bij hem onder druk komen te staan. Het feit dat hij zich presenteert als iemand die verantwoordelijkheid draagt voor afdelingen in twintig landen en niet houdt van ‘psychologen die eromheen draaien’ zegt mogelijk impliciet iets over de waarden ‘iets van je leven maken’ en ‘direct, rechtuit zijn’. Dat maakt mogelijk inzichtelijker waarom hij last heeft van het idee en zich zorgen maakt over dat zijn dochter ‘lui’ is en dus niets van het leven dreigt te maken. Deze noties helpen me bij wat men in dialogische therapieën ‘creatief begrijpen’ (Hillewaere & Mous, 2017) noemt, en ik besluit de man deze manier van begrijpen voor te leggen.
Therapeut: ‘Even wachten meneer, zien dat ik u goed begrijp. U spreekt over wollig zijn en luiheid: is het voor u in het leven belangrijk om direct te zijn en iets van het leven te maken, zijn dat belangrijke waarden voor u, waar u nu ook tegen aanloopt bij uw dochters? Kunt u me daar wat meer over zeggen, zodat ik u daarin beter kan begrijpen?’
We blijken op het juiste spoor te zitten, de man geraakt aan de praat over de geschiedenis van deze waarden in zijn leven. Ook hier raken de waarden en zorgen dicht aan elkaar, alleen ziet de uitdrukking er anders uit, waardoor ze zo mogelijk voor nog meer druk zorgen. Druk die we als therapeut zo goed mogelijk dienen te hanteren.
Voorbij het middenveld: positioneren, corrigeren en confronteren (van co3 naar co5)
Het aansluiten bij woorden, waarden, zorgen en wensen zijn manieren van werken waarbij we veel te danken hebben aan de postmoderne perspectieven, zoals de dialogische en narratieve benaderingen. Maar zoals in de inleiding al is aangehaald, geven deze perspectieven ons niet altijd voldoende houvast of handvatten om de nodige correctie aan te brengen of op een passende manier te confronteren. Waar in de klassieke benaderingen (zie bijv. Hillewaere & Van Hennik, 2014, voor de ervaringsgerichte benadering) therapeuten zich te groot en te zeer als expert positioneerden, is men in de postmoderne benaderingen zich veel kleiner gaan opstellen en de cliënten als expert gaan vooropstellen (zie Hoffman, 2007). Niet zelden hoor ik in supervisie supervisanten zich de vraag stellen: ‘Kan ik dat wel maken? Ben ik dan niet te veel expert? Is dat niet te veel een oordeel? Wie ben ik om dat te zeggen?’ Het is goed dat we nieuwe taal en nieuwe manieren van werken ontwikkelen waarin we recht doen aan de cliënten en aan onszelf. Ook hier bieden taalnuances nieuwe mogelijkheden. Zo kan men heel goed zijn expertise inzetten zonder zich als eenzijdige expert te positioneren. En kan men best een mening delen en daarin verantwoordelijkheid nemen, zonder dat deze mening en de ethische positie die men dan inneemt een oordeel inhouden. Voorwaarde is wel dat men dit inpast in de dialoog en men ook als therapeut verantwoordelijkheid neemt voor zijn interventies. In het dialogische en narratieve perspectief spreekt men in dit verband over ‘relationele verantwoordelijkheid’ en ‘verantwoordelijkheid nemen’ (relational answerability en accountable zijn; Carlson & Haire, 2014; McNamee & Gergen, 1999). Ik benoem deze positionering als ‘de kleine grootsheid in jezelf toelaten’, naar analogie met de ‘kleine ander’ waar de Franse filosoof Levinas (1987) het over heeft. Met ‘kleine ander’ bedoelt hij dat het in de ethiek niet moet gaan over grootse principes, maar over hoe ethiek in het concrete bestaan tussen mensen vorm krijgt. Hij spreekt ook over het appel van het gelaat van de ander – met kleine a. We willen ons niet meer zo groot of groots opstellen als een aantal systeemtherapeuten van de eerste en tweede generatie, maar kennelijk hoeven we ons ook niet zo klein te maken dat we de confrontatie schuwen en uit de weg gaan. Wat dit precies inhoudt en hoe het concreet vorm krijgt, kan ik best door middel van de praktijkvoorbeelden verder illustreren. Zoals bovenvermeld spreek ik hier over vijf co’s: contact, context, connectie, correctie en confrontatie. Er zit een logische volgorde in deze vijf co’s. Vooral de eerste drie zijn belangrijk alvorens men tot de laatste twee over gaat.
De vijf co’s: contact, context, connectie, correctie en confrontatie
In beide praktijkvoorbeelden ben ik door middel van mijn innerlijke dialoog en narratieve en dialogische principes erin geslaagd aansluiting te vinden bij de vaders. Maar daarmee is de kous niet af. Olthof (2020) gebruikt de metafoor van het voetbalspel en zegt dat men voorbij de middenlijn moet durven spelen. Een Chinese wijsheid zegt: ‘Onderdruk je woede niet, maar handel er ook niet naar.’ In therapie zou men kunnen zeggen: onderdruk je irritatie niet, maar handel er ook niet naar. Peter Rober (2012) beschrijft zoals gezegd een onderscheid tussen een reactieve manier, een reflectieve manier, en een responsieve en actieve manier waarop men de innerlijke dialoog kan inzetten. Ikzelf vind het belangrijk te onderzoeken wat mijn innerlijke dialoog mogelijk over het systeem zegt en hoe ik dit vervolgens ook systemisch kan inzetten, dat wil zeggen hoe dit het systeem verder op weg kan helpen. Bij meer kwetsbare gevoelens, zoals verdriet, kan ik geraakt worden door dit verdriet en de behoefte hebben te troosten. Op deze manier kunnen we emoties zien als relationele uitnodigingen (Fredman, 2004). Dan stel ik me de vragen: ‘Wie in het gezin voelt dit verdriet ook? En wie voelt net als ik de behoefte om te troosten? Hoe zouden ze geleerd hebben om met verdriet om te gaan? En hoe zouden ze elkaar troosten of steunen? Kunnen ze elkaar troost en steun geven, of is dat moeilijk? Kunnen ze troost en steun toelaten? Zit er iets in de weg, bijvoorbeeld kwaadheid, waardoor het nu misschien niet zo goed lukt?’ Dan zal ik deze innerlijke dialoog in het gezin inbrengen door bijvoorbeeld te zeggen: ‘Ik merk dat uw verdriet me raakt. Wie in het gezin voelt dit verdriet ook?’ En verder zal ik de vragen hierboven ook in de uiterlijke dialoog proberen in te brengen. Over het algemeen zijn meer kwetsbare, gevoelige emoties zoals verdriet en angst iets meer uitnodigend in relaties of contacten dan emoties zoals irritatie of kwaadheid. Toch kunnen we ook deze als een uitnodiging zien om iets te bewerkstelligen in het contact of de verbinding. Ook hier probeer ik te kijken hoe we ‘een klein verschil kunnen maken dat ertoe doet’ – in de woorden van Tom Andersen die verwijst naar Bateson (Hillewaere, 2007, p. 279) – zonder de connectie met de gezinsleden kwijt te geraken. Daarbij maak ik graag een verschil tussen corrigeren (co4) en confronteren (co5).
Systemisch corrigeren betekent voor mij in deze context verschil en verandering aanbrengen in de patronen, de gezinsinteracties. Tot de vader zou ik kunnen zeggen: ‘Kunt u merken dat hoe meer u het woord “verantwoordelijkheid” gebruikt, hoe meer uw zoon zich van u lijkt af te wenden?’ Om het circulair te maken kan ik bijvoorbeeld aanvullen: ‘… al kan ik ook begrijpen dat hoe meer uw zoon zich van u afwendt, hoe meer u de indruk krijgt dat hij niets doet en hoe meer u zich daarin opwindt…’ En om het helemaal systemisch te maken is het goed om ook de positie van moeder daarin te betrekken en haar aandeel in de interactie bespreekbaar te maken.
Bij een confrontatie breng ik ook iets van mezelf in, maak ik op een actieve manier gebruik van mijn eigen ervaring en innerlijke dialoog. Confrontatie stamt etymologisch af van het Latijn con-frons –frons betekent grens, de grenzen opzoeken. Ik zoek de grens op, in de ontmoeting ben ik duidelijk aanwezig en durf me te positioneren. In Nederland zegt men wel: zonder wrijving geen glans. In Vlaanderen kent men het spreekwoord: men kan geen omelet maken zonder eieren te breken. Het vervolg van het praktijkvoorbeeld maakt duidelijk hoe ik mijn innerlijke dialoog systemisch heb proberen in te zetten op een betrokken, maar ook confronterende manier. Ik herneem hierbij de laatste zin om de aansluiting duidelijk te maken.
Therapeut: ‘Dank u voor deze uitleg, nu begrijp ik beter waarom verantwoordelijkheid zo belangrijk is voor u en dat u die waarde aan uw zoon wilt meegeven. Het is uw vaderhart dat spreekt, niet? Het raakt aan de waarden die u als vader wilt meegeven aan uw zoon. En ik kan me inbeelden dat u zich grote zorgen maakt om uw zoon als hij niet in beweging komt, dat is ook goede vaderlijke zorg. Maar in alle eerlijkheid voel ik me behoorlijk overspoeld als u zo vaak het woord “verantwoordelijkheid” met klem herhaalt. Ik had het gevoel er geen speld tussen te krijgen. Hebt u enig idee hoe dit voor uw zoon moet zijn? Ik kan nu beter begrijpen dat u dit vanuit de beste intenties doet, maar ik denk in alle eerlijkheid dat u daarmee uw zoon niet bereikt, integendeel: hoe meer u het herhaalt, hoe meer ik hem zich zie afwenden van u. Al kan ik ook wel begrijpen dat hoe minder er beweging van de ander komt, hoe meer frustratie er bij u opkomt …’
Op een gelijkaardige manier ga ik vervolgens naar moeder en zoon en probeer ook daar in de loop van de gesprekken samen te werken en een correctie aan te brengen op het patroon door uitdrukking te geven aan mijn innerlijke dialoog en zo nodig ook te confronteren. In dit geval besprak ik met moeder hoe zij meer aanwezig zou kunnen zijn, meer ‘verbindend gezag’ zou kunnen uitoefenen en de zoon zou kunnen bijsturen. Met de zoon besprak ik dat hij zich een hoop van de ‘preken’ (in de woorden van de zoon) van vader kon besparen indien hij zelf opener zou zijn over de stappen die hij wilde zetten, en hoe hij betrouwbaar over kon komen als hij de stappen die hij toezegde ook daadwerkelijk in de praktijk kon omzetten. Beter bespreekbaar durven maken en onderhandelen over waar hij ‘ja’ en waar hij ‘nee’ tegen kan zeggen, hoort nu eenmaal bij de uitdagingen van die leeftijd. En ‘ja’ zeggen om vervolgens ‘nee’ te doen komt niet betrouwbaar over. Aan vader konden we vragen hoe hij ruimte kan geven aan de zoon en aan moeder hoe ze meer duidelijkheid kan creëren: dat is het patroon waar ze met elkaar in gevangen zitten. En het patroon waar ik iets in kan veranderen door zelf duidelijk te zijn en waar nodig te durven confronteren. In het andere praktijkvoorbeeld, met de twee dochters, ging het er als volgt aan toe:
‘Ik kan begrijpen dat het goede vaderlijke zorg is dat u er zorg voor wilt dragen dat uw dochter in beweging komt en iets van haar leven maakt. En dit alles heeft vast al een hele geschiedenis achter de rug. Maar ik schrik er in alle eerlijkheid wel van als u uw dochter op die manier “lui” noemt, dat is vanuit mijn ervaring zelden helpend voor een jongere. U houdt van directheid, toch? Mag ik u daar dan toch in confronteren, en kunnen we dan samen op zoek gaan hoe u uw dochter beter kunt bereiken?’
Positioneren, relationele verantwoordelijkheid en kleine grootsheid
In beide casussen heb ik met de gezinsleden het patroon besproken waar ze met elkaar in terecht waren gekomen en waar eenieder een aandeel in heeft. In die zin kan men na de confrontatie doorgaan met het bespreken van het patroon. Hiermee zijn we, in de metafoor van het voetbalspel, voorbij de middenlijn geraakt. Van de eerste drie co’s naar de twee volgende. Door het aandeel van eenieder in het patroon te bespreken komen we tot een gezamenlijkheid, een co-creatie. Het is mijn ervaring dat, net zoals ook uit het onderzoek van Sundet (2009) blijkt, mensen het juist waarderen wanneer je je innerlijke dialoog afgestemd uitspreekt, hen confronteert en op weg helpt patronen en interacties om te buigen. Een belangrijke voorwaarde is wel dat je je openstelt voor de feedback van alle gezinsleden op je interventie en dat je verantwoordelijkheid neemt voor het effect van je interventie. In narratieve en dialogische therapieën spreekt men in dit verband ook wel over ‘relationele verantwoordelijkheid’ (relational responsability) (Carlson & Haire, 2014; McNamee & Gergen, 1999). Deze vorm van feedback is cruciaal en staat zelfs centraal in dialogische systeemtherapieën (Hillewaere & Mous, 2017; Rober, 2017). Het is ook, samen met de attitude, positionering en de samenwerking, een belangrijke factor in de systemische alliantie (Duncan, Miller & Wampold, 2010; Sprenkle, Davis & Lebow, 2009). In het praktijkvoorbeeld van het gezin met de twee meisjes zei moeder de volgende sessie dat ze een goed gevoel had bij het eerste gesprek, maar dat ze hoopte dat ik toch voldoende begrip kon opbrengen voor hoe moeilijk het gedrag van hun dochter wel was voor haar man. Door deze feedback in ontvangst te nemen, nam ik verantwoordelijkheid voor mijn confrontatie naar vader en de effecten daarvan op moeder en dochters. In dialogische gezinstherapieën is elk antwoord ook informatie over de vraag of de interventie van de therapeut werkt, en dient de feedback als informatie om te weten hoe men voorwaarts (feedforward) kan. Iedereen draagt bij aan het patroon, en vanuit een meervoudige partijdigheid is bijsturing over de verschillende sessies nodig voor alle gezinsleden. Laat je als therapeut niet verlammen door de opdracht om op elk moment even meervoudig partijdig te zijn.
Tot slot: zoals gezegd zijn de vijf co’s geen protocol, maar eerder een aanzet tot een handleiding (manual) die ruimte laat voor eigen accenten en aanpassingen of uitbreidingen. Men zou na deze vijf co’s nog de co’s van commitment, co-creatie en consolidatie kunnen toevoegen. Welke keuzes men hierbij kan maken zal ik verder uitwerken in een volgend artikel, dat gaat over kleine grootsheid, groei en ontwikkeling in opleiding en supervisie (Hillewaere, 2021, in voorbereiding). De dialoog en de samenwerking zijn daarbij leidend, de positie en de keuzes van de therapeut ook: ‘Wanneer je de moed hebt je weg te gaan, toont de weg zich aan jou.’
Conclusie: de eigen kleine grootsheid in jezelf toelaten, goed samenwerken, betekent ook passend durven confronteren en corrigeren
In dit artikel beschrijf ik hoe we bij gezinnen na het aansluiten ook moeten durven doorpakken, verschil moeten durven maken. Een helpende manier van werken zit in de eenvoudige systemische formule co5: starten met contact, vervolgens proberen de context van woorden en waarden beter te begrijpen, de waarden die zorgen voor connectie, en vervolgens overgaan tot mogelijke correcties op patronen en interacties en zo nodig confrontatie in verbondenheid, oftewel verschil durven te maken zonder de verbinding te verliezen. Deze formule kan uitgebreid worden met commitment, co-creatie, consolidatie en nog andere mogelijke co’s. Dit alles vraagt om een goede positionering. We willen hierbij niet terug naar de grootsheid van de zogenaamde ‘eerste generatie’ systeemtherapeuten, die zich (te) vaak als eenzijdige expert opstelden. Maar we willen ook voorbij de positionering waar we de cliënt al te centraal stelden en enige schroom voelden om onze kennis, kunde en expertise voluit in te zetten. Deze positionering, die moed vraagt, heb ik ‘kleine grootsheid’ genoemd. Op die manier positioneren we ons niet als de grote deskundige die de ander overdondert, wel als de lokale autoriteit die kennis en kunde durft uit te stralen in de samenwerking. Een lokale autoriteit die weet aan te sluiten en ook waar nodig de moed heeft zich te positioneren, te confronteren en te corrigeren. Een die relationele verantwoordelijkheid neemt voor zijn interventies. Dit alles betekent dat we de persoon van de therapeut in de systemische alliantie als heel waardevol en belangrijk zien. En dat we aan de voeling met de eigen waarden, krachten en kleine grootsheid meer aandacht mogen besteden – evenals aan het goed afstemmen op de verwachtingen en de veranderwensen van de gezinsleden en het durven doorpakken in de verandering; in de co-creatie moeten we ook durven consolideren. Deze benadering speelt een vergelijkbare rol in de opleiding. In een volgend artikel zal ik het begrip van kleine grootsheid van de systeemtherapeut en groei en ontwikkeling in supervisie verder uitwerken.
Mijn dank gaat uit naar mijn bevriende collega’s en in het bijzonder naar de cliënten, gezinnen en supervisanten van wie ik veel mag leren.
Literatuur
- Anderson, H., & Goolishian, H. (1992). The client is the expert – A not-knowing approach to therapy. In S. McNamee & K. Gergen (Eds.), Therapy as social construction (pp. 25-39). London: Sage.
- Bastiaensen, P. (2016). De kleine gids hechting en trauma. Amsterdam: Wolters Kluwer.
- Bateson, G. (1972). Steps to an ecology of mind. New York: Ballantine.
- Carlson, Th., & Haire, A. (2014). Toward a theory of relational accountability – An invitational approach to living narrative ethics in couple relationships. The International Journal of Narrative Therapy and Community Work, (3), 1-17.
- Duncan, B., Miller, S., & Wampold, B. (Eds.). (2010). The heart and soul of change – Delivering what works in therapy (2nd ed.). Washington: American Psychological Association.
- Fredman, G. (2004). Transforming emotions – Conversations in counseling and psychotherapy. Chichester: Willey and Sons.
- Golding, K., & Hughes, D. (2012). Creating loving attachments – Parenting with PACE to nurture confidence and security in the troubled child. London: Jessica Kinglsey Publishers.
- Hillewaere, B. (2007). Leven en werk van Tom Andersen. Systeemtheoretisch Bulletin, 25, 271-294.
- Hillewaere, B. (2008). Verbinden om goed te kunnen loslaten – Systeemtherapie voor gezinnen met adolescenten. Systeemtherapie, 20(3), 216-238.
- Hillewaere, B. (2021). Kleine grootsheid – Over groei en ontwikkeling in systemische supervisie. Systeemtherapie. In voorbereiding.
- Hillewaere, B., & Hennik, R. van (2014) Ervaringsgericht perspectief. In A. Savenije, M.J. van Lawick, & E.T.M. Reijmers (red.), Handboek systeemtherapie (pp. 339-354). Utrecht: de Tijdstroom.
- Hillewaere, B., & Mous, J. (2017). Creativiteit en doelgerichtheid in dialogische systeemtherapieën. Systeemtherapie, 29(4), 260-277.
- Hoffman, L. (2007). Family therapy – An intimate history. New York: W.W. Norton.
- Levinas, E. (1987). Het menselijk gelaat, essays (vertaling A. Peperzak). Baarn: Ambo.
- McNamee, S., & Gergen, K. (Eds.). (1999). Relational responsibility – Resources for sustainable dialogue. London: Sage Publications.
- Nussbaum, M. (1986). The fragility of goodness – Luck and ethics in Greek tragedy and philosophy. Cambridge: University press. (Vertaald als: Nussbaum, M. (2006). De breekbaarheid van het goede – Geluk en ethiek in de Griekse filosofie en literatuur. Amsterdam: Ambo/Anthos.
- Nussbaum, M. (2001). Upheavals of thought – The intelligence of emotions. Cambridge: University press. (Vertaald als: Nussbaum, M. (2004). Oplevingen van het denken – Over de menselijke emoties. Amsterdam: Ambo/Anthos.
- Olthof, J. (2020). Johan Cruijff en narratieve systeemtherapie – Navigeren in complexiteit. In voorbereiding.
- Rober, P. (2012). Gezinstherapie in de praktijk. Leuven: Acco.
- Rober, P. (2017). Samen in gezinstherapie. Leuven: Acco.
- Sermijn, J., & Hillewaere, B. (2018). Het hart en de ziel van de collaboratieve, dialogische praktijken. In S. Vermeire, & J. Sermijn (red.), Narratieve wegen naar herverbinding (pp. 16-26). Antwerpen: Interactie-Academie.
- Splingaer, G. (2016). Werken aan hechting en binding in gezinstherapie – De zoektocht van Kleine Ik en Grote Ik. Systeemtheoretisch Bulletin, 34(3), 327-347.
- Sprenkle, D.H., Davis, S.D., & Lebow, J.L. (2009). Common factors in couple and family therapy. New York: Guilford Press.
- Sundet, R. (2009). Collaboration – Family and therapist perspectives of helpful therapy. Journal of Marital and Family Therapy, 31, 1-14.
- White, M. (2000). Re-engaging with history – The absent but implicit. In M. White (Ed.), Reflections on narrative practice (pp. 35-58). Adelaide, South Australia: Dulwich Centre Publications.
- White, M. (2003). Narrative practice and community assignments. International Journal of Narrative Therapy and Community Work, 2, 17-56.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0924-3631
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden