Gewone kinderen in bijzondere omstandigheden
Samenvatting
Online congres Familieplatform Geestelijke Gezondheid
[26 november 2020]
Het Vlaamse Familieplatform Geestelijke Gezondheid organiseerde op 26 november een online congresochtend voor hulpverleners die betrokken zijn bij kinderen van ouders met psychiatrische en/of afhankelijkheidsproblematiek. In Vlaanderen duidt men die groep aan met ko(a)pp, in Nederland spreekt men van kopp en kvo.
In het Familieplatform komt een achttiental familieorganisaties samen. Het Familieplatform spant zich in om het familieperspectief verankerd te krijgen in het beleid van zorgorganisaties, het ondersteunt familieverenigingen in hun missies en heeft bijzondere aandacht voor de jonge mantelzorgers: kinderen van ouders met psychische problemen of afhankelijkheidsproblematiek. In Nederland kennen we een gelijksoortige organisatie, de Familievertrouwenspersonen. Beide organisaties hebben veel gemeen en laten zich gemakkelijk op internet vinden. Het is voor systeemtherapeuten, systeemtherapeutisch werkers en systemisch counselors de moeite waard de websites eens te bezoeken en inspiratie op te doen. Voor wie veel met deze doelgroep werkt zijn de online methodiekenpresentaties, te vinden op de website van het Familieplatform, eveneens interessant.
Kris Holemans en Katleen Hoing, consultants binnen het Familieplatform voor zorgverleners en organisaties die met ko(a)pp werken, leidden ons door dit goed gevulde programma waaraan honderdtien mensen deelnamen. Na een korte uitleg over de missie van het Familieplatform, kwam het congresthema vol in de schijnwerpers te staan. Er volgden drie presentaties die vanuit een eigen invalshoek de boodschap van dit congres onderstreepten: laat deze kinderen vooral gewone kinderen in bijzondere omstandigheden zijn. Overigens geldt hetzelfde, wat meer impliciet op dit congres, ook voor hun ouders. Twee van de drie bijdragen boden handvatten om het ouderschap aandacht te geven bij mensen die worstelen met psychische of afhankelijkheidsproblematiek.
Maarten Vansteenkiste, als hoogleraar verbonden aan de Vakgroep Ontwikkelings-, Persoonlijkheids- en Sociale Psychologie van de Universiteit Gent, nam ons als eerste spreker mee in zijn betoog. Hij stelde dat, uitgaande van de zelfdeterminatietheorie, elk mens behoefte heeft aan autonomie, verbondenheid en competentie. De concrete invulling van deze trits aan behoeften verschilt per mens, maar deze drie vormen zijn volgens de zelfdeterminatietheorie wel de domeinen waar passende aandacht voor moet zijn, wil een mens zich evenwichtig ontwikkelen en gezond in het leven staan. Autonomie gaat over het besef jezelf te zijn, vrijwillig te mogen handelen, denken en voelen, en een gevoel van psychologische vrijheid. Verbondenheid gaat over hechte en authentieke banden met anderen, zorg dragen en geliefd worden, zowel in dyadische relaties als in sociale netwerken. Competentie ten slotte, gaat over de bekwaamheid activiteiten uit te voeren, gewenste doelen te bereiken en vaardigheden te ontplooien. Vansteenkiste ziet deze domeinen als ‘vitamines voor de groei’. Deze metafoor biedt manoeuvreerruimte. Ze onderstreept immers de noodzaak aan vitamines voor ouder en kind, ze biedt een barmhartige ruimte, want niet alles lukt altijd – net zoals we niet elke dag onze vitamines nemen – en tot slot biedt ze hoop, want elke dag geeft nieuwe mogelijkheden.
Na de nabespreking van tien minuten waarmee elke bijdrage eindigde, kreeg Caroline Vrijens, van huis uit jurist en werkzaam als kinderrechtencommissaris voor Vlaanderen, het woord. Vrijens vervult een functie die in Nederland overeenkomt met die van de Kinderombudsman. Na uiteen te hebben gezet waar het Kinderrechtencommissariaat zich mee bezighoudt, ging Vrijens bevlogen in op de praktijk van elke dag, waarbij ze veel aandacht had voor de jeugdzorg. Er zijn nog te veel kinderen die tussen de hulpverleningswal en het behandelschip belanden, vanwege het net niet passen in een bepaald programma of het ontbreken van behandelcapaciteit. Er zijn ook nog te veel kinderen, onder wie minderjarige asielzoekers, die te weinig toegang hebben tot zorg en andere voor hun ontwikkeling van belang zijnde voorzieningen. Met internationale verdragen in de hand brak Vrijens expliciet een lans om kinderen niet alleen te benaderen vanuit hun DSM-classificaties: ‘Kinderen hebben recht kind te zijn en zo benaderd te worden, niet als patiënt, kind van een patiënt of kind van de jeugdhulp, maar gewoon als een kind.’ De rode draad in haar betoog was dat welzijn meer is dan geestelijke gezondheid, hoe belangrijk die ook is. Bij welzijn hoort goede zorg, maar ook scholing, met andere kinderen kunnen spelen en je veilig voelen in je wijk.
Hierna was het woord aan de laatste sprekers van dit congres: Gilbert Lemmens, als hoogleraar verbonden aan de Universiteit Gent, tevens psychiater en systeemtherapeut en opleider BVRGS, en Hanna Van Parys, psycholoog, systeemtherapeut en opleider BVRGS. Zij namen ons mee in de zorg voor kinderen van ouders met een depressie. Beide sprekers zijn werkzaam voor de psychiatrische dienst van het Universitair Ziekenhuis Gent. Na kort te hebben stilgestaan bij de impact van depressie op ouderschap, de ouder-kindrelatie en het kind, ging hun bijdrage met name over de verandering die optrad in het behandelprogramma toen men kinderen meer een plaats ging geven in de behandeling van hun depressieve ouders. Enerzijds hielp deze verandering ouders, wanneer de zorg voor kinderen goed werd geregeld, ruimte te voelen om met het eigen proces bezig te zijn. Anderzijds bleek het betrekken van kinderen ook een probaat tegengif tegen de eenstemmigheid die depressies met zich mee kunnen brengen. Interessant was te horen hoe de kliniek in haar transitie-proces diverse organisaties heeft uitgenodigd mee te denken in deze verandering en de bestaande praktijk van feedback te voorzien. Kinderen worden nu op allerlei manieren welkom geheten in de kliniek. De sprekers beschreven onder andere een vorm van behandeling met meerdere gezinnen tegelijk als aanvulling op het individuele behandelprogramma. Zij illustreerden hoe kinderen en andere naasten op allerlei manieren bij de behandeling worden betrokken, van het op bezoek komen bij hun geliefden met depressieve klachten tot het participeren in de behandeling. Net als de eerste spreker hadden zij meer voorbereid dan paste in de hun toebedeelde tijd. Een deel van de systemische interventies met volwassen kopp-kinderen bleef daardoor wat onderbelicht.
Dit online congres was goed voorbereid en werd op een prettige wijze voorgezeten. Het online karakter gaf weinig technische problemen en er werden digitale vormen van interactie (Mentimeter, chats en vragen) gebruikt die voor een fijne afwisseling zorgden. De vier sprekers hadden een grote betrokkenheid bij dit thema. Als rode draad van deze ochtend heb ik vooral meegenomen dat de term ko(a)pp helpt om zorgelijke signalen en risico’s onder ogen te zien, maar dat de behandeling met name moet gaan over wat er in het menselijke contact gebeurt tussen ouders, kinderen en hun sociale omgeving. Psycho-educatie maakt daar vaak deel van uit, maar is niet het enige wat telt en bepaalt daarmee niet de koers. Met dit inzicht is opnieuw een stap voorwaarts gezet in het relationeel werken met deze doelgroep. De sprekers droegen vanuit hun eigen vakgebied de genoemde handvatten voor de zorg voor deze doelgroep aan. Als systeemtherapeut vond ik het fijn dit congres mee te maken. De focus op relationele herstelprocessen is naar mijn systemisch hart. Vernieuwend waren de boodschappen voor mij niet, al kan ik me voorstellen dat het voor minder systemisch georiënteerde deelnemers wel zo was. Inspirerend waren ze zeker. Wat me verder nog bezighield na dit congres is de verandering die in de laatste bijdrage aan de orde kwam: Wat zou er veranderen als we onze organisaties opnieuw zouden overdenken vanuit het brede perspectief van het welzijn van het kind en werk maken van relationeel herstel in onze zorgprogramma’s? En wat als we kinderen daarin ook een stem zouden geven?
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0924-3631
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden