Narrative psychiatry and family collaborations
Samenvatting
Nina Tejs Jørring, June Alexander & David Epston (2022). Routledge. 232 pp., £ 42,28
ISBN 9780367774844
Tijdens een inspiratiemiddag in de ggz mocht ik een verhaal brengen over het gebruik van narratieve brieven. Ik las eigen brieven voor en deelde de ideeën die ik had opgedaan na het lezen van het hoofdstuk in Narrative psychiatry and family collaborations over het schrijven van therapeutische brieven. Het hoofdstuk inspireerde mij (opnieuw) om consequenter na sessies mijn aantekeningen te delen in de vorm van een brief. Daarbij probeer ik zoveel mogelijk bij de woorden van de cliënten te blijven en voeg een metafoor of reflectieve vragen toe. Het gaat dan om narratieve en collaboratieve praktijken, geïnspireerd door Michael White, David Epston en William Madsen.
Deze praktijken worden uitgewerkt in het boek dat ik mocht recenseren. De titel van het boek maakte me in eerste instantie nieuwsgierig en hoopvol, narrative psychiatry, waarbij ‘narratief’ niet gekoppeld wordt aan (systeem)therapie, maar aan psychiatrie. Wat zal dat voor nieuws brengen? Het blijkt echter niet te gaan om een andere blik op narratief werken, zoals ik aanvankelijk dacht. Wel gaat het om narratief werken in een psychiatrische behandelcontext in samenwerking met de betrokken familie.
Het boek is ontstaan uit een zoektocht naar een behandeling die gebaseerd is op narratieve gezinstherapie, om families te helpen die worstelen met dusdanig complexe psychiatrische problemen dat reguliere behandeling vaak niet voldoet. Nina Tejs Jørring is kinder- en jeugdpsychiater en schrijft de inspiratie bij haar rijkdom aan ervaring toe aan William Madsen (2007) en David Epston, samen met Michael White (1990), grondlegger van de narratieve therapie. Daarbij heeft David Epston letterlijk meegeschreven aan hoofdstukken in dit boek. June Alexander is als tweede auteur een ervaringsdeskundige gepromoveerd in creative writing.
Problemen kunnen in de psychiatrie begrepen worden door te kijken vanuit het biopsychosociale model. Maar dit model geeft volgens de auteur geen antwoord op de vraag hoe je problemen kunt adresseren. Is het individueel of relationeel? Zij pleit ervoor de nadruk te leggen op de relatie die het gezin heeft tot de problemen, en ze baseert zich hiervoor op het sociaal constructionisme. In het sociaal constructionisme wordt ervan uitgegaan dat hoe wij de wereld bekijken voor een groot deel afhangt van hoe we de wereld benaderen. Onze benadering van de wereld hangt vervolgens weer samen met de sociale relaties waar wij een onderdeel van zijn (Gergen, 2009, vertaling TH).
De auteur beschrijft een behandelmodel dat ze collaborative family therapy (cft) noemt, aan de hand van verhalen die bij de diverse bouwstenen van het model horen. Ze combineert narratieve therapie en het biopsychosociale model. De ingang voor het model is de samenwerkingsrelatie met de familie, waarbij duidelijk wordt opgeschoven van een individuele blik op problematiek naar een systemische zienswijze: als een persoon in een familie lijdt, lijdt immers iedereen in de familie.
Daarnaast is er veel aandacht voor samenwerkingen, met de familie, met de collega’s, met andere hulpverleners of belangrijke anderen. Mattering, van oorsprong met de betekenis ‘ertoe doen’, maar in deze context interactief gebruikt als ‘het toekennen van waarde’, is daarbij een belangrijke ingang. Mattering is door William Madsen onder andere op het NDC2-congres in 2019 beschreven als het zodanig benaderen van mensen dat zij zich gezien en gehoord voelen en de ervaring opdoen dat ze invloed hebben en ergens bij horen (Robbemond & Kroon, 2019). Met deze therapeutische houding wordt iedereen in de behandelcontext van cft betrokken en benaderd.
In het schrijven van het boek zelf heeft de auteur het idee van mattering ook meegenomen, onder andere door de families van wie de verhalen beschreven worden, expliciet uit te nodigen de teksten te lezen en te becommentariëren.
Deze ervaringsnabije wijze van werken is voelbaar door het hele boek. Het leest prettig, ogenschijnlijk gemakkelijk en licht van toon, en de verhalen zijn geschreven met respect en betrokkenheid. De auteur nodigt de lezers uit om hun beste versie van hun professionele zelf te worden. Ze beschrijft concreet hoe ze bepaalde praktijken aanpakt. Dat is prettig om te lezen, omdat het onze rugzak verder vult of ons herinnert aan eerder ingepakte zaken. Het zijn niet per se nieuwe praktijken, maar er weer aan herinnerd worden en dat lezen in de context van een behandeling, dus met uitkomsten en reacties erbij, is inspirerend.
De structuur of keuzes met betrekking tot de opbouw van het boek zijn me in eerste instantie niet helemaal duidelijk. Het model, zoals dit helder is beschreven in de inleiding en later in de bijlage, vind ik niet even helder terug in de rest van het boek. Wat betreft opbouw en theorie vind ik het boek minder geslaagd.
Het is wel een boek waarin de ontwikkelingen in de narratieve therapie samenkomen. Het ordent de al langer bestaande ideeën rondom de diverse maps van Michael White. Daarbij heeft deze auteur kaarten geconstrueerd die helpend kunnen zijn om vorm te geven aan therapeutisch onderzoek naar verwaarloosde aspecten in het leven van cliënten, waardoor ze beter kunnen omgaan met problemen in hun leven en meer kunnen leven volgens hun waarden (White, 2007). Ook recentere praktijken zoals het Wonderfulness-interview van David Epston en het idee van mattering van William Madsen worden uitgewerkt. In het Wonderfulness-interview wordt expliciet onderzoek gedaan naar de vele kwaliteiten en vaardigheden die iemand heeft (Marsten et al., 2016).
De behandelhandleiding van ‘collaborative family therapy’ is als bijlage aan het boek toegevoegd. Hierin wordt de structuur van de methode duidelijk neergezet. In eerste instantie zijn er de fase van de verwijzing en de fase van verheldering. Daarin wordt de context van de behandeling duidelijk neergezet. Hierin is ook de wijze van werken zoals Bill Madsen die ons geleerd heeft met zijn samenwerkingsgerichte houding duidelijk voelbaar. Deze fase eindigt met een behandelplan waarin doelen, hoop en visies meegenomen worden. Daarna start de eigenlijke behandelfase, waarbij na elke vijf gesprekken een co-evaluatiegesprek wordt gepland, om te kijken of de behandeling aansluit. Op die manier ontstaat een actieve samenwerking met het gezin en het netwerk rondom het gezin. De eindfase gaat over evaluatie van de behandeling, waarin ook het gezin wordt gevraagd het behandelteam te adviseren met betrekking tot praktijken in de toekomst. Gedurende de hele behandeling is er regelmatig intercollegiaal overleg, waarbij naast de betrokken behandelaren die met het gezin samenwerken, ook andere teamleden reflecteren op het werk.
Als deze handleiding aan het begin van het boek uitgebreid aan bod was gekomen en vervolgens ook als leidraad had gediend voor de opbouw van het boek, had ik het helderder in zijn opzet gevonden. Met de handleiding erbij wordt het immers een praktischer en samenhangend geheel. Het boek is gericht op de klinische praktijk en hoe we daarin samenwerkingsgericht en narratief kunnen werken.
Literatuur
- Gergen, K.J. (2009). An invitation to social constructionism (2nd ed.). Sage Publications.
- Madsen, W.C. (2007). Collaborative therapy with multi-stressed families (2nd ed.). The Guilford Press.
- Marsten, D., Epston, D., & Markham, L. (2016). Narrative therapy in Wonderland – Connecting with children’s imaginative know-how. W.W. Norton & Company.
- Robbemond, J., & Kroon, W. (2019). Crossing Borders, linking lives – Fifth European+ Conference of Narrative Therapy and Community Work georganiseerd door NDC2. Systeemtherapie, 31(4), 262-265.
- White, M. (2007). Maps of narrative practice. W.W. Norton & co.
- White, M., & Epston, D. (1990). Narrative means to therapeutic ends. W.W. Norton & co.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0924-3631
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden