De opleider stopt, het plezier van het denken blijft
Samenvatting
Het is een prachtige dag eind oktober. De temperatuur breekt alle records. Het is tegelijk genieten van deze uitzonderlijke warmtebel en huiveren voor waar deze voor staat.
We zitten buiten op een terras in een wonderbaarlijke tuin en zien uit over Drentse landerijen. Ik ben te gast bij Edu van de Velden, sinds jaar en dag opleider, supervisor en leersupervisor voor de NVRG. Hij wordt vijfenzeventig en vindt de tijd aangebroken om zijn werkzaamheden als opleider te beëindigen. Van de Velden is meer een spreker dan een schrijver, en dit interview is een kans om nog wat van zijn gedachtegoed in geschreven woord te vangen. Gezien zijn vele verdiensten in de wereld van systeemtherapie en systeemdenken is hij al vaker gevraagd voor een interview in deze rubriek, maar hij was er huiverig voor. Wordt het wel opgeschreven zoals hij het bedoelt? Het is immers niet vanzelfsprekend dat je goed begrepen wordt! Uiteindelijk bleek hij te verleiden tot deze vertrouwenssprong.
Hij heeft natuurlijk nagedacht over wat hij wil zeggen en vangt aan met een verrassend statement. ‘Ik ben helemaal niet zo’n goede opleider.’ Pardon? De man die menig gehoor aan zijn lippen doet hangen, met zijn snelle gedachtesprongen en perspectiefwisselingen? ‘Nou, in die zin dat ik niet mensen iets leer, maar dat ik hoop dat mensen aan mij leren. Daar verschillen opleiders onderling wezenlijk in. Ik ben dus niet zo van de cursorische trainingsmodellen. Ik vraag opleidelingen met mij mee te denken, zoals ik ook met anderen mee heb mogen denken en mij heb mogen laten vormen. “Woon mijn denken op die manier tot op het bot uit”, dat is de boodschap aan mijn opleidelingen. En dat denken is natuurlijk niet alleen van mij, dat denken is van een veel groter collectief.’
Hij heeft erover gemijmerd hoe dat zo geworden is. Van de Velden groeide op in het dorp Dieren, tussen Veluwe en IJssel. Het gezin waarin hij opgroeide was niet erg stabiel. Moeders’ soms dubieuze keuzes en partners doordrongen de jonge Edu ervan dat hij niet te veel moest verwachten van het ouderlijk loket. ‘Je ziet weleens mensen die levenslang bezig blijven om nog in beeld te komen bij hun vader of moeder. Maar ik heb vrij vroeg al mijn eigen ‘vaders’ uitgekozen, wel een stuk of vijf, zes in de loop van de tijd. Het waren doorgaans vaders van vriendjes. Het was niet dat ik mij ergens in wurmde, maar meer dat het klikte. Ik denk dat ik een aardige, leuke jongen was, creatief en initiatiefrijk. En bij sommige vaders had ik de gewaarwording: “Hier ben ik thuis, in denken en in doen.” Ik leerde van die mannen, niet omdat ze mij iets leerden, maar door met hen op te trekken, hen te verstaan en te snappen, verschillend als ze waren.’
Zo was er de directeur-generaal van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid, het latere RIVM. ‘Spaander heette die. Dat was de vader van mijn vriend en klasgenoot, met wie ik kort in de eindklas op de hbs-b zat. Ik werd daar kind aan huis en vader Spaander was voor mij een hele interessante man. Dan zei hij: “Edu, kom naar mijn studeerkamer”, en dan legde hij wat voor. Een directeur-generaal van een Rijksinstituut hoefde mij natuurlijk niets voor te leggen, maar hij was geïnteresseerd in wat ik van iets vond en daar hadden we voor mij fantastische gesprekken over. De systeemtheoretische begrippen werden niet genoemd, maar het heeft zeker gevormd wat ik ben gaan denken.’
Die ‘vaders’ vormden hem niet alleen in het intellectuele domein. Van de Velden werkte lang daarvoor als jochie bij een andere vader in zijn drukkerij en moest een grote som geld op zijn fietsje naar de bank brengen. ‘Ik was verbaasd over het immense vertrouwen dat zo’n volwassen man mij schonk.’ Aan die ‘vaders’ trok van de Velden zich op en omdat ze zo uiteenlopend waren, kon hij uiteenlopende dingen van hen leren.
Van de Velden is van vlak na de oorlog (1948) en deels nog op de bon grootgebracht. Speelgoed was er nauwelijks. Het leven was niet rijk. Hij probeerde zijn eigen spulletjes bij elkaar te verdienen. Sprokkelde een Märklintrein bijeen. ‘Er was gewoon weinig. Maar daar heb ik nooit rancune over gehad. Zo had ik daar op zolder toch mijn emplacement. En was er dan een brand bij de lokale speelgoedwinkel, dan kocht ik uit de waterschade de goedkope bouwpakkethuisjes. Ik maakte zelf ook van hout en triplex van alles met een figuurzaagje. Ik was twaalf, en naar mijn idee reed dat treintje te snel. Dat was niet in verhouding. Ik wilde het qua tijd en ruimte passend maken. Dus ik probeerde de transformator zo laag mogelijk te zetten, maar dan bewoog het treintje niet meer. Ik kreeg het niet voor elkaar. Ik zat net op de hbs, wat voor het dorp waarin ik opgroeide al bijzonder was. Ik vertelde mijn probleem aan Schram, leraar natuurkunde, en dat vond die man geloof ik wel apart. Hij zei dat ik er een weerstand tussen moest doen en dat weerstandje regelde hij voor mij. En ja hoor, zo klopte de snelheid ten opzichte van mijn gebouwde omgeving precies. Dus in het gewoon met elkaar iets doen ontstond dan verbinding met zo’n man.’
Het zoeken naar balans en het slecht verdragen van sommige incongruenties zetten hem toen al aan om in een ander domein of andere context te zoeken naar hoe de incongruentie kon verdwijnen. ‘Het is vanuit systemisch perspectief goed te begrijpen, maar die boeken had ik toen natuurlijk nog niet gelezen. En toch ben ik altijd al op die manier bezig geweest. Sowieso bofte ik met goede leraren op die school. Met de leraar biologie gingen we ’s morgens om vier uur op pad, en dan leerden we op het kerkhof om de verschillende vogels te onderscheiden en hoe die zich onderling verhielden, dat soort van dingen. Om acht uur kregen we soep bij zijn vrouw (leerlingen kwamen uit diverse dorpen) en dan zaten we om negen uur in de klas. Zo’n soort hbs heb ik gehad. De docenten deden er zoveel omheen dat ik altijd met groot plezier naar school gegaan ben. Verschillende van mijn leraren werden later hoogleraar. Ik duid niet op status, maar op hun bevlogenheid die er toen al was. Voor mij was dat rijkdom. Waarmee ik niet wil suggereren dat ik een brave leerling was die altijd zijn huiswerk maakte.’ Mensen die op hun autoriteit stonden liet hij vaak maar praten. ‘Ja, dat ging een beetje zoals ze hier in Drenthe zeggen met al die vergunningen: “Je moet de ander het woord gunnen”… Dat is een fantastische strategie die ik veel heb gebruikt! Ik gun iedereen het woord. Iedereen krijgt gelijk van mij. Dat wil zeggen: vanuit het perspectief van die ander. Daarna is er het gesprek.
Ik nam van mijn leraren niet altijd aan dat ze gelijk hadden, maar ik was steeds nieuwsgierig naar hoe ze op hun stellingname kwamen. Dat klinkt misschien eigenwijs, maar ik was daar oprecht in geïnteresseerd. Misschien maakte mij dat voor die leraren ook wel tot een soms onmogelijke leerling, waar het toch aangenaam was om mee om te gaan.
Als opleider en supervisor heb ik vele anekdotes en voorbeelden. En mensen liepen soms wel een jaar met mij mee. Zagen dan alles wat ik deed. Voor de spiegel, achter de spiegel, bij mijn consulten. Dat is ook vormend. Dat is meer dan het trainen van vaardigheden. Dat kun je met een rijbewijs doen, maar dit vak is geen training van vaardigheden. Absoluut niet. Ons vak behelst veel meer dan dat. Ik heb dus moeite met die piramides van doelen en competenties van de NVRG of welk instituut voor ons vak dan ook. Krijg eerst het denken eens te pakken, dan komen die competenties daarna! Anders leren mensen een hoop technieken in het verkeer, maar weten ze niet hoe je een ongeluk voorkomt!
Ik kom uit een niet-academische familie. Ik ging vanuit die dorpsachtergrond studeren. Wist ik veel wat die studies waren. Ik had mij voor de oriëntatiedag opgegeven voor Nederlands, scheikunde en wiskunde. De optie sociale wetenschappen hadden we niet, maar dat ben ik uiteindelijk wel gaan doen. Ik ben misschien een echte bètajongen, maar ik was en ben ook dol op Nederlands. De taal is ook zo belangrijk voor ons vak! Als ik in therapieën spreek of als ik lesgeef, dan luistert de formulering heel nauw. De gekozen woorden en zinnen vormen het chirurgisch mes in ons vak. Dat is niet zomaar praten. En sommige dingen zeg je door ze niet zo te zeggen.’
Hij spreekt met liefde en respect over zijn moeder, die in alle turbulentie toch de constante factor bleef en het hoofd boven water hield, ook economisch in die magere jaren. ‘Mijn moeder hertrouwde later en we verhuisden naar het westen. Ik was vijftien. En we kwamen ineens tussen de oude adel en de rijke industriëlen te wonen. Ik kwam uit een dorp waar je de voordeur nooit gebruikt. Je loopt achterom en in de keuken roep je “Hé hallo!” En dan zeiden ze: “Ha, kom door!” En dat deed ik dus daar ook. Ik liep achterom en vroeg: “Is Kees er ook?” En zij keken en dachten: “Waar komt die knul ineens vandaan?” Eigenlijk had ik eerst moeten opbellen. Een cultuurshock! Al die wisselingen van culturen waarin ik heb geleefd hebben misschien ook wel lenigheid gegeven. Of je moet lenig zijn om in al die culturen te kunnen leven. Dat weet ik niet.’ Met een grijns: ‘Dat is een reciproque proces, zullen we maar zeggen.
Er wordt weleens gezegd dat een bepaalde casus complex is. En dat heeft de connotatie van moeilijk. Maar er is natuurlijk geen casus die niet complex is. Wat ik altijd gevonden heb van wetenschap en ambacht is het belang van het onderzoeken van de complexiteit. Complexiteit is iets anders dan moeilijk. Complexiteit is niet een aantal variabelen bij een verschijnsel, maar de interferentie van de variabelen die ertoe doen. Dat zie je bijvoorbeeld ook bij de wiskundige modellen rond de vorming van ijskristallen op een glasraam. Die ontwikkeling van die ijskristallen is een interferentie van de variabelen luchtvochtigheid, temperatuur, de ondergrond, enzovoort. Als je nieuwsgierig bent naar de interferentie van de variabelen die ertoe doen, ga je iets zien wat je anders niet ziet. Ga je de dingen anders verstaan. Pas als je nieuwsgierig bent naar die complexiteit kun je in ons vak hopen iets te begrijpen en samenhang te zien.’
Er bestaan verschillende opvattingen over het vak. ‘Mijn opvatting is dat wij geen problemen oplossen, dat we geen gedragsveranderingen nastreven, maar dat wij nadenken over welke positie iemand heeft in het stelsel van posities waarin ook de anderen posities hebben ingenomen. Als die stelsels van posities, patronen, narratieven niet meer kloppen, niet meer passen, net als de snelheid van mijn Märklintrein zich niet goed verhield tot de omgeving, is er een metaprobleem. Ik vind dat wij ons hebben te bemoeien met mensen rond die vraag hoe zij weer beweeglijk worden, in het hernemen of anders innemen van posities en denken. Als mensen dat doen is dat niet omdat wij dat regisseren, maar omdat wij ons zo met hen bemoeien dat zij zichzelf herpositioneren. En aangezien dan anderen zich niet niet kunnen herpositioneren als mensen dat doen, gebeurt er iets. Dat zijn doorgaans second order changes. Dan komen oplossingen voorhanden die voorheen niet gezien konden worden. Dan is het betrekkelijk in welke setting je de mensen spreekt. Of het nou een paar is, een individu, een familie, een team, een familiebedrijf met fiscalisten en notarissen die alles weten over geld maar zich niet weten te bemoeien met de problemen die in die familie spelen, of bestuurders in de zorg. Het is allemaal hetzelfde denken.
Veel problemen kunnen we herkennen als wat de strategen een gedateerde oplossing noemen. Die problemen zijn niet uit de lucht komen vallen, maar hebben ooit groot nut gehad of een goede oplossing gekend. Aangezien iets een goede oplossing leek te zijn houd je hem erin. Als er dan een incongruentie ontstaat met de tijd, de fase, de omstandigheid, enzovoort, dan is juist dat het probleem!’
Een kleine anekdote om dit te illustreren. ‘Ik werkte als jonge gezinstherapeut op de dagbehandeling. En daar was een knulletje van acht, zo’n terroristje waarvan je denkt, als die zeventien is, dan wordt dat wat! En zijn moeder had niet zoveel te vertellen. Ze vond hem ook nog een beetje zielig af en toe, terwijl een pedagogische tik misschien eerder op zijn plek was, maar goed. Er werd ingestoken op ouderbegeleiding en het pedagogisch repertoire. Of ik dat wilde doen. Ik dacht al: dat klopt niet, dat slaat nergens op. Het duurde wel anderhalve maand voordat die vrouw mij iets vertelde, een ontboezeming. Ze had vroeger een man gehad, de vader van dit gastje, en daar was ze toen heel erg verliefd op en andersom. Dat ging mooi totdat dat kindje geboren werd en die man pathologisch jaloers werd op dat ventje. Als het kind huilde of aandacht trok, werd vader link en kreeg het kind knallen. Dus moeder deed niets anders dan er een speen of snoep in stoppen. Stilhouden. Dempen, gelijk geven, enzovoort. Op een moment huilde dat kind boven en toen stoof vader daarnaartoe. Moeder rende erachteraan en kon zo het kind opvangen dat hij in het trapgat mikte. En toen dacht ze: “Nou moeten we maar uit elkaar gaan.” Maar die enorme verwenning bleef. Ik zei tegen haar: “U verwent uw kind tot op het bot, maar waarschijnlijk is hij daardoor blijven leven. Anders was hij mogelijk al dood geweest. Maar is dat op dit moment nog nodig? Hij loopt niet meer het risico dat hij toen liep.” Dat was de hele therapie. Ze had het begrepen. Ze pakte haar zoons kleren, deed ze ’s avonds in een plastic zak van de supermarkt en zei tegen hem: “Morgen doe je deze kleren aan voordat het busje komt en anders ga je zo in je onderbroek de bus in.” Dat manneke begreep iets. Die vrouw bleek dus pedagogisch tot heel veel in staat, maar ze zat cognitief nog in een oude structuur. Evenals dat manneke. Ik zeg het nu even in telegramstijl, maar over zulke incongruenties heb ik veel gelezen en nagedacht.’
De zon zakt. De kleur van het licht neigt van oranjegeel naar bruin. Het wordt al donker, koeler en vochtiger. We verlaten het terras. Uitgesproken zijn we niet, maar we stoppen wel. Voor dit moment. Wat een heerlijk gesprek was dit met deze mentale wervelwind! Spijtig dat de mentale wervelingen die in tweeënhalf uur gesprek voorbijkomen niet allemaal hun neerslag kunnen vinden in het bestek van dit verslag. De ‘broers en zusters’ die hij binnen en buiten het vak tegenkwam, de opkomst van het systeemdenken, de vakgroep Gezinsleer (UvA), de Interfacultaire Werkgroep Systeemtheorie, de tijd in de (kinder)psychiatrie, het Instituut voor Familiebedrijfskunde, de Swolsche School, de wereld van het Erfgoed, scheepsbouw en historie van de scheepvaart, de renovatie van zijn huis, zijn komende jaren, en zo meer. Maar misschien staat het belangrijkste erin: zijn plezier in het denken en hoe hij zijn geloof in de bevrijdende werking die het denken kan hebben heeft proberen over te brengen.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0924-3631
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden