Hiërarchie, gezag, autoriteit
Samenvatting
Het viel me op bij een treinreis: de hoofdconducteur die mijn vervoersbewijs controleerde, zag er niet uit als de baas van de trein die hij is. Vroeger herkende je de conducteur aan het duidelijke uniform en de platte pet. Niets meer van dat; een vrij onbestemd zwart pak, dat was alles. Is het onbestemde pak een van de tekenen dat het gezag in de publieke ruimte geen indruk meer maakt?
Op vele fronten is het gezag tanende. En jawel, mijn generatie heeft daar zeker aan bijgedragen in de jaren zestig en daarna. Zo heb ik zelf in 1973, nota bene in de officiersmess, een pleidooi gehouden voor de anti-autoritaire opvoeding. Er kwam weinig bijval. Maar voor mijzelf werd de knop definitief omgedraaid, of moet ik zeggen teruggedraaid, toen ik begin jaren tachtig Haleys Leaving home (1980) las. Het was het moment dat ik voorgoed het belang ben gaan inzien van een heldere hiërarchie binnen het gezin en daarbuiten. Ik denk dat ik altijd al een voorstander was van heldere gezinsverhoudingen met ouders in de hoogste positie, en dat mijn pleidooi in de officiersmess een typisch modeverschijnsel was.
Het herstel van gezagsvolle verhoudingen, zowel in gezinnen als in de maatschappij, heeft na die jaren zestig en zeventig nooit meer geheel doorgezet. Op zich begrijpelijk, de tijd doet ook zijn werk, het aloude ‘het moet omdat ik het zeg’ was niet meer te handhaven. Maar tot op heden zijn er tal van situaties waarbij het ontbreekt aan een heldere structuur waarin eenieder binnen een systeem goed weet wat die moet en wat die mag.
Terugkijkend op zo’n vijfendertig jaar werken in de adolescentenpsychiatrie komt voor mij steeds weer naar voren hoe vaak ik ouders heb moeten vertellen dat ze grenzen moeten stellen aan het gedrag van hun kinderen, dat ze zeer duidelijk moeten zijn over de bevoegdheden van hun kroost, hun rechten, hun plichten en wat ze niet mogen, en dat ze daarbij zelf hun richtlijnen goed moeten voorleven om geloofwaardig te zijn. Het is denk ik ook beslist moeilijker geworden voor de ouders, aangezien maatschappijbreed meer de nadruk is komen te liggen op rechten dan op plichten.
Nu lijken Nederland en zijn bevolking wel wat meer moeite te hebben met kwesties van gezag en hiërarchie dan andere landen. Zo’n tien jaar geleden liep ik in Bilbao, Spanje, tussen de middag door een parkje. Daar zaten in drie kringen groepen kleuters te lunchen, in elke kring een leidster die niets hoefde te doen dan wat eten en drinken uitdelen. Behalve eten gebeurde er helemaal niets. Er werd niet gekletst, er werd niet gestoeid. Maken we dit in Nederland nog weleens mee? Ik in ieder geval niet, wonend naast een – goed geleide – basisschool.
Zo las ik eens over een internationaal onderzoek van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) waarin Nederlandse klassen als de minst gedisciplineerde naar voren kwamen. En dat op middelbare scholen veel docenten moeite hebben om de orde in de klas te handhaven. En als ze dan een keer een leerling straf geven wegens zeer ongepast gedrag lopen ze kans om boze ouders te ontmoeten. Een leerkracht van een basisschool met ruim twintig jaar ervaring bevestigde dat onze kinderen nogal veranderd zijn. Ze zijn beslist luidruchtiger en minder gedisciplineerd. Dat leidt ertoe dat de leerkracht meer moeite moet doen om de orde te handhaven. Maar ook zal het de individuele leerprocessen niet ten goede komen. In de actuele discussie over de slechter wordende stand van onderwijs wordt vooral gewezen naar de wisselende eisen die aan scholen worden gesteld en de kwaliteit van de leerkracht. Maar het kan niet anders of de lagere graad van hiërarchie binnen het gezin en de maatschappij speelt hierbij ook een rol.
Lijkt er in Nederland dan sprake te zijn van een nationale allergie voor hiërarchie? Als we naar het schema van contexten van Engel (1980) kijken, en ook zelf even nadenken, is het gemakkelijker om gezag te handhaven als die globaal in de hele maatschappij verankerd ligt. Nu is het ook steeds moeilijker aan het worden. Het land wordt voller, de samenleving wordt, conform de systeemwetten, steeds complexer, dus moeten er vaak meer dan minder regels komen. En dat is voor grote groepen mensen frustrerend, zodat ze daar vervolgens tegen in opstand komen. En met de invloed van de sociale media is het ook steeds lastiger geworden gezag te handhaven.
Als we de weerslag van deze ontwikkelingen tegenkomen in de gezinnen waarmee we werken, moeten we dan ook enerzijds meeleven met de ouders en de kinderen die zoekend zijn naar het beste evenwicht tussen gezag en vrijheid. En anderzijds dienen ze handvatten te krijgen om weer orde op zaken te stellen met respect voor ieders individuele belang.
Het is dan ook opvallend, maar ook begrijpelijk, dat er in de afgelopen twintig à dertig jaar een aantal gezinstherapeutische methodieken is ontwikkeld waarin het hernemen van de regie over de kinderen door de ouders centraal staat. Denk aan multisysteemtherapie (mst), multidimensionele familietherapie (mdft), functional family therapy (fft) en niet te vergeten, het Geweldloos Verzet. En laten we niet voorbijgaan aan de hechtingsgerichte therapieën. Dat kinderen daarbij de erkenning krijgen van hun ouders voor hun bestaan en hun persoon, zorgt voor het op hun beurt erkennen van hun ouders in hun positie. Dus ook daarbij treedt herstel van de hiërarchie op, die houdt immers, anders dan bij alleen gezag, in dat ouders de plicht hebben en tonen goed voor hun kinderen te willen zorgen.
In dit nummer en ook later in het jaar komen artikelen aan bod die het herstel van hiërarchie binnen het gezin benadrukken. Want niet alles is op te lossen met goede gesprekken. Soms zijn nu eenmaal primair maatregelen nodig om de hiërarchie te herstellen voordat andere zaken aan de orde kunnen komen. Het geeft ouders en kinderen houvast. Daarom, en ook om andere redenen, lees dit nummer (omdat ik het zeg!).
In de drie artikelen staan met name ouders centraal. Het artikel waarmee wij dit nummer openen gaat in op de vraag in hoeverre ouders gedwongen kunnen worden deel te nemen aan het programma Kinderen uit de Knel. Justine van Lawick, Flip Jan van Oenen, Margreet Visser en Marjon Boschman onderzoeken situaties waarin ouders in een complexe echtscheiding niet willen meewerken met het programma, terwijl dit voor de betreffende kinderen hard nodig is. Het wordt duidelijk dat het toepassen van drang of dwang aan regels gebonden is en zowel voor- als nadelen kent. Op welke manier en in welke situaties het uitoefenen daarvan dan effectief kan zijn wordt helder uiteengezet. Het artikel is een mooie toevoeging aan de bestaande literatuur over Kinderen uit de Knel. Willem Beckers, Peter Jakob en Marie Luise Schreiter beschrijven in Mijn kind haat me – Over het gebruik van verbeeldende methoden in systeemtherapie met Geweldloos Verzet uitvoerig op welke wijze verstoorde ouderkindrelaties hersteld kunnen worden, juist ook bij kinderen die hun ouders op zeer agressieve manier bejegenen. Met de beschreven methode van verbeelding, waarbij ouders – onder meer – gevraagd wordt om in gedachten terug te gaan naar situaties waarin ze wel effectief waren, of zich te richten op een toekomst waarin ze wel positief reageren op het gedrag van hun kind, wordt een belangrijke aanvulling gegeven op de mogelijkheden van Geweldloos Verzet.
In dit nummer staat ook het eerste artikel geschreven door een systeemtherapeutisch werker. Inge Kerstjens, werkzaam binnen de residentiële jeugdzorg, houdt een sterk onderbouwd pleidooi om ouders bij de behandeling te betrekken, juist ook als die ouders in de rapportages niet gunstig worden afgeschilderd. Niet alleen toont ze in een casus met een ontmoedigend begin aan dat er veel meer muziek in zit dan zo lijkt, maar ook dat behandeling in de gesloten jeugdzorg nadelig kan zijn voor het kind als het betrekken van ouders als onhaalbaar wordt gezien. Het artikel sluit aan bij de actuele discussie in Nederland over gesloten jeugdzorg. Er valt op dat terrein nog veel te winnen, en dit artikel kan daarbij als leidraad gelden.
Sabine Vermeire is de hoofdpersoon in Professie & Persoon, geïnterviewd door Albert Neeleman en Jasmien Peeters. Vermeire, getalenteerd in de bètavakken, ging niet de civiele techniek in maar werd op een andere wijze bruggenbouwer. Op verschillende manieren onderzocht en ontwikkelde ze vormen om nieuwe of verbeterde verbindingen tussen mensen te leggen, verbindingen op velerlei niveaus. Ook zij had in de jaren dat ze in de bijzondere jeugdzorg werkte, de ervaring dat ouders vaak beschuldigd werden of anderszins gediskwalificeerd. Door meerdere ervaringen ontwikkelde zij het talent om in hopeloos lijkende situaties toch nog mogelijkheden te zien.
Maarten van der Linde en zijn cliënt Amber zagen aanvankelijk in hun therapeutisch contact weinig tot geen mogelijkheden, en dat van beide kanten. Van der Linde beschrijft zijn zoektocht naar een andere dan de aangewezen weg om toch het vertrouwen van Amber te winnen. Hij moest daartoe zowel haar wantrouwen als de opvattingen binnen zijn team trotseren en bereikte uiteindelijk het gewenste resultaat. Amber beschrijft van haar kant hoe zij haar eigen worsteling alsook die van Van der Linde ervaren heeft. Gebaande paden leiden niet altijd tot het gewenste doel, vertrouwen op je creativiteit en steeds trachten te reflecteren op wat je doet en de effecten daarvan, blijken goede sleutels voor een therapeut te kunnen zijn.
Als gevolg van de coronacrisis zijn vele congressen en studiedagen vervallen of uitgesteld. Vandaar dat u dit keer geen enkel verslag aantreft.
We besluiten met twee boekrecensies. Pieter Heye bespreekt Sekscultuur – Een herwaardering van seksualiteit van Bettina Stangneth. De auteur, filosoof, bespreekt de huidige stand van zaken op het gebied van seksualiteit, de identiteiten die daarbij horen en de variaties die wel of niet als natuurlijk worden beschouwd. Heye concludeert dat dit boek geen directe betekenis heeft voor systeemtherapeuten, de relevantie voor ons ligt zijns inziens vooral in het ons rekenschap geven van prevalente maatschappelijke discoursen inzake gender en seksualiteit en hoe deze het welzijn van mensen kunnen beïnvloeden.
Levensverhalen en psychotrauma – Narratieve exposuretherapie in theorie en praktijk, geschreven door Ruud Jongedijk, wordt besproken door Sanne van Megchelen-Oomens. Zij is lovend en enthousiast over de zorgvuldige manier waarop de auteur als therapeut op narratieve wijze te werk gaat langs alle levensgebeurtenissen. Hoewel het systemische aspect in dit boek niet aan de orde komt, concludeert zij dat narratieve therapeuten deze werkwijze goed zouden kunnen integreren in het werk met het systeem. De in kaart gebrachte levenslijn kan gedeeld worden met systeemleden en wellicht zijn er nog meer mogelijkheden om de betrokkenheid tussen hen hiermee te vergroten.
Tot slot vermeld ik dat Erica Siegers de redactie heeft verlaten. We erven van haar een aantal mooie bijdragen uit de rubriek Professie & Persoon, waarvoor dank Erica! In juni treedt Pieter Heye aan. Hij is reeds actief in de redactie met het schrijven en redigeren van artikelen, maar zal pas over enkele maanden onze redactievergaderingen kunnen bijwonen. Welkom Pieter!
De redactie wenst u veel leesplezier toe met de genoemde artikelen.
Literatuur
- Engel, G.L. (1980). The clinical application of the biopsychosocial model. The Journal of Medicine and Philosphy, 89, 101-123.
- Haley, J. (1980). Leaving home – The therapy of disturbed young people. McGraw-Hill.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0924-3631
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden