Honingeter
Samenvatting
Tülin Erkan (2021). Pelckmans. 207 pp., € 20,00
ISBN 9789463105781
Toen de redactieraad aan mij (Cathy) vroeg het boek Honingeter van Tülin Erkan te recenseren, was mijn onmiddellijke reflex de recensie samen met mijn dochter te schrijven. Mijn dochter en zoon hebben een dubbele etniciteit. Ik ben zelf een witte Vlaamse vrouw. Mijn man, hun vader, is een zwarte man die opgroeide in Nigeria en rond zijn twintigste naar Europa emigreerde.
De auteur heeft een dubbele etniciteit, net als ik (Kemisola). Dat maakte me benieuwd naar haar ervaring van dit kruispunt aan identiteiten en hoe ze dit in haar roman verwerkt zou hebben. Op de achterkant treft mij onmiddellijk de volgende zin: ‘Wanneer mensen haar als half omschrijven, voelt ze zich vooral dubbel.’ Ik herken deze dubbelheid. Ik ben nooit helemaal, altijd slechts half. Daarnaast doet als half benoemd worden afbreuk aan de rijkdom en de complexiteit die mijn etniciteiten met zich meebrengen.
Een van de thema’s in het boek is het belang van taal om echt te verbinden. Mijn vader koos ervoor niet zijn eigen taal, Yoruba, met mij en mijn broer te spreken. Hij wou zo graag dat we ons thuis zouden voelen op de plek waar we opgroeiden en erbij konden horen. Hij wou niet dat het te lang zou duren vooraleer we (West-)Vlaams konden spreken. Dat we sowieso zouden moeten zoeken naar onze plek, als bruine kinderen met kroezelhaarin een overwegend witte context, liet hij buiten beschouwing. Nu ik jongvolwassen ben, merk ik sterk de nood om me via mijn vadertaal op een diepere laag te verbinden met mijn familie en kennissen in Nigeria.
Ik ben me sinds mijn puberteit erg bewust geworden van mijn eigen verlangen naar mijn familieverhaal en dubbele culturele achtergrond. Als je een stuk van je achtergrond niet kent, is het moeilijk je eigen identiteit ten volle vorm te geven. Door je geschiedenis niet te kennen, kun je er geen woorden aan geven. Het belang van het kennen van rituelen om je deel te voelen van een culturele context of erfenis is ook iets wat Erkan in haar roman verwerkt. ‘Soms gieten ze een hele emmer over een auto, lacht hij. Het idee is dat je een behouden reis hebt, en dat je je bestemming bereikt, zoals rivieren naar de zee. Terwijl ik de deur achter me dichttrek, besef ik dat ik het gebruik niet kende. Misschien vind ik daarom mijn bestemming niet. Misschien droog ik op vooraleer ik ander water vind’ (p. 128).
Het boek komt eerder moeizaam op gang. De hoofdpersonages zijn zoekend, verdwaald ieder vanuit en in hun eigen verhaal. Ook als lezer verdwaal je aanvankelijk een beetje. De voortgang van het verhaal, maar zeker ook de poëtische taal waarin Erkan schrijft, maakt nieuwsgierig naar zowel het individuele verhaal van elk van de drie hoofdpersonen in het boek als de groeiende interactie tussen hen. We hebben beiden meerdere zinnen aangeduid tijdens het lezen. Zinnen die ons raakten, uitdaagden om opnieuw te lezen, die zo mooi en meerlagig waren dat we ze wilden inkaderen als het ware.
Sibel, Wernicke en Ömer leven alle drie in hun eigen wereld. Ieder van hen raakte geïsoleerd en lijkt nabijheid en interactie met de ander om diverse redenen te schuwen. ‘Wanneer ik de roltrap afdaal en de muziek van de bar wegebt, vraag ik me af waarom ik iedereen altijd ver genoeg weghoud, waarom mijn grenzen nog eens extra bufferzones hebben, ik van mijn lichaam een niemandsland maakte’ (p. 132).
Ieder is op een andere manier de verbale taal verloren. ‘Wat als we allebei onze woorden verliezen? Ik verder in klank en Wernicke in betekenis. Zouden we dan uiteindelijk als twee acteurs in een stille film voortspelen?’ (p. 116)
Wernicke en Sibel begrijpen elkaar op een ander niveau. Naar mijn aanvoelen en eigen ervaring voelen ze zich met elkaar verbonden in de gemeenschappelijke ervaring van het anders zijn. Sinds ik in Brussel studeer, ontmoet ik vaker mensen die zelf op diverse kruispuntidentiteiten zitten. Met hen voel ik een diepere connectie.
Deze bijzondere individuele realiteit lijkt de hoofdpersonages op een gegeven moment in verbinding te brengen met elkaar. Het boek beschrijft de zoektocht naar zichzelf en de moeizame zoektocht naar het ontmoeten van de ander. Ze hebben de ontmoeting met de ander nodig om (terug) in contact te komen met essentiële stukken van zichzelf.
Sibel is een jongvolwassen vrouw, dochter van een Belgische moeder en Turkse vader. Ze verblijft al een hele tijd op de luchthaven van Istanbul en mist telkens haar vlucht naar Brussel. Ze is letterlijk en figuurlijk in transit. Wernicke blijkt een piloot in ruste te zijn. Zijn naam verraadt de reden van zijn inactiviteit. Ömer is een bewakingsagent die ooit als mijnwerker heeft gewerkt in België. Daar trouwde hij een vrouw en samen kregen ze een dochter. ‘Tot mijn vrouw en ik elkaars taal helemaal verleerden, tot de laatste letter’ (p. 78). Zijn pijn en gemis doen hem verlangen naar connectie, maar hij houdt tegelijkertijd veilige afstand. Van achter zijn bewakingsschermen fantaseert hij over wat was en had kunnen zijn. ‘Toch kan ik na al die jaren zeggen dat het gevoel dat ze me vergat beter is dan de schaamte die ik sindsdien met me meedraag’ (p. 79).
Erkan neemt ons mee in een complex samenspel tussen vergeten en herinneren, afscheid nemen en pogen te verbinden. De personages zijn enerzijds rusteloos op zoek en tegelijkertijd lijken ze ook te berusten in wat is. De auteur doet je als lezer reflecteren over deze thema’s. ‘En dat is exact wat afscheid nemen is: niet meer omkijken.’ (p. 96). ‘Soms moet je beseffen dat het tijd is om naar huis te gaan, Sibel. En dat je om afscheid te nemen geen woorden nodig hebt’ (p. 202).
Wij voelen beiden dat afscheid nemen net het verbinden is met wat was, en dus is omkijken een noodzakelijke stap in het verdergaan. En inderdaad, daar zijn niet altijd woorden voor nodig. ‘Soms wou ik dat Wernicke en ik dieren waren die niet hoefden te praten. We zouden naar elkaar fluiten, grommen, kwaken, ultrasoon onder water zingen, ons verenkleed doen uitwaaieren in de meest bonte kleuren’ (p. 193).
Een cultuur, een land, een etniciteit is veel meer dan de taal. Het begrijpen en begrepen worden zit hem in de ontmoeting, daarvoor is de verbale taal slechts één ingang. ‘En hoe ik behalve de taal zoveel dingen in België niet begrijp: de mensen, het landschap, het weer. Tot ik een vrouw ontmoette die mij de taal aanleerde en me het weer, het landschap, en de mensen deed vergeten’ (p. 77).
Deze roman past naar mijn aanvoelen zeer mooi in de dialogische traditie. Zoals Hillewaere en Mous het beschreven in hun artikel (Hillewaere & Mous, 2017, p. 263): ‘De “ideale dialoog” bestaat niet, in samenwerking ontstaat een spanningsveld tussen aansluiten bij de ander en weer verdergaan in de dialoog. (…) De context waarbinnen iets gezegd wordt, is belangrijk, dialogische systeemtherapeuten sluiten daarmee goed aan bij het werk van Bateson: “zonder context hebben woorden en acties geen enkele betekenis”. (.) In dialoog nodigt iedere uitspraak de ander uit tot een respons.’
Hoe ik ook meegezogen werd in het verhaal, het einde blijft open. Over Sibels geschiedenis komen we weinig te weten, slechts flarden flashbacks. Haar zoeken en moeilijk vinden blijven overeind.
Literatuur
- Hillewaere, B., & Mous, J. (2017). Creativiteit en doelgerichtheid in dialogische systeemtherapieën. Systeemtherapie, 29(4), 260-277.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0924-3631
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden