Op afstand nabij
Samenvatting
In het vorige nummer hebt u de boeiende reflectie kunnen lezen van Aristides Tamboer (2021) over online hulp verlenen in tijden van noodzakelijke fysieke afstand. Vorig voorjaar heb ik getracht een artikel te componeren over de wijze waarop iedereen, systeemtherapeuten en vele andere hulpverleners en behandelaren, halsoverkop hun werkwijze moesten aanpassen aan de beperkingen die de coronacrisis iedereen oplegde. Een inventarisatie bij collega-redacteuren van de eerste ervaringen leverde weliswaar een heel genuanceerd palet op van mogelijkheden en creativiteit, maar het geheel werd geen publicabel artikel. Meerstemmigheid mag dan een mooi systemisch uitgangspunt zijn, te veel diversiteit in een publicatie maakt die niet meer vlot leesbaar. Bovendien was het betrekkelijk kort dag: er was in feite nog geen goed onderzoek verricht naar de mogelijkheden en beperkingen in alle verschillende situaties. Eendrachtig wezen we het stuk dan ook af. Ja, dat kan ons van de redactie dus ook gebeuren. Gelukkig blijven we ook kritisch naar onze eigen schrijfsels. Een aantal ervaringen en vaststellingen hebben wel dit voorwoord gehaald.
We hebben een merkwaardig jaar achter de rug. De hulpverlening werd bemoeilijkt door de plicht op afstand te blijven, terwijl juist veel mensen, zeker ook de jongeren, meer klachten ontwikkelden van eenzaamheid, depressiviteit en soms ook suïcidaliteit. Deze combinatie maakte het hulp verlenen er niet makkelijker op, zeker niet voor systeem-therapeuten die gewend zijn meerdere leden van een systeem tegelijk te spreken.
Natuurlijk, telefonische hulpdiensten zoals de Kindertelefoon en 113 Zelfmoordpreventie, Tele-Onthaal en de Druglijn in Vlaanderen, hebben hun waarde al geruime tijd bewezen, evenals hulp via chatcontacten. In de regel gaat het daarbij om individuele contacten, met een echtpaar of een gezin ligt dat toch even anders. Mede daardoor was het voor de meesten van ons lastig om aan de nieuwe werkwijze gewend te raken.
Toch werken vele systeemtherapeuten alweer meer dan een jaar deels of helemaal op afstand: online, met beeldbellen of op andere wijzen. Tja, dat moest gewoon wel gezien de coronamaatregelen. Het was onontkoombaar. Het was niet altijd even aantrekkelijk om te doen. En het ziet ernaar uit dat dit nog wel een tijd zal kunnen duren. Sterker nog, ook als de pandemie onder controle is, zou het kunnen zijn dat een deel van de contacten goed genoeg, goed of soms zelfs beter op afstand kan gebeuren. Dat is dan wel een trendbreuk met wat we eerder geleerd hebben: in de therapiekamer, daar gaat het gebeuren. Maar als we terugkijken naar die eerste ervaringen, dan valt een aantal zaken op.
Het online werken was een grote overgang voor zowel therapeut als cliënt die verbazend goed lijkt te zijn verlopen, maar niet zonder de nodige problemen. Het kostte tijd en moeite om uit te zoeken hoe deze manier van werken het best gehanteerd kon worden. Hoe kunnen we de voordelen optimaal benutten en de nadelen ervan leren beperken? Hoe kunnen we in bepaalde gevallen op afstand nabij zijn? Soms lukt dit onvoldoende online en is het een tijdelijke noodoplossing. Soms ook, zo merkten we, kwamen onverwacht voordelen om de hoek kijken. Mensen met een complex trauma waren soms erg opgelucht dat de contacten in ieder geval door konden gaan, en zij niet alleen. Zo voelden ze zich niet in de steek gelaten. Weer anderen waren opener over gevoelige onderwerpen juist omdat ze de therapeut niet onder ogen hoefden te komen. Soms is schaamte makkelijker te overwinnen als je elkaar niet in de ogen kunt kijken. Datzelfde geldt voor die gevallen waarbij het gezamenlijk aan de wandel gaan in de plaats kon komen van een vis-à-vis contact. Kortom, net zoals Minuchin het belang onderstreepte van de flexibiliteit van gezinnen in wisselende omstandigheden, hebben de systeemtherapeut en de systemisch werker flexibiliteit getoond in deze onverwachte omstandigheden. We zouden het ook ‘de veerkracht van de therapeutische relatie’ kunnen noemen.
Laten we niet vergeten dat telewerken ook behoorlijk grote beperkingen heeft. Bij veel mensen is het directe contact onontbeerlijk om tot een goede hulprelatie te komen. En de contacten met de collega’s zijn ook vaak hard nodig om goed hulp te kunnen verlenen. De basis van goed werken bestaat niet alleen in goed opgeleid zijn, maar juist ook in het regelmatig kunnen overleggen met collega’s, via intervisie en supervisie. Het is zeker lastig om het hele gezin goed in beeld te krijgen, al levert de moeite die dan gedaan moet worden ook weer informatie op over het functioneren van dat gezin. En aangezien we allemaal geleerd hebben hoe belangrijk non-verbale communicatie is, hebben we vast en zeker meer moeite moeten doen om goede gezinsdiagnostiek te bedrijven. Er zullen ook zeker hulpverleningsrelaties slechter zijn verlopen dan wanneer de therapie als vanouds had gekund.
Los van het thuiswerken is de ggz verder onder druk komen te staan door een forse toename van mensen die, mede door de coronatoestanden, hulp nodig hebben. Daarbij vallen de middelbare scholieren en studenten op. Er komen steeds meer berichten in de pers en elders over toenemende aantallen jongeren die kampen met depressiviteit en suïcidale neigingen en, opvallend genoeg, ook over meisjes met eetstoornissen. Je zou zo graag willen dat die jongeren naast individuele en gezinsondersteuning vooral hulp kunnen krijgen in groepen, want het ontbreekt hun aan de benodigde sociale contacten. En juist nu staan groepsbijeenkomsten onder druk. Maar niet alleen jongeren komen sterk tekort wat betreft contacten. Datzelfde geldt voor vele mensen en met name onze ouderen. Kortom, er is meer werk te doen en er zijn minder mogelijkheden. Een en ander bevestigt nog eens hoe waardevol tussenmenselijke contacten zijn. En hoe belangrijk het is dat er enkele duizenden systeem-therapeuten in Nederland en Vlaanderen zijn die klaarstaan om relaties te herstellen of te verbeteren!
Vanuit huis werken heeft eveneens een aantal neveneffecten die vermoedelijk door managers en zorgverzekeraars welkom worden geheten. Het bespaart organisaties geld. Sommige werkruimten worden overbodig, kantoormiddelen en koffie worden uitgespaard en reistijden en -kosten verlaagd. Soms heeft thuiswerken ook voor de therapeut voordelen, zoals de genoemde reistijden. Maar het mag natuurlijk niet zo zijn dat verminderde kosten reden zijn om thuiswerken meer te stimuleren dan nodig en wenselijk is. Maar hoe dan ook, wen er maar aan dat we de contacten vaker hybride zullen aanbieden, of anders gezegd, als blended care.
Hoe bepaal je of een bepaald cliëntsysteem geholpen kan worden met online behandelen? De ggz staat toch al onder druk, en de extra noodzaak tot verandering van alles wat vertrouwd was door de coronacrisis heeft onze hele werkwijze vloeibaar gemaakt. In de naweeën van de lockdown zal onze werkwijze stollen op een andere manier dan we gewend zijn. We gaan niet terug naar hoe het was. We leven verder met de positieve en negatieve effecten van de flexibiliteit en de creativiteit die we hebben laten zien. Zullen in de nabije toekomst cliënten dan afwisselend online of op locatie gezien worden? Of krijgt het ene systeem een online behandeling aangeboden en het andere een face-to-facebehandeling? En op grond waarvan dan? Het zou goed zijn als er een gedegen onderzoek wordt gedaan naar specifieke indicaties voor de twee vormen van contacten die er zijn. Als we weer ruimte ervaren om keuzes te maken in hoe we onze hulp aanbieden, laten dan het belang van de cliënt, de effectiviteit en de laagdrempeligheid van de verschillende behandelmethoden weer leidend worden.
Bij het ter perse gaan van dit nummer zal Hanna Van Parys de redactie hebben verlaten. Nieuwe activiteiten vragen haar aandacht. Ruim vier jaar heeft Hanna naast de andere redactionele taken vooral zorg gedragen voor de boekenrubriek, de laatste jaren samen met Jean-Marie Govaerts. In dit nummer is nog een mooie recensie van haar hand te lezen.
In een grondige studie naar de effecten van de transitie in de jeugdzorg van de centrale overheid naar de gemeenten die in Nederland in 2015 van start ging, onderzochten Marion Dik, Nynke Kiers, Simone Waanders en Aurelie Lange de effecten van de transitie op de uitkomsten van multisysteemtherapie (mst) en functional family therapy (fft). Dat was een noodzakelijk onderzoek, aangezien, zoals we inmiddels wel weten, deze transitie niet helemaal naar wens verlopen is. Integendeel, juist waar het jeugdigen betreft die complexe problemen hebben, met name van het gedrag, is de situatie aanzienlijk slechter geworden. Interessant is dan ook te lezen dat hun onderzoek, waar meer dan 1800 gezinnen aan deelnamen, constateerde dat de behandeleffecten van deze twee methoden vrijwel gelijk gebleven zijn. De gezinnen hebben de problemen na de transitie wél als complexer ervaren!
De complexe theorie van de contextuele systeemtherapie maakte de toepassing ervan in de praktijk lastig. Jaap van der Meiden schreef een artikel naar aanleiding van zijn promotieonderzoek naar contextuele interventies in de systeemtherapie. Zijn onderzoek voorziet therapeuten nu van concrete handvatten, die relatief nieuw zijn in hun praktische toepassing. Daarmee vergroot hij de toepasbaarheid van deze therapievorm, die al decennia geleden door Boszormenyi-Nagy is ontwikkeld. Een aanwinst dus!
Ook in deze uitgave een bijdrage in de rubriek Professie & Persoon, geschreven door Albert Neeleman en Erica Siegers. In beeld is Ellen Aptroot, thans nog werkzaam in de kinder- en jeugdpsychiatrie en als consulent voor familiebedrijven. Ook is ze opleider en als zodanig samen met anderen grondlegger van de Swolsche School, een instelling voor systeemtherapie en opleiding. Haar boeiende ontwikkeling van socio-therapeut in een psychodynamisch werkveld tot haar huidige activiteiten wordt mooi in beeld gebracht.
Van drie congressen is verslag gedaan. Vanzelfsprekend, in de huidige tijd, waren die online te volgen. Karin van Dijk, zelf ook werkzaam in het forensische veld, doet uitgebreid verslag van de studiedag Systeemtherapie en Jeugdige Zedenplegers. Daar kwam een speciaal op deze problematiek toegepaste versie aan bod van multisysteemtherapie. En steeds weer werd benadrukt hoe belangrijk het is om ouders en anderen bij de behandeling te betrekken; het kan niet vaak genoeg herhaald worden.
Wilco Kroon bezocht het congres Gewone kinderen in bijzondere omstandigheden, over kinderen die opgroeien met ouders met eigen problematiek, waaronder verslavingen en psychiatrische klachten. De centrale vraag was hoe je kunt bijdragen aan een zo normaal mogelijk opgroeimilieu voor deze kinderen. Een van de interessante bevindingen van een onderzoek van de Universiteit Gent is dat het betrekken van de kinderen bij de behandeling van een depressieve ouder ook bijdraagt aan het herstel van die ouder.
PsyQ organiseerde het congres Systeemtherapie in de (s)ggz – Over samenhang en samenwerking en Diederik Borst deed daar verslag van. Het congres stond in het teken van het afscheid van Mieke Hartgers, een van de coryfeeën van onze vereniging. Het was een bont programma waarin nieuwe ontwikkelingen gepresenteerd werden, maar waarin ook Flip Jan van Oenen de successen van alle vormen van therapie flink relativeerde. Desondanks bleek ook nu weer hoezeer ons vak in beweging blijft.
Hanna Van Parys las voor ons Als helpen niet helpt van Thea van Bodegraven-Boonstra. Het boek, samen met een werkboek uitgegeven, richt zich op de partners en de ouders van personen met een angst- of een dwangstoornis. De auteur leert de lezer, mede op grond van eigen ervaringen, onder meer hoe een naaste zich los kan maken van de stoornis van het gezinslid. Want maar al te vaak worden naasten meegetrokken in de problematiek, zodat deze ook hun leven gaat overheersen. Van Parys beveelt het graag eenieder aan die in een vergelijkbare situatie verkeert.
Het boek Doodzonde – Zelfmoord is nooit alleen van Julia von Graevenitz en Menno Visser, dat besproken wordt door Nicoline van Nierop en Annerieke Luijendijk, richt zich op de vraag: hadden we, de naasten, deze zelfmoord kunnen voorkomen? Naast een theoretische inleiding worden tal van psychiaters en andere hulpverleners en naasten geïnterviewd. Met name in het derde deel van het boek wordt nog eens sterk gepleit voor het betrekken van de naasten, ook tegen alle mogelijke bezwaren in. Het boek zal velen, en niet alleen hulpverleners, aanspreken die met deze problematiek te maken hebben gehad of krijgen.
Beter samen! Herstelgericht werken in de jeugdhulp is de titel van een boek van Ligand, Stijn Deprez en Michael Michiels. Froukje Prins bespreekt dit boek dat zich richt op innoverende methoden voor de jeugdhulp. Uitgangspunt van de schrijvers is dat niet-herstelde conflicten verregaande gevolgen kunnen hebben voor zowel personen als instituties. Hun aanpak kenmerkt zich door een gelijkwaardige stem voor alle betrokkenen en het toewerken naar duurzame relaties. Door deze werkwijze worden nieuwe wegen aangeboord en worden conflicten gezien als groeibevorderend.
Tot slot in dit nummer Behandelprotocol ibct relatietherapie – Behandel-protocol in 10 sessies – geïntegreerde gedragstherapie voor partners met relatieproblemen, een boek van Pieternel Dijkstra en Aerjen Tamminga. Catherine Barbez las het voor u en meldt dat deze integrative behavioral couple therapy als gedragstherapeutische aanpak van relatieproblemen evidence-based is en al tien jaar in de Verenigde Staten wordt toegepast. Het boek beschrijft alle onderdelen van de tien sessies nauwgezet.
Zoals u kunt zien is dit nummer minder dik dan het vorige. Maar de artikelen en verslagen laten ook nu weer zien welke belangrijke rol systeemtherapie speelt wanneer stoornissen, klachten of moeilijke gedragingen bij een individu lijken te liggen. Betrek het systeem erbij en de kans op succes neemt sterk toe!
Literatuur
- Tamboer, A. (2021). Systeemtherapie in vitro – Hoe ambulante systeemtherapie uitdagend blijft in tijden van noodzakelijke fysieke afstand. Systeemtherapie, 33(1), 118-123.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0924-3631
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden