Rijke vruchten van arme grond
Samenvatting
Dit artikel gaat over geraakt zijn. Over hoe je als mens, als therapeut en als lezer geraakt kan worden door verhalen. Hoe dit resoneert met eigen verhalen, en het delen hiervan weer kan aanzetten tot nieuwe, helende en verrijkende verhalen.
Het was op 29 november 2018 dat ik uit mijn stoel werd geblazen door Else Hofman-Bergman. Ik was dagvoorzitter op de boekpresentatie van het boek Als het misgaat thuis van Paulien Bom en Herman Baartman (2018). De zaal zat vol, de verwachtingen waren hoog. Peter Adriaenssens zou komen spreken. Maar nu keek de zaal op naar Else. Lange dreads, ringetje door haar neus, naar ik dacht enigszins gespannen. ‘Honger’, begon ze, ‘… mijn moeder heeft liever niet dat ik al te goed piano kan spelen …’ In de minuten die volgden gebeurde er iets in de zaal. Of liever gezegd, er ontstond iets in de ruimte tussen spreekster en publiek. Ik vergat op mijn briefje te kijken om me alvast voor te bereiden op de volgende spreker. Het was muisstil en er begon iets in me te bewegen. Een gevoel dat hier iets heel waarachtigs gebeurde, een mix van stil worden en te willen roepen, schreeuwen eigenlijk …
Terwijl de laatste woorden boven en in de mensen bleven hangen, ontplofte de zaal. Waar was mijn briefje? Wat kwam hierna? Nee … klappen!
Honger
Mijn moeder heeft liever niet dat ik al te goed piano kan spelen. Zij speelt namelijk zelf en mijn mogelijke talent ervaart zij als een bedreiging van haar eigen kunnen.
Eigenlijk wilde ze ook liever niet dat ik trouwde. Ik mocht immers niet de liefde ontvangen die zij zo heeft moeten ontberen. Ze vindt het niet prettig als mensen om mij geven, want het confronteert haar constant met haar eigen onvermogens.
En het tragische hiervan is dat mijn moeder daar helemaal niets aan kan doen. Mijn moeder heeft namelijk honger.
Ik zie het altijd een beetje voor mij als een soort innerlijke voorraadkast in de kelder van je onbewuste. De opbergplaats van je emotionele voeding die zo onontbeerlijk is wanneer je als mens op de wereld komt.
Het vertrouwen dat er van je gehouden wordt en de vanzelfsprekendheid dat het in orde is dat je bestaat.
Die kast is daar enkel voor essenties en wanneer je die dus niet meekrijgt in je jeugd, mis je die voorraad. Als een soort winter in oorlogstijd blijven de planken leeg en vullen zich met minder voedzaam surrogaat.
Met deze honger kun je prima groot worden maar toch is er diep vanbinnen altijd een moeilijk te stillen roep om emotioneel voedsel.
En wanneer er dan een nieuwe generatie geboren wordt die ook op de wereld komt met die dringende eis om erkenning en onvoorwaardelijk houden van, en die wil mee-eten van je voeding, dan ontstaat er dus hongersnood.
Want er ligt niets op de planken van de kast, in de kelder. Het is dat tekort dat mijn voorouders machteloos moet hebben gemaakt. Iets weg te moeten geven wat ze zelf nooit hadden ontvangen. Een diepgewortelde jaloezie die ondanks alle goede voornemens maakte dat ze niemand konden uitstaan die kreeg wat ze zelf niet hadden gekregen, zelfs niet hun eigen kind.
Het maakte hen razend. De woede die mijn moeder tentoonspreidde in confrontatie met haar eigen onvermogens, heeft mij doen opgroeien in een wereld die werd gedomineerd door angst. Angst te bestaan, tot last te zijn, zelfs angst om te ontwikkelen, want ik mocht immers nergens boven uitstijgen.
Het moment dat ik de patronen in onze erflast begon te ontdekken, was ook het moment dat ik besloot dat ik degene wilde zijn die het wilde stoppen. Ik was toen dertien jaar oud.
Ik had alleen nooit kunnen denken dat ik slechts drie jaar later verrast zou worden met de onverwachte komst van mijn dochter.
Ik denk weleens dat het mijn zegen is geweest dat ik geen flauw idee had waar ik aan begon, en ik heb dan ook dankbaar gebruikgemaakt van mijn jeugdige overmoed om de eerste jaren met mijn dochter en later ook met mijn zoon goed door te komen.
Gesteund door de kennis die ik opdeed in mijn werk in de zorg en in mijn studie tot pedagogisch werkster, heb ik het heel erg lang gered zonder honger te lijden.
Ik heb het volledig ontbreken van een gezond referentiekader omtrent ouderschap opgevat als een vrijbrief zelf in te kleuren wat ik belangrijk vond in het leven en in de opvoeding van mijn kinderen en beleefde ontzettend veel vreugde aan het keer op keer opnieuw uitvinden van wielen.
Ik heb al vrij vroeg ontdekt dat er best veel vervangende voeding te vinden is voor je kelderkast. In succeservaringen of vriendschappen of liefdevol partnerschap.
En het extreme overschot aan adrenaline dat ik heb aangemaakt door een leven lang op mijn hoede zijn, bleek een uitstekende brandstof om het heel lang vol te houden zonder de schade op te merken.
Pas toen ik heel erg ziek werd en niet anders kon dan ernaar kijken, begon me op te vallen dat het niet gewoon was dat ik mijzelf bedorven eten liet eten als ik geld uit wilde sparen om mijn kinderen vers te geven. Dat ik nooit iets nieuws voor mijzelf wilde aanschaffen en als het niet anders kon, ik het eerst onder mijn bed verstopte, tot zich er een gelegenheid voordeed die mijn schoenen uit de uitverkoop rechtvaardigde.
Het heeft me een diep dal en een lange hersteltijd gekost, voor ik doorhad waar ik de balans kon vinden tussen mijzelf laven aan dat wat ik mooi vind in mijn leven en het weggeven van mijn voorraad aan mijn kinderen. Doordat het niet vanzelfsprekend is, blijft het een precair iets, dat hele onvoorwaardelijke klaarstaan voor een ander.
Energie is vaak schaars en ik moet ontzettend oppassen niet overbelast te raken.
Toen mijn dochter in haar puberteit in een grote crisis belandde en in haar nood een beroep deed op de allerdiepste regionen van het bestaansrecht, heb ik heel even die hongersnood gevoeld. Die oerkreet uit mijn tenen die me deed voelen alsof ik uitgehold was. En die wilde dat het kind niets kreeg en ik alles. Ik heb diepe compassie gevonden voor mijn voorouders in die hele donkere winter en mij gerealiseerd dat ik waarschijnlijk heel lang honger moet hebben geleden zonder het te weten. Ik had immers nooit voeding gehad. Ik wist niet beter. In de keuze niet te willen herhalen wat mij is aangedaan, heb ik onbewust getekend voor het uitzitten en doormaken van de leegte. Om mijn kinderen niet te belasten bewaarde ik mijn huilbuien en paniek voor de nachten, alsof ze er niet waren. Ik heb uren gelopen, geschreeuwd, mijzelf gesneden, wanhopig opgekruld gelegen in de armen van mijn geliefde – keer op keer het gebroken kind, de baby die te veel was.
Ik vermoed dat mijn moeder ergens bevrediging vond in haar uitbarstingen en dat dit maakte dat ze haar eigen leegte beter kon hanteren. Alsof, als ik ervoor had geboet, er iets van schuld was ingewilligd. Maar feit is volgens mij dat er geen schuldige is in dit verhaal. Hier zijn geen daders in de klassieke zin van opzettelijk misgunnen. Mijn moeder heeft liever niet dat ik al te goed piano kan spelen. Of dat ik trouw. Of dat men mij liefheeft. Maar het is geen egocentrisme of een vermindering van hoeveel ze van mij houdt.
Het was al die tijd en is nog steeds, de honger.
Nadat ik gevraagd was om een reflectie te schrijven rondom de column van Else, ontstond het idee om Else te vragen haar column aan drie dierbare en gevestigde collegae uit ons vak voor te lezen en hen aan de hand van een identiteit verdiepende ceremonie (definitional ceremony, White, 2009, pp. 135-177) te interviewen, om vervolgens Else weer te vragen haar reflecties daarop te delen. In essentie gaat het om een vorm van ritueel dat in welomschreven stappen externe getuigen inschakelt. Die getuigen wordt gevraagd vanuit hun eigen ervaring van kwetsbaarheid, middels associatieve verhalen uit het eigen persoonlijke leven, de betekenis van de oorspronkelijke getuigenis te verbreden, meer gewicht te geven en tegelijk te verbinden met de collectieve identiteit van een bredere, dragende gemeenschap.
De geïnterviewde collegae zijn Justine van Lawick (klinisch psycholoog, psychotherapeut en opleider), Bruno Hillewaere (psychotherapeut, systeemtherapeut en opleider) en Hans Bom (klinisch psycholoog, systeemtherapeut en opleider).
Een selectie van de vragen van een identiteit verdiepende ceremonie is aan de geïnterviewden voorgelegd:
- Wat is je het meest opgevallen, wat heeft je aandacht getrokken?
- Welke beelden kreeg je tijdens het luisteren?
- Raakt het aan een eigen ervaring?
- Waar zet het je toe aan?
Naast deze narratieve manier van kijken, heb ik de dochter van Else geïnterviewd en wil ik de lezer uitnodigen om ook vanuit het intergenerationeel perspectief naar het verhaal van Else en haar dochter te kijken.
De aandacht
Nadat Else haar column had voorgelezen, was het even stil in de kamer van Justine van Lawick. ‘Je hebt het over de honger van je moeder, haar lege planken waar je zelf ook niets kon halen. Dat geeft me een ongelooflijk pijnlijk en verdrietig gevoel. Wat heb jij een moed gehad om op je zestiende een kind te krijgen. Je hebt alles op alles gezet om het anders te doen en je kinderen geen liefdeshonger te laten lijden, terwijl je zelf die honger nog steeds had. Daar spreekt een enorme liefdeskracht uit, die ik indrukwekkend vind. Dat is volgens mij liefde. Het laat zien waar liefde toe in staat is. Ware liefde en hoe bijzonder dat is als je dat kunt geven. Dat is toch ook een wonder.’
Hans Bom noemt dat er veel dingen zijn die zijn aandacht trokken. ‘Dat je schrijft: “Het is niemands schuld” en “Ik moet wel honger hebben gehad zonder dat ik het wist”.’ Mijn moeder was niet altijd de makkelijkste voor ons. Ik realiseer me dat het ook wel heel lastig voor ouders is om kinderen te geven wat ze nodig hebben en dat het kan conflicteren met wat je zelf nodig hebt. Al waren er bij mijn moeder dingen die niet zo makkelijk waren, ik heb het niet als honger van haar beleefd.’
Enige tijd later zijn we op bezoek bij Bruno Hillewaere. Nadat Else haar column opnieuw heeft voorgelezen is Bruno zichtbaar geraakt. ‘Het is haast poëtisch en dicht bij je hart. Mijn aandacht wordt vooral getrokken naar de compassie die uit het verhaal spreekt. Compassie die je hebt voor je moeder, voor je voorouders. Het klinkt er helemaal doorheen. Je hebt het over de liefde, de liefde die jou helpt en heelt. Het roept de vraag op hoe je iets kunt doorgeven wat je zelf niet gekregen hebt. Dat je iets meegekregen hebt wat je met veel kracht en veel moeite probeert te stoppen en dat je wat anders probeert mee te geven. Ik word er mooi stil van en ik voel het ook wel in mijn keel. Het roept vragen op. Waar heb je de kracht vandaan gehaald?’
Beelden
We zijn terug bij Justine en ik vraag haar of er een bepaald beeld bovenkomt als ze naar het verhaal van Else luistert. ‘Bij mij komt het beeld van de broertjes Jussen boven die in 2018, samen op twee piano’s, spelen op het Prinsengrachtconcert. Misschien komt dit beeld bij me boven omdat het aansluit op het verlangen. Ik denk dat alle mensen als verlangende wezens worden geboren, en een van de opdrachten in het leven is dat je leert leven met het feit dat je verlangens nooit helemaal vervuld worden. Volgens mij heb jij dat al heel vroeg moeten leren.’
Hans Bom wordt teruggebracht naar beelden uit zijn jeugd. ‘Mijn moeder was heel goed in verjaardagen organiseren. Ik ben in de zomer jarig. We hadden een grote binnenplaats, een soort omheind grasveld dat aansloot op het kippenhok. Daar werden tafels op schragen in een carré neergezet en dan werden er oliebollen gebakken. Er kwamen zo’n twintig à dertig mensen. De kinderen speelden met elkaar en in mijn herinnering was het altijd mooi weer. Mijn vader zorgde ervoor dat het goed liep op de manier zoals mijn moeder voor ogen had. Van harte, met liefde ging hij beslag kloppen. Als het zover was dat de gasten kwamen, dan was mijn moeder de koningin. Ik vind het nooit zo moeilijk om te zeggen dat mijn moeder ook lastig was, maar het roept ook op dat ik graag wil zeggen dat ze in orde was en dat ik nu beter begrijp wat zij tekort is gekomen en dat ik weet dat ze het goed bedoelde. Die dubbele loyaliteit … Dat je je moeder ook ziet in haar honger.’
Bruno noemt: ‘Bij compassie krijg ik het beeld van het hart. Ik zie een beeld van koude in een kelder, een lege voorraadkast. Honger ten gevolge van de koude. Een bevroren beeld van jou dat vraagt om ontdooiing. Een ander beeld dat bovenkomt is het beeld van de oorlog. De hongersnood die je dan voelt. En toch ook troost. Dat je liefde kunt geven en nog niet ontvangen. Troost die je kunt vinden bij je geliefde. Waardoor er dan pas een traan kan rollen die troost toelaat. Dat het eerst gestolde tranen waren, vanbinnen, in je hart, en dat je dan troost kunt toelaten en tranen kunnen gaan rollen.’
De ervaring
Justine neemt ons mee naar haar jeugd. ‘Ik werd behoorlijk gepest en buitengesloten op de basisschool. Op een dag kwam ik helemaal in tranen thuis. En mijn moeder zei alleen maar: “Ach kind, daar moet je boven staan.” Dat voelde als eenzaamheid. Maar ik voelde ook dat mijn moeder niet anders kon. Dus ik was niet boos op haar. Ik herken het eenzame gevoel dat je hebt als je ergens naar verlangt, en dat je het gewoon helemaal niet krijgt en tegelijkertijd ook de onmacht van de ander voelt. Het heeft mij gesterkt in de overtuiging dat het beschuldigen van anderen helemaal geen zin heeft. En dan denk ik weer: “Oh ja, en dan denkt straks iedereen dat ik een slechte moeder had.” Dan krijg ik de behoefte om te vertellen hoe mijn moeder ongelooflijk haar best heeft gedaan, maar dat dat niet betekent dat ik als dochter altijd kreeg wat ik nodig had. Ze heeft me op de een of andere manier wel heel veel verdraagzaamheid geleerd, waar ik ook veel aan had. Mijn vader ook. Het zijn allebei mensen die meer hebben meegemaakt dan je zou willen. En dan kan ik ook enorme liefde en bewondering voelen voor wat ze allemaal wel hebben gedaan.’
Bij Hans Bom raakt het de ervaring van het eigen ouderschap. ‘Het is belangrijk om als ouder goed beschikbaar te zijn en de zelfstandigheid van kinderen aan te spreken en te stimuleren. Ik vind het belangrijk om niet voor mijn kinderen te blijven zorgen. Ik heb echt genoeg gegeven. Ik heb niet het idee dat ik mijn kinderen heb opgezadeld met mijn honger.
Een tijd lang vond ik mijn vak niet zo makkelijk. Vragen als: “Waar doe ik het voor?”, “Waar is het goed voor?”, “Is het wel ergens goed voor?”, “Is wat ik doe wel zinvol?”, hielden mij bezig. En toen heb ik mijn kinderen gevraagd mee te denken over dit dilemma en dat heeft me zo geholpen. Ik kon daarna beter voor mezelf in mijn werk zorgen en meer zin ervaren. Ik ben blij dat ik hun dat gevraagd heb en het sluit aan bij wat ik hun mee heb willen geven als ouder: zelfstandigheid, verantwoordelijk zijn, openheid en delen van zorgen. Ik geloof dat dat heel belangrijk is in het ouderschap, maar ook voor mijn vak en dus ook voor mezelf.’
Bruno Hillewaere neemt ons mee naar een recenter verleden, als hij spreekt over waar het verhaal van Else raakt aan eigen ervaringen: ‘Het stopzetten van Juzt, een jeugdinstelling die gesloten is, heeft pijn gedaan. Wat doe je met kwaad dat je wakker houdt? De menselijke zoektocht naar hoe je mildheid kan vinden. Ik heb mijn hart en ziel aan Juzt gegeven. Hoe doe je recht aan jezelf en ga je met kwaadheid en angst om en hoe houd je dan mildheid? Daar lig ik ’s nachts wakker van. We hebben allemaal onze eigen pijn. En ook als we elkaar daar niet helemaal in begrijpen, het mag er zijn. Hoe ga je om met je kwaadheid, zodat het niet omslaat in iets destructiefs maar dat je er ook niet aan voorbijgaat? Ik denk dat ik kwaadheid vaak inslik en dan komt het er op een gegeven moment uit en dan is het misschien te ver. Hoe zorg je, om in de beeldspraak van het verhaal te blijven, voor voldoende voeding zodat je milder kunt omgaan met een aantal dingen?’
De aanzet
Else is gevraagd te reflecteren op bovengenoemde verhalen en te vertellen waar dit haar toe aanzet. ‘Een warm gevoel bekruipt mij als ik de reflecties en verhalen van de geïnterviewden teruglees. Omdat eigenlijk allen resoneren op de compassie, het ont-schuldigen en het voorbijgaan aan het klassieke beeld van een goede en een slechte persoon in een verhaal. Het bevestigt voor mij de essentie vanwaaruit ik mijn column heb geschreven: namelijk dat als het erop aankomt, uiteindelijk iedereen voor liefde wil gaan, ongeacht eigen pijn of achtergrond.
In mijn trouwring staat gegraveerd: amor vincit omnia. Liefde overwint alles, en dat is een beeld dat ik in alle verhalen terugzie. Liefde naar onszelf, in de zoektocht naar mildheid zonder onze emoties van woede geweld aan te doen. Liefde naar onszelf als ouders die het uiterste geven en acceptatie voor wie je bent en wat je te bieden hebt. Liefde naar onze eigen ouders, die we erkennen in hun eigen pijn en op waarde schatten in wat ze ons desalniettemin hebben meegegeven. Het ontroert mij, ontdooit mij zo je wilt. Het geeft dit artikel, dat toch draait om het vertellen, beleven en her-vertellen van verhalen, dat heerlijke “en ze leefden nog lang en gelukkig”-gevoel van een sprookje. Waarin de personages lijden, voor uitdagingen komen te staan, angsten in de ogen kijken, maar uiteindelijk overwinnen en vrijwel zonder uitzondering eindigen met liefde.
In de gesprekken hebben Erik, ik en de geïnterviewden heel dicht bij elkaar mogen komen om een kijkje te nemen in elkaars “echte” leven buiten de rol van therapeut, cliënt of andere rollen om.
Dat is denk ik de kracht van verhalen. Het herkenning vinden, van daaruit verbinden en het daarmee makkelijker maken open en kwetsbaar te zijn. Ik koester deze ervaring en blijf luisteren en vertellen. Ik hoop jullie ook. Write your story, live your fairytale.’
Het proces van luisteren, reflecteren en vertellen riep bij de geïnterviewden en mijzelf de vraag op naar het perspectief van Sasha Baan, de dochter die Else op zestienjarige leeftijd heeft gekregen. Aan haar is gevraagd te reflecteren op hoe zij naar ouderschap kijkt, welke krachten en kwetsbaarheden ze heeft meegenomen in haar eigen leven, en haar aanbevelingen voor therapeuten.
‘Ik ben goed gevoed’, noemt Sasha. ‘Ondanks dat mijn oma en moeder honger hebben gehad, heb ik geen honger gehad omdat er altijd genoeg reserves waren.’
Sasha legt uit dat haar moeder, toen ze het zelf niet kon bieden, wel oog had voor wat er nodig was. ‘Mijn moeder zorgde ervoor dat er andere mensen waren die op de planken van hun voorraadkast reserves hadden staan die ik als kind nodig had. Vanwege de positieve kant van haar angststoornis, kon mijn moeder hier oog voor hebben. De positieve kant van het bang zijn voor het bang worden maakt dat je denkt: “Hé, stel dat er iets gaat gebeuren, dan moet ik daar dus wel iets voor verzinnen.”’
Sasha heeft meegenomen dat je met iets wat pijnlijk is of een stoornis genoemd wordt, iets positiefs kan doen. Dat iets wat je hebt meegemaakt of hebt gezien, een wijsheid kan worden. En de ervaring dat als iemand zelf even iets niet kan bieden, dat je er dan op een andere manier aan kunt komen. Van de plank uit een andere kast.
Sasha noemt ook een aantal aanbevelingen voor therapeuten. ‘Een therapeut kan er oog voor hebben of iemand een kind “neemt” om zijn eigen behoeften te vervullen … Dan gaat het al niet meer over het kind. Je kunt als therapeut dan stilstaan bij wat een ouder van een kind verwacht. Vragen als: “Wat kunnen we doen om jouw stukje pijn achter je te laten?”, “Wat kunnen we doen om jouw plank te vullen zodat je het niet aan je kind overdraagt?” zijn belangrijke vragen. Je kunt aansluiten bij dat je als ouder honger voelt, maar dat je niet wilt dat je kind diezelfde honger gaat voelen.
Je moet er dus niet bij voorbaat van uitgaan dat een ouder geen oog heeft voor wat er mist. Belangrijk is om hier het gesprek over aan te gaan en zowel ouders als kinderen te vragen naar hun behoefte.
Het kan heel fout zijn om als therapeut mensen te benaderen alsof een angststoornis een vaststaand iets is. Er zijn er wel honderd miljoen soorten angststoornissen. Er is geen mens gelijk. Dus ga als therapeut, net zoals je cliënt, eens wat vaker van gebaande wegen af.’
Als kernboodschap voor therapeuten zegt Sasha: ‘Ga eens wat vaker “buiten het boekje”. Ik had een therapeut die me ook weleens een knuffel of een cadeautje gaf. Op die manier kom je net weer wat dichterbij. Dan voel je je nog weer wat meer gehoord en voel je ook de ruimte meer te vertellen.’
Tegen het einde van het gesprek vraagt Else of ze wat mag zeggen en richt zich tot haar dochter: ‘Ik heb een keer aan je gevraagd hoe jij het vond om een moeder met een psychiatrische stoornis te hebben. Toen zei jij dat je het wel lastig hebt gevonden dat ik ziek werd, dat je je er ook wel veel zorgen over hebt gemaakt, maar dat het je ook goed heeft gedaan om te zien hoe ik weer heel werd. En dat het dus niet per se erg is om te vallen, als je maar ook laat zien dat je er dan weer wat aan doet. Als je dat niet had gezien, had het wel schade opgeleverd.’
Wat valt er na deze rijke hoeveelheid aan verhalen die weer verhalen oproepen nog te zeggen? Het is stil in mij, en in gedachten hoor ik de tonen van het gelijknamige lied van Van Dik Hout (Stil in mij, 1994). Er rest mij niets anders dan de lezer van dit artikel uit te nodigen weer aan iemand anders te vertellen wat je aandacht trok in bovenstaande verhalen, welk beeld er bij je opkwam, aan welke ervaring het raakte en waar het je toe aanzet. Zodat deze verhalen voortrollen, raken aan nieuwe verhalen en leiden tot hervertellingen van hervertellingen. Een vleugelslag van een vlinder kan aan de andere kant van de wereld een storm veroorzaken (vrij vertaald naar Edward Lorenz, 1961, in Gleich, 1987). Laat dat een storm van liefde, compassie en mildheid zijn.
Literatuur
- Bom, P., & Baartman, H. (2018). Als het misgaat thuis – Verhalen van ouders. Oud-Turnhout/ ’s Hertogenbosch: Gompel & Svacina.
- Gleich, J. (1987). Chaos – Making a new science. New York: Viking Press.
- Van Dik Hout. (1994). Stil in mij. Van Dik Hout [Album]. Haarlem: Bananas.
- White, M. (2009). Narratieve therapie in de praktijk. Amsterdam: Hogrefe.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0924-3631
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden