MENU
  • Home
  • Actueel
    • Nieuws
  • Inhoud
    • Laatste nummer
    • Archief
    • Rubrieken
    • Artikelen
    • De Praktijk
    • Onderzoek gesignaleerd
    • Reflecties
    • Discussie
    • Professie en Persoon
    • Congressen
    • Boeken (en zo)
  • Auteurs
    • Overzicht auteurs
    • Auteursrichtlijnen
    • Artikel indienen
    • Gebruik van artikelen
  • Abonnementen
    • Abonnement aanvragen
    • Proefabonnement
    • Voorwaarden en wijzigingen
  • Over Systeemtherapie
    • Redactie
    • Adverteren
    • Open Access
    • Links
    • Contact
Inloggen
Inhoud
Inhoudsopgave jaargang 32 (2020) / nummer 3
PDF  

Wortels en vleugels

Een transgenerationele visie op migratie
Chris Noorduin, Redouane Ben Driss, Bart Van Hoof
1 september 2025

Nederlands English

Samenvatting

Migratie is geen individueel gebeuren. Het gaat om een ingrijpend proces dat zich inschrijft in de geschiedenis van een familie. De effecten hiervan kunnen over verschillende generaties heen vastgesteld worden. In dit artikel beschrijven we een transgenerationele visie op migratie. Het gedachtegoed van Böszörményi-Nagy vormt hierbij de belangrijkste inspiratiebron. We bespreken met name zijn ideeën over de transgenerationele erfenis en de hieraan verbonden aspecten van legaat en delegaat. Deze concepten vertalen we bovendien naar de specifieke situatie van een migratie. Aan de hand van een casus tonen en duiden we belangrijke transgenerationele en transculturele dynamieken in hun complexiteit. Afsluitend geven we aan hoe men deze inzichten een plaats kan geven in het therapeutisch werk.

Summary

Migration is not an individual event. It concerns a far-reaching process that impresses itself in a family's history. We can identify its effects over various generations. In this article the authors describe a transgenerational view on migration, with Boszormenyi-Nagy's ideas as their main source of inspiration. Specifically his ideas on transgenerational heritage and its aspects of legacy and delegation are discussed. Furthermore, these concepts are translated into the specific situation of a migration. Based on a case the authors show and interpret important transgenerational and transcultural dynamics in their complexity. Rounding off, the authors indicate possibilities how to make use of these insights in therapeutical work.

‘Zwei Dinge sollten Kinder von ihren Eltern bekommen: Wurzeln und Flügel.’ (Toegeschreven aan Johann Wolfgang von Goethe)

Het aansprekende citaat dat aan Johann Wolfgang von Goethe wordt toegeschreven, spreekt over de moeilijke en hoogst paradoxale opdracht waar iedere ouder voor staat: onze kinderen wortels en vleugels geven. Een geschiedenis, een achtergrond, een thuis verschaffen, maar evengoed en tegelijkertijd een toekomst, een leven elders toestaan en mogelijk maken. Het is een evenwicht waar iedere ouder mee worstelt: zich goed hechten met de kinderen maar hen ook kunnen loslaten en als opzichzelfstaande individuen respecteren. We moeten immers ‘hun lichamen huisvesten, maar niet hun zielen’ (Gibran, 2000). Maar ook in de andere richting stelt zich de vraag: hoe kunnen kinderen het nest uitvliegen, hun eigen identiteit vormgeven en tegelijkertijd loyaal blijven aan hun wortels?

In onze spreekkamers ontmoeten we dagelijks mensen die een migratie meegemaakt hebben. Keer op keer valt op dat migratie een grote invloed heeft op hen. De naschokken en de naweeën hiervan zijn vast te stellen over meerdere generaties heen (Ben Driss, 1998). We zijn van mening dat de stelling van Goethe voor migrantenfamilies een zeer belangrijk en herkenbaar spanningsveld beschrijft. Hoe kan de migrant zijn Flügel uitslaan zonder zijn Wurzeln te verliezen?

Migreren: een werk van generaties

Wie we worden en wie we zijn, hangt in hoge mate af van onze voorgeschiedenis en de context waarin deze ontstaan is. De omgeving waarin we leven en opgroeien, onze cultuur, is de grootste narratieve identiteit die betekenis geeft aan ons bestaan (Colpaert, 2007). Wanneer we in een andere context gaan leven, verlaten we niet enkel het grondgebied maar ook hetgeen onze identiteit zo sterk gevormd heeft. Ons afstammen, ons behoren tot en onze maatschappelijk geconstrueerde vormen van zijn en leven vallen weg. We dienen ons leven, onze identiteit voortaan te construeren in een vacuüm, in een afwezigheid van bekende betekenisgevers. Dit heeft gevolgen voor de migrant, maar ook voor zijn nakomelingen, die evenmin kunnen terugvallen op een transgenerationele geschiedenis in de nieuwe context waarin ze leven. Migratie is met andere woorden geen individueel gebeuren, maar een proces dat zich inschrijft in de geschiedenis van een familie. Métraux stelt terecht vast dat ‘we migranten blijven tot minstens de derde generatie’ (Métraux, 2018).

De geografische afstand die ontstaat tussen familieleden na een migratie kan intense gevoelens uitlokken, in een spectrum van vervreemding, vereenzaming, verlossing, jaloezie, kwaadheid, tot begrip en inspiratie. De achterblijvers moeten de leegte die het vertrek veroorzaakt een plaats geven. De migrant trekt alleen of in een klein familiaal gezelschap naar het vreemde land. Soms is het vertrek gelijktijdig. Vaak zien we families in stukjes doorheen de tijd migreren: elkaar verlaten en terugvinden. Deze veranderingen en momenten van afscheid en hereniging kunnen allerlei reacties veroorzaken. Mensen kunnen vervreemd geraken van hun wortels, of er juist in verstrengeld raken en zodoende niet meer ‘openstaan’ voor een nieuwe cultuur. Alleszins is er sprake van een ontregelend effect op het gezinsleven. Moro (1994) schrijft dat de interculturele situatie een risicofactor is voor de goede ontwikkeling van het kind. Het verhoogt de kwetsbaarheid van de culturele en psychische structurering van het kind van de migrant.

Böszörményi-Nagy – cultuursensitieve zorg avant la lettre?

Grote denkers blijven actueel. Hun ideeën vernieuwen zichzelf dikwijls en blijken in nieuwe tijden of andere omgevingen evenzeer toepasbaar. Al verschillende generaties van hulpverleners werden en worden geïnspireerd in hun therapeutisch werk door de ideeën van Ivan Böszörményi-Nagy. Deze psychiater en psychotherapeut, die overigens zelf een politieke migrant was die het communistische regime in Hongarije ontvluchtte en naar Amerika trok, stelt dat we individuele belevingen pas ten volle kunnen begrijpen wanneer we deze binnen een transgenerationeel, historisch en sociaal kader plaatsen. Kenmerkend voor de visie van BöszörményiNagy is zijn werk omtrent ‘de dimensie van de relationele ethiek’ (de vierde dimensie), hetgeen onze belangrijkste bron van inspiratie vormt voor deze bijdrage. Het verwijst naar aspecten als loyaliteit, betrouwbaarheid en verantwoordelijkheid. Het beschrijft ook de dynamiek van het geven en ontvangen tussen generaties. Kinderen hebben het recht te krijgen van hun ouders, maar zijn hiermee hun ouders ook verschuldigd terug te geven. De balans tussen dit geven en ontvangen is een eeuwig zoeken, het is nooit af. Ernstige verstoringen kunnen echter psychologische problemen veroorzaken bij individuele gezinsleden (Böszörményi-Nagy, 2017; Michielsen, Van Mulligen & Hermkens, 1998; Roemer, 1992).

Mohammed is getrouwd, heeft twee zonen en verwacht een derde kind. Hij is samen met zijn vrouw en kinderen wegens de oorlog in Syrië gevlucht naar België. Momenteel leeft het gezin van een uitkering van het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW) Leuven. De vrouw van Mohammed volgt Nederlandse les en de zonen zijn gestart in een Onthaalklas Anderstalige Nieuwkomers (OKAN-klas). Voor de migratie werkte Mohammed als ingenieur, maar zijn diploma wordt hier niet erkend. Er wacht hem een moeilijke zoektocht naar betaald werk. Het gezin van Mohammed heeft een Arabisch-islamitische achtergrond. Ze hechten veel belang aan opleiding en maatschappelijke betrokkenheid. Mohammed voelt zich echter op verschillende vlakken niet verbonden of zelfs uitgesloten. Hij ervaart dit in zijn gezin, in zijn rol als vader, maar ook op maatschappelijk niveau. Mohammed heeft last van frustraties, insufficiëntiegevoelens en slaapproblemen. De migratie betekent voor Mohammed een verlies van zekerheden. Zijn wereldbeeld en toekomstdromen, maar evengoed zijn zelfbeeld en zijn visie op het gezinsleven: alles is wankel en wordt door hem in twijfel getrokken. Zo merkt hij op hoe vlot zijn vrouw integreert in deze ‘nieuwe wereld’: ze leert sneller de taal en heeft mede daardoor gemakkelijker sociale contacten dan hijzelf. De gevolgen van de migratie en de aanpassing aan het ‘nieuwe’ land heeft de verhouding in zijn relatie veranderd en dat creëert verwarring bij Mohammed. Op aanraden van het OCMW Leuven meldt Mohammed zich aan bij het vluchtelingenteam van het ambulant Centrum Geestelijke Gezondheidszorg (CGG) Vlaams-Brabant Oost voor een gesprek.

Van een hulpverlener wordt verwacht dat hij alle contextuele facetten die in de casus genoemd worden in ogenschouw neemt. We dienen niet alleen aandacht te hebben voor onbewuste innerlijke processen of concrete gedragspatronen, maar evengoed voor de wereld waarin Mohammed destijds daar leefde en de wereld die hem nu hier omringt. En ook de weg, inclusief het migratieparcours, die hij samen met zijn gezinsleden heeft afgelegd, is een belangrijk thema in de therapie. Het lijkt bijna onbegonnen werk. Voorbij de depressie en de aanpassingsstoornis gaan we als hulpverlener een dialoog aan met een mens, een familie, een ons vreemde sociaal-culturele omgeving in een ander tijdsgewricht. Het is alsof we in onze microkosmos, die zich hoofdzakelijk afspeelt binnen de vier muren van de spreekkamer, ineens oog in oog komen te staan met de gelaagdheid van een narratief en de hoogst individuele invulling die een mens kan geven aan het begrip ‘cultuur’.

De visie van Böszörményi-Nagy maakt duidelijk dat de cultuur van Mohammed en zijn gezinsleden geen eenduidig, statisch beeld betreft. Men kan er geen ‘foto’ van nemen. Het gaat om een zeer fluïde, gelaagd, veranderlijk, individueel en familiaal gebeuren. Meer en meer raken we ervan doordrongen dat we van hulpverleners niet kunnen verwachten dat ze beschikken over alle specifieke of unieke antropologische kennis die het contact met migranten zou faciliteren. We dienen echter wel te werken aan een cultuursensitieve basisattitude die het hulpverlenen in deze superdiverse tijden mogelijk maakt (Plysier, 2019). De visie van BöszörményiNagy sluit aan bij deze meer hedendaagse, postmoderne overtuigingen. Het wordt daarom hoog tijd het stof van zijn ideeën af te blazen. In deze bijdrage staan we stil bij een aantal van de denkbeelden die we van hem erfden en plaatsen deze binnen de specifieke context van een migratie.

Erfenis: wortels en vleugels

De idee van ‘erfgoed’ is een belangrijk concept in de wereld van de contextuele hulpverlening. De erfenis van een familie, die in dit betoog vooral niet-materieel begrepen wordt, is hetgeen een familie deelt en doorgeeft. Het verbindt de familie over verschillende generaties heen. Deze transgenerationele erfenis heeft een identiteitvormende rol in families.

Het zijn immers de bouwstenen – of struikelblokken – waar we het leven mee beginnen en die we doorgeven aan de volgende generatie. Het zijn de beroepen die telkens opgenomen worden in de familie, de smakelijke recepten die al zo lang meegaan, de waarden en normen die van belang geacht worden in de omgangsvormen met anderen en de wijze waarop reeds generaties lang feesten en overgangsrituelen georganiseerd worden. Deze rode draden doorheen onze transgenerationele geschiedenis representeren de familiecultuur en weerspiegelen de opvattingen, normen en waarden die ‘eigen’ zijn aan de familie.

Böszörményi-Nagy (2017) specificeerde binnen dit erfgoed de concepten van het legaat en het delegaat. Het legaat is datgene wat je kan helpen bij je ontplooiing in je verdere leven, wat je verrijkt, ondersteunt, op weg helpt, de vrijheden en toelatingen die je door de keten van de vorige generaties toebedeeld zijn, de gift.

Mohammed kreeg de uitdrukkelijke steun van zijn vader om te vertrekken. Zijn vader schonk hem een belangrijke som geld en bracht hem in contact met de juiste mensen die de reis konden bewerkstelligen. De migratie van Mohammed is een legaat, een gift van zijn vader. De migratie bood Mohammed een kans om de oorlog te ontvluchten en om vrijheid en veiligheid voor zijn kinderen te vinden. Métraux (2018) omschrijft de steun van vader aan Mohammed als een ‘migratiemandaat’.

Het delegaat is de last, de hindering, de verplichtende opdracht, datgene wat je moet doen of als taboe zeker niet mag doen en die daardoor je vrijheid sterk inperkt, de tegengift. Zo kan een relatiepatroon tussen mannen en vrouwen gegroeid zijn vanuit de culturele en transgenerationele overdracht. De echtelijke taken en rollen worden op deze manier gedefinieerd en overgedragen in families. Na een migratie kunnen deze patronen echter een rem vormen op de noodzakelijke ontwikkeling van nieuwe gedrags- en relatiepatronen.

Mohammed is zijn ouders dankbaar voor alles wat ze hem gegeven hebben. Wat echter op hem drukt, zijn de verwachtingen die zijn vader naar hem uitsprak op het moment dat hij het geld overhandigde. Het waren expliciete opdrachten voor het voortzetten van familiale tradities en geloofsgebruiken die Mohammed moeilijk in zijn huidig leven ingepast krijgt of waarvan hij zich vervreemd voelt in zijn nieuwe omgeving. Het is alsof het trouw zijn aan de woorden van zijn vader zijn integratieproces in de nieuwe wereld bemoeilijkt.

Zo weet Mohammed dat er verwachtingen op zijn schouders rusten als gezinshoofd. Hij dient een maatschappelijke positie in te nemen waardoor hij het gezin kan onderhouden en zijn vrouw kan ontlasten van deze taak. Zeker nu ze zwanger is. In Syrië worden vrouwen in de beleving van Mohammed meer vrijgesteld van allerlei taken en beter verzorgd dan hier. Mohammed kijkt met verwondering en lichte afkeur naar hoe zwangere vrouwen in België blijven werken, boodschappen doen en zich in de buitenwereld blijven begeven. Tegelijkertijd staat zijn vrouw echter verder in het integratieproces. Hij is afhankelijk van haar kennis van de taal, haar sociale contacten. Zij kent de weg en hij nog niet. Ze geeft aan dat ze haar man soms als beperkend ervaart in haar bewegingsvrijheid. Mohammed daarentegen voelt zich falen in zijn rol als man en onbegrepen door de hulpverleners die zijn vrouw aanmoedigen in het aangaan van contacten buitenshuis.

Ieder mens heeft een transgenerationele erfenis van legaten en delegaten. We krijgen allemaal iets mee van onze ouders en we zijn hun allemaal ook wel iets verschuldigd. Het een gaat niet zonder het ander, het is onlosmakelijk verbonden. De balans, de rechtvaardigheid en de redelijkheid, met voldoende vrijheidsgraden van legaten en delegaten, hebben voor iedere mens een helende of een ziekmakende werking.

Elke transgenerationele erfenis migreert doorheen de tijd, van haar ontstaansgeschiedenis tot het moment van ontvangst. De inhoud kan bij ontvangst gedateerd of ouderwets overkomen. Soms is deze erfenis niet meer passend bij de hedendaagse tijd. Immers, de tijdsgeest evolueert en alles is aan verandering onderhevig. De oude normen en waarden kunnen als ongepast of onbruikbaar ervaren worden door de jeugd. Een erfenis die in dank aanvaard wordt door de kinderen, geeft ouders doorgaans het gevoel ‘goede ouders’ te zijn. Het bevestigt de onbreekbare band tussen ouders en kinderen, hetgeen zeker in een migratieproces een belangrijk en gevoelig thema kan zijn. Weerwerk tegen deze erfenis impliceert daarentegen conflict. Een innerlijk conflict, ofwel en vaak tegelijk een duidelijk open conflict dat kan oplaaien tussen generaties. In dit spanningsveld ontstaan anderzijds ook mogelijkheden. Want het is vanuit het weerwerk dat door de jonge generatie geboden wordt, dat er een vertaling of transformatie kan ontstaan van de erfenis naar een ‘passende vorm’. Hierdoor wint de transgenerationele erfenis juist aan waarde (Nuyts & Sels, 2019).

Erfenis na migratie

Di Nicola (1997) noemt migranten liminal people. Het woord ‘liminaal’ wordt in deze context gehanteerd om een overgangsfase aan te duiden, of een drempel, een niet-geaccepteerde of gedefinieerde status, een tussenruimte. Migranten zijn mensen die op drempels staan, in grensgebieden leven. Ze zijn niet gemakkelijk in de ene, noch in de andere categorie te plaatsen. Ze leven door hun migratie tussen, of zelfs in beide werelden tegelijk en dragen hun vertrouwde erfenis met zich mee in deze nieuwe vreemde wereld. Met andere woorden, de erfenis van rolpatronen, normen, waarden, tradities, geloofsuitingen en ethische opvattingen verlaat de culturele omgeving waarin deze tot stand gekomen is en begeeft zich voortaan op vreemde grond. Een migratie decontextualiseert de erfenis, ontdoet deze van haar bredere en vertrouwde maatschappelijk betekeniskader.

Het eerdergenoemde transformatieproces van een erfenis wordt hierdoor nog complexer. Hoe kunnen die normen correct begrepen worden zonder de context waarin ze ontstaan zijn? Hoe kunnen rollen worden opgenomen die de nieuwe maatschappij niet kent of waardeert? Hoe kunnen we samen met cliënten een vertaling maken van hetgeen we erven, zodat de rijkdom ervan behouden blijft en het ons wortels en vleugels blijft geven?

In de gesprekken met Mohammed merken we dat zijn migratie de balans van legaten en delegaten hevig door elkaar geschud heeft. Gevoelens van ontrouw, schaamte, schuld en verlating spelen bij hem op en bepaalde legaten of delegaten worden zeer scherp aangevoeld. Door zijn migratie heeft hij geografisch en cultureel een breuk teweeggebracht met zijn familiale achtergrond. Voor hem is het logisch om toch belang te hechten aan deze erfenis, om trouw te blijven aan datgene wat hem ondanks de breuk verbonden houdt. Voor hem betekent dit het blijven uitdragen van de waarden van zijn familie in zijn nieuwe maatschappelijk-culturele omgeving. Via deze erfenis zullen de ouders van Mohammed voelen en kunnen merken of hun gemigreerde zoon trouw is aan hun cultuur en deze ook verder uitdraagt in de nieuwe wereld waarin hij zich gevestigd heeft.

De oudste zoon vertoont momenteel ernstige gedragsproblemen op school en dat is Mohammed een doorn in het oog. Mohammed hecht belang aan het behalen van een diploma. Hij is immers dit ‘migratieproject’ begonnen in de hoop een betere toekomst voor zijn kinderen te creëren. De zoon erft een deel van deze opdracht. Hij heeft de taak te ‘slagen’ in deze nieuwe wereld en zo het migratieproject van vader te voltooien. De zoon daarentegen kan zich moeilijk identificeren met deze nieuwe wereld en haar hoge eisen. Zijn weerstand tegen de nieuwe wereld is tegelijkertijd een zoeken naar wortels, naar oorsprong en betekenis. Het is dan ook te beschouwen als een poging om zijn verlies aan a sense of belonging te compenseren.

Migranten leven in de wereld ‘van hier’ maar met een transgenerationele erfenis ‘van daar’. Deze ervaring kan verwarring veroorzaken waarvan men de naweeën ook bij tweede en zelfs derde generaties kan terugvinden. De kinderen van migranten voelen zich minder gegrond, minder stevig in hun schoenen staan. Hun ‘rugzak’ is lichter dan die van autochtone leeftijdsgenoten. Ze hebben in hun leefwereld minder familiale voorbeelden om zich aan op te trekken of zich aan te spiegelen. Met andere woorden, ze ervaren minder bij hen passende legaten. Het land van herkomst wordt door deze kinderen niet meer als voldoende dragend ervaren als identificatiebeeld, en ze zijn op zoek naar een identificatie met hun ‘nieuwe land’, gevoed door een verlangen om te kunnen participeren.

Tegelijk kan na een migratie de druk van de delegaten groter worden. Ook hier geldt dat het opgelegde delegaat zelfs niet meer ‘passend’ is in de nieuwe wereld. De verplichtende opdrachten die men meekreeg van de voorouders zijn moeilijk uitvoerbaar in de nieuwe wereld en brengen hen in de problemen. Hoe kan men geworteld blijven in de oude tradities wanneer men nieuwe wortels dient te vormen in vreemde aarde?

Veel kinderen van migranten voelen ‘opdrachten’ die ze bijna vanzelfsprekend dienen te vervullen. Ze worden ingeschakeld om ouders bij te staan, te helpen met tolken, bemiddelen en integreren. Vanuit de kinderlijke loyaliteit kan dat tot parentificatie van een kind leiden. Wanneer de druk van het delegaat toeneemt, komen ouders en kinderen in een sfeer van ‘moeten’, van rigiditeit, van conform willen zijn of ‘moeten’ zijn aan de familiale, culturele en religieuze erfenis. Dit bemoeilijkt de integratie of de hechting met de actuele context.

Naast de meer vatbare, gedefinieerde elementen zoals rollen, tradities, geloofsuitingen en dergelijke, bestaat het transgenerationele erfgoed ook uit ‘onvatbare’ of ‘ongedefinieerde’ elementen. Sommige ‘overgeleverde’ verhalen, conflicten en ervaringen overstijgen meerdere generaties. Ervaringen zoals gezinsdrama’s, plotse ziekte of invalidatie, kunnen zodanig intens zijn dat het meerdere generaties duurt vooraleer men deze ervaring kan plaatsen, begrijpen, psychisch integreren en er een betekenis aan kan geven. Ze zijn nog niet ‘af’ op het moment van de overdracht naar de volgende generatie. Dit gaat zeker op voor meer complexe rouw- of trauma-ervaringen. Deze elementen worden in hun onbevattelijkheid, hun onbegrepen of nog niet volledig verwerkte staat doorgegeven aan de volgende generatie. Bij migratie verlaat men echter de vertrouwde betekenisgevende context en worden deze ruwe, onbewerkte of nog niet volledig verteerde elementen overgedragen aan de nieuwe generatie in de vreemde omgeving. In het land van aankomst kunnen ze dan bij de ‘erfgenamen’ naar buiten komen als onbegrepen symptomen van depressie, rouw of traumareacties.

Geregeld spreekt Mohammed zijn bezorgdheid uit over zijn vrouw Salma. Ze is zwanger en vaak in paniek over de op komst zijnde baby. Al verschillende malen ging het koppel in allerijl naar het ziekenhuis, maar telkens bleek er bij onderzoeken niets aan de hand. De foetus, een meisje, is perfect gezond en ontwikkelt zich volledig naar wens. Toch blijft Salma worstelen met een beklemmend gevoel van angst en verlies.

Wanneer we met het paar spreken over hun familiegeschiedenissen, herinnert Salma zich het verhaal van haar moeder. Deze vrouw had verschillende miskramen voor de geboorte van haar laatste kind en enige dochter, Salma. De geboorte van Salma werd dus voorafgegaan door onverwerkte rouw ten gevolge van de miskramen en een enorme angst voor een nieuw verlies. Salma werd ook na haar geboorte gekoesterd als een uiterst kwetsbaar kind, dat men elk moment kan verliezen. Nu ervaart Salma op haar beurt een bezorgdheid voor verlies. Het is geen ‘blijde verwachting’, maar een uiterst precaire zwangerschap die de levensstart en daardoor ook de ontwikkeling van het op komst zijnde dochtertje bemoeilijkt.

De vroegste relatie tussen een migrantenmoeder en haar baby is sowieso kwetsbaarder voor gevoelens van angst en verlies (Moro & Nathan, 1989). Deze roept namelijk wezenlijke vragen op over of men het kind ‘hier’ wel goed gaat kunnen opvoeden zonder het familiale, psychologische en culturele houvast van ‘daar’ (Ben Driss, 1998). Door de pijnlijke en onverwerkte familiegeschiedenis te verbinden aan de actuele angsten van Salma om wederom een ongeboren dochter te verliezen, beseffen Mohammed en Salma dat hun beleving een transgenerationele angst en verlieservaring is. Tegelijkertijd creëert het spreken over deze ervaringen en de gevoelens omtrent zwangerschap en moederschap een verbinding met de vertrouwde cultuur en familiegeschiedenis. Enkele weken later valt op dat Salma met meer vertrouwen spreekt over haar zwangerschap. Ze legt de oorzaak hiervan bij het gesprek dat ze hierover had met haar moeder over haar geboorte, naar aanleiding van de bewuste sessie.

Psychotherapie en migratie

Welke inzichten brengt dit naar onze spreekkamers? Hoe kunnen we oog hebben voor de krachten van deze gezinnen en hen helpen met de uitdagingen waarmee zij geconfronteerd worden in ‘liminale gebieden’? Hoe kunnen we in de therapie een transitionele ruimte (Meurs, 1998) ontwikkelen waarin oude en nieuwe ideeën, tradities en ontdekkingen, wortels en vleugels, tot een vruchtbare ontmoeting kunnen komen?

Wanneer we in de therapie spreken over de gedragsproblemen van de oudste zoon, spreekt Salma soms over ‘het boze oog’. De therapeut worstelt met deze verklaring. Enerzijds kent hij deze woorden. Hij heeft ze gehoord in eerdere therapieën, maar hij ervaart er als therapeut een gevoel van machteloosheid bij. Hij voelt zich vervreemd van hen en ziet geen mogelijkheden om met de ouders verder te werken aan deze problematiek. Wanneer hij dit dilemma bespreekt met de ouders, reageren ze verwonderd. Ze hadden zijn ergernis al wel aangevoeld, maar wisten niet hoe daarmee om te gaan. Ze ervaren zijn zoeken als betrokkenheid, maar wensen ook begrip voor hun manier van denken en voelen. Salma legt uit dat ze vreest dat mensen uit haar dorp van oorsprong jaloers op haar zijn, op hun bevoorrechte positie hier in het Westen. Door hierbij stil te staan, begrijpt de therapeut dat het gezin ook worstelt met de kansen die het hier krijgt. Er is welhaast een ‘verplichting’ om gelukkig en geslaagd door het leven te gaan, alsof men niet meer mag klagen. Het gesprek opent nieuwe wegen om verder te werken.

We willen hier ook stilstaan bij de fragmenterende werking die migratie kan hebben op een familie. Het behoren tot een ruimere familie is een essentiële bouwsteen in het vormen van een identiteit. In de praktijk komen we echter geregeld mensen tegen van wie de familie als in een ware diaspora verspreid is over verschillende werelddelen. Zeker vluchtelingenfamilies worden hier dikwijls mee geconfronteerd. De ontregelende werking hiervan mogen we niet onderschatten. Sommige vluchtelingen leven helemaal alleen in het land van aankomst en hebben geen vooruitzicht op een tijdelijke of permanente hereniging met de familie. Landsgrenzen vormen voor hen vaak onneembare hindernissen naar hun dierbaren. Niet zelden overvalt hen een existentiële eenzaamheid en een belastend identiteitsvraagstuk.

Wat definieert deze mensen nog als behorende tot een familie wanneer ze zo verbrokkeld en gescheiden van elkaar leven? Natuurlijk is integratie in het land van aankomst van belang, maar het mag niet ons enige objectief zijn. Een duurzame, kwalitatieve hechting aan de familie of in sommige situaties zelfs re-integratie met het eigen familiale netwerk en de hierbij behorende culturele context is vanuit therapeutisch oogpunt bijzonder belangrijk. Dit kan op reële wijze worden gerealiseerd, maar evengoed opgevat worden als een opdracht van symbolische aard. Zo kan de verbinding gevonden worden in de herontdekking of herinterpretatie van de transgenerationele erfenis. De legaten en delegaten vormen herkenbare sporen van familiaal leven. Ze zijn de draden die gezinsleden over generaties en landsgrenzen heen met elkaar verbinden. En alleen daarom al zijn deze vormen van erfenis van groot belang.

Migratie brengt niet alleen geografische obstakels, maar logischerwijze ook nieuwe talen in de familie. Opnieuw kunnen we hier een fragmenterend effect onderkennen. Want welke taal blijft de taal van de familie? Zeker na enkele generaties kan het voorkomen dat men geen gemeenschappelijke taal meer vindt en men werkelijk niet meer in gesprek kan raken met elkaar. Men spreekt in een dergelijk geval letterlijk niet meer dezelfde taal.

Böszörményi-Nagy stelt dat wanneer er breuken zijn ontstaan in familierelaties, het van het grootste belang is de dialoog weer op gang te brengen (Nuyts & Sels, 2019). Migratie ontheemt de mens van zijn natuurlijke context. Men verlaat het vertrouwde, het familiaire, het familiale en men leeft nu in ‘een andere wereld’. Er ontstaat een verwijdering, een vervreemding of een soort van breuk met het familiale netwerk. Deze breuk kan de dialoog doen haperen. Het gebrek aan een gemeenschappelijke taal kan het gesprek doen verstommen. Werken naar een herstel van de dialoog met de familiale context kan een belangrijke therapeutische doelstelling worden.

Soms is er een reële breuk in de communicatie met de familie. Door de migratie is het misschien technisch moeilijk geworden (zelfs in onze hoogtechnologische tijden!) om contact te leggen. Gezinsleden die in oorlogsgebied wonen hebben bijvoorbeeld niet altijd toegang tot telefoon of internet. Meestal is een dialoog met de familie technisch wel mogelijk, maar is de communicatie door een nog niet opgelost conflict of door de fragmenterende werking van de migratie verbroken. In andere situaties is er zo veel dat men elkaar niet meer kan of durft te zeggen, dat deze blokkade de volledige communicatie doet stokken. Taboes, geheimen of onverteerde ervaringen kunnen ware struikelblokken vormen in de ontmoeting tussen generaties.

In de therapeutische context zullen we trachten de afwezige familieleden die in het land van herkomst leven ‘aanwezig te stellen’. Het zal helpen door te vragen naar hun namen, hun gezondheid en hun wederwaardigheden. Het is tegelijk belangrijk om ook door te vragen naar hun mening, hun visie op de problemen of de oplossingen van de aangemelde cliënt, om zo de twee werelden in dialoog te brengen. We zullen samen met de cliënt ook stilstaan bij de voor- en nadelen van een herstel van een reële dialoog met familieleden. En waar mogelijk de cliënten aanmoedigen deze opnieuw op te nemen.

Migratie is een complex gegeven dat ieder familielid op eigen tempo en wijze verwerkt. Het kan zijn dat bepaalde familieleden verder staan in het migratieverwerkingsproces dan anderen. Hier kunnen we een analogie maken met de verschillende fases van een rouwproces. Het verschil in tempo en wijze van aanpassen aan de nieuwe situatie kan leiden tot een polarisatie in de familie. De rollen die gezinsleden opnemen, de stemmen die ze vertolken in het proces van migratie kunnen rigide opgedeeld zijn. Hiermee bedoelen we dat bepaalde familieleden de wortels vertegenwoordigen en anderen de vleugels. Vanuit deze dynamiek zal de communicatie binnen het gezin stroef verlopen en zal men veel wederzijds onbegrip voelen. Het is van belang de dialoog ook hier opnieuw op gang te brengen en te tonen dat ieder familielid een deel van het verhaal vertelt.

Whitaker (in Whitaker & Malone, 2017) benadrukte telkens weer dat er geen aparte individuen te onderscheiden zijn in de wereld maar enkel fragmenten van families. Door het bijeenbrengen, het bij en naast elkaar leggen van de individuele verhalen kan een gezinsnarratief ontstaan dat de gezinsleden weer met elkaar verbindt en hen samen verder helpt om te komen tot een psychische integratie van de oude en de nieuwe wereld.

De oudste zoon blijft worstelen met zijn situatie op school. Op een dag zegt hij: ‘Soms voel ik me op school zoals op de boot toen we de zee overstaken naar Europa. Alsof ik elk moment kan verdrinken.’

Tot slot willen we specifiek stilstaan bij het vertalen van de erfenis. Het transformeren van de erfenis naar een passende vorm voor de nieuwe wereld kunnen we beschouwen als transculturele arbeid. De uitdaging is: kunnen we het legaat en het delegaat vertalen naar een vernieuwde begrijpelijke vorm in deze nieuwe wereld? Dit is een vorm die de oorspronkelijke inhoud eer aandoet en de originele rijkdom intact laat. Op deze manier kan het geven van de vorige generatie gezien en gerespecteerd worden (erkenning krijgen) en kan de nieuwe generatie openstaan voor de groeibevorderende legaten die hun aangereikt worden vanuit de vorige generaties.

Salma bevalt van een gezonde dochter. Mohammed komt het ons fier en vol dankbaarheid vertellen. De bevalling was spannend, maar is goed verlopen en het paar voelde zich goed omringd in het ziekenhuis. Salma en Mohammed kiezen bewust voor een meisjesnaam die in de beide werelddelen goed gekend is en vertrouwd klinkt.

Besluit

‘De mythen van de Bijbel zijn, net als alle mythen van de mensheid, voor ons waardeloos zolang wij niet de moed hebben ze persoonlijk en voor ons en onze tijd te verklaren. Dan kunnen ze evenwel voor ons heel belangrijk worden.’ (Hermann Hesse, 1971, p. 950)

Böszörményi-Nagy heeft ons een rijke erfenis nagelaten. We willen trachten deze erfenis in haar actuele genuanceerde complexiteit levendig te houden. In deze nieuwe, andere tijden willen we haar concepten herformuleren opdat hun rijkdom en toepasbaarheid behouden blijven. In een wereld waarin culturen elkaar meer kruisen, is het van belang oog te hebben voor elkaar en voor elkanders culturele eigenheid. Het is van belang om in dialoog te blijven gaan met elkaar, ook over de verschillen. En in deze dialoog is het nodig om respect te tonen voor elkanders achtergrond, erfenis, familieverleden en culturele specificiteit. Elk gesprek is een ontmoeting, elke ontmoeting is een samenvloeien van culturen. Een echte transculturele dialoog is een integratieproces op zichzelf.

Psychotherapie in de context van een migratie is werken met het verleden. Het traceren van de familiale en culturele sporen van cliënten levert rijke beelden en verhalen op en verrijkt en verdiept het therapeutisch proces. Tot een betere verbinding komen met het eigen complexe verleden, met de wortels die door de migratie zijn achtergelaten, geeft zuurstof en voeding aan het herstel en de verwerking in het heden.

We verwijzen hier graag naar Søren Kierkegaard (in Gardiner, 1988) die stelt dat het leven alleen achterwaarts kan begrepen worden, maar voorwaarts moet worden geleefd. Daarmee suggereert hij dat we niet alleen achterom mogen kijken. Het psychotherapeutisch werk gebeurt ook hier en nu. Psychotherapie in de context van een migratie is namelijk evenzeer werken met het pijnlijke heden. Stilstaan bij de actuele aanleiding, de momentane verwarde leefsituatie, de woonlocatie en de wijze waarop het leven nu geleid wordt en waarin de dagelijkse zorgen, bezorgdheden en beslommeringen bij momenten ondraaglijk kunnen zijn, hoort ook bij de hulpverleningsopdracht. Af en toe zal dit proces gepaard gaan met gevoelens van vervreemding, ontworteling en aanpassing. In de context van een doorleefde migratie is psychotherapeutisch werken in het nu tevens werken voor de toekomst en de toekomstige generaties. Wie zijn energie steekt in dit werk, geeft blijk van een uitgesproken preventieve visie op hulpverlening.

Vorige Inhoudsopgave Volgende
Twitter Facebook Linkedin
Delen Print PDF

Literatuur

  • Ben Driss, R. (1998). Een psychodynamische reflectie over jeugdige hulpvragers. In P. Meurs & A. Gailly (red.), Wortelen in andere aarde – Migrantengezinnen en hulpverleners ontmoeten cultuurverschil (pp. 113-119). Leuven: Acco.
  • Böszörményi-Nagy, I. (2017). Grondbeginselen van de contextuele benadering. Haarlem: De Toorts.
  • Colpaert, M. (2007). Tot waar de beide zeeën samenkomen – Verbeelding, een sleutel tot intercultureel opvoeden. Heverlee: Lannoo.
  • Di Nicola, V. (1997). A stranger in the family – Culture, families and therapy. New York: W.W. Norton & Company, Inc.
  • Gardiner, P.L. (1988). Kierkegaard. Oxford University Press.
  • Gibran, K. (2000). De profeet (vertaling Carolus Verhulst). Den Haag: Mirananda Uitgevers.
  • Hesse, H. (1971). Lektüre für Minute (vertaling M. Coutinho). Amsterdam: De Arbeiderspers.
  • Meurs, P. (1998). De psychodynamiek van migratie. In P. Meurs & A. Gailly (red.), Wortelen in andere aarde – Migrantengezinnen en hulpverleners ontmoeten cultuurverschil (pp. 93-112). Leuven: Acco.
  • Métraux, J.C. (2018). Migratie als metafoor. Brussel: Politeia.
  • Michielsen, M., Mulligen, W. van, & Hermkens, L. (red.). (1998). Leren over leven in loyaliteit – Over contextuele hulpverlening. Leuven: Acco.
  • Moro, M.R. (1994). Parents en exil –Psychopathologie et migration. Paris: Presses Universitaires de France.
  • Moro, M.R., & Nathan, T. (1989). Le bébé migrateur – Spécificité et psychopathologie des interactions précoces en situation migratoire. In S. Lebovici & F. Weil-Halpern (Eds.), Psychopathologie du bébé (pp. 683-722). Paris: Presses Universitaires de France.
  • Nuyts, A., & Sels, L. (2019). Tussen mensen – Contextueel denken over relaties, familie en samenleving. Leuven: Lannoo.
  • Plysier, S. (2019). It’s culture, but not as we know it – Cultuursensitieve zorg in tijden van superdiversiteit. Tijdschrift Klinische Psychologie, 49(3), 183-190.
  • Roemer, A.H. (1992). Migreren naar veiligheid. In L. Bloeme, T.T. Hwa, & J. da Lima (red.), Van image naar imago. Amsterdam: Emancipatiebureau.
  • Whitaker, C.A., & Malone, T.P. (2017). The roots of psychotherapy. Abingdon: Taylor & Francis.

© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0924-3631


De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:


Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912. Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).

No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.

Jaargang 37, nr. 3, september 2025

Neem een ABONNEMENT Laatste editie Archief

Nieuwsbrief Boom Psychologie

Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.

Aanmelden

Boeken

Verbonden
Amir Levine, Rachel Heller
€ 19,95
Meer informatie
Handboek suicidaal gedrag bij jongeren
Jan Meerdinkveldboom, Ineke Rood, Ad Kerkhof
€ 26,95
Meer informatie
De JIM-aanpak
Levi van Dam, Sylvia Verhulst
€ 19,95
Meer informatie

Privacy policy

Algemene voorwaarden

© 2009-2025
Boom uitgevers Amsterdam

Redactieadres

Systeemtherapie

Foke van Bentum

WG-plein 209

1054 SE Amsterdam
telefoon: (020) 612 30 78

redactie@nvrg.nl

Klantenservice

Boom uitgevers Amsterdam B.V.

Postbus 15970

1001 NL Amsterdam

Nederland

(088) 0301000 

klantenservice@boom.nl