Maniërisme in systeempsychotherapie – Reflecties over creativiteit, inspiratie en afwijking
Samenvatting
Peter Lenaerts, Suzan Langenberg & Jan Olthof (2023). Gompel & Svacina, 147 pp., € 28,00
ISBN 9789463714419
Dit welgekomen boek is niet door de eerste de beste auteurs geschreven. Alle drie hebben ze een uitgebreid palmares aan werkervaring en opleiding genoten. Zo is Peter Lenaerts werkzaam als systeempsychotherapeut, opleider en supervisor in een privépraktijk, na een carrière in de geïnstitutionaliseerde geestelijke gezondheidszorg en psychiatrie. Op het omslag van het boek staat vermeld dat Suzan Langenberg een doctoraat behaalde aan de Radboud Universiteit te Nijmegen op het onderzoek Kritiek als des-organisatie – Bedrijfsethiek en
waarheidspreken (2008). Met een achtergrond in onder meer de filosofie, bemiddeling en relatietherapie, richt ze zich de laatste tien jaar op het ondersteunen van publieke en private organisaties in het implementeren van een integriteitsbeleid gekoppeld aan ethisch leiderschap. Jan Olthof staat aan de wieg van de School voor Systemische Opleidingen en heeft als psychotherapeut, supervisor en opleider ruime ervaring in de geestelijke gezondheidszorg.
De auteurs openen het boek met een aantal vragen over creativiteit. Welke ruimte krijgt creativiteit en hoe kan deze gemaakt worden in een psychotherapeutische context? Hierbij vonden ze inspiratie bij het maniërisme. Deze kunststroming uit de zestiende eeuw vormt de centrale metafoor, waarrond ze hun reflecties spinnen over de voorbije evoluties en toekomstige ontwikkelingen binnen het veld van de psychotherapeutische hulpverlening. Hoopvol doch kritisch beschouwen de auteurs de impact op de praktijk van onder meer de vermarketing van de zorg, de administratieve regelgevingen en het uniformiseren van psychotherapeutische processen in protocollaire behandelingen. Tegelijk stellen ze de keerzijde van de huidige organisatie van de geestelijke gezondheidzorg aan de kaak. De huidige meet- en weetdrang in het streven naar perfectie en controleerbaarheid wordt uitgedaagd. Om terug te keren naar de kunsten: waar de hoogrenaissance streeft naar perfectie, brengt het maniërisme daar een kwinkslag, een knipoog in aan. Het verschil en de imperfectie van het kunstwerk dragen net bij tot schoonheid. De auteurs nodigen de lezer uit deze speelmarge op te zoeken. Vanuit een ethische houding moedigen ze ons aan de creatieve ruimte te betreden om, buiten de gekende kaders, cliënten in hun hulpvraag te mogen en kunnen begeleiden.
Onderhoudend en speels maken de auteurs uitstapjes naar de filosofie, beelden schilderkunst, literatuur en poëzie, muziek, architectuur en zelfs de metafysica. Het inspiratiedomein voor de psychotherapeut lijkt haast (is?) onuitputtelijk. Als systeempsychotherapeuten zijn we bij uitstek gevormd in het overschouwen van en rekening houden met bredere maatschappelijke discourses en culturele praktijken.
Dit meanderen langs verschillende andere kennis- en kundevelden liet mij als lezer toe de psychotherapeutische praktijk gevoelsmatig in te bedden in een ruimere maatschappelijk-culturele context. Tegelijkertijd echter, ervaarde ik als dertiger ook een generatiekloof met de linken die de auteurs weten te leggen. Wellicht heeft dit te maken met de mindere mate van vertrouwdheid met de door de auteurs aangehaalde referenties. Ik ben bijvoorbeeld niet zo thuis in de kunstgeschiedenis. Daarentegen zie ik voor mezelf wel parallellen met de term, theorie (en in feite zelfs het werkwoord) queer(en). Ook hierbij gaat het, algemeen gesproken, om het in vraag stellen van gekende kaders en het denken in allerhande (meet- en verklaarbare) hokjes. Wat de creatieve inslag betreft, deze had dan weer wat meer uitgewerkt mogen worden. Hoewel inspirerend, kwamen de praktijkvoorbeelden voor mij niet als verrassend of vernieuwend over. Voor collega’s die echter minder thuis zijn in het gebruik van creatieve methodieken en/of het speels insteken van therapiesessies, vormen de praktijkvoorbeelden wellicht wel een mooie illustratie van hoe het ook kan.
Klassiek gesproken wordt psychotherapie snel opgevat als verbale therapie. Het zou echter een misvatting zijn om het verbaal-talige de facto als niet-creatief te beschouwen. De verwijzingen naar onder meer poëzie, het spelen met woorden en gebruik van metaforen, maken duidelijk dat ook het gesproken woord creatief kan worden aangewend. Wie het spannend vindt om het niet-verbaal speelse en het creatief samen doen in de praktijk te brengen, kan misschien vertrouwen putten uit de kwaliteit van de therapeutische relatie. Wanneer deze sterk genoeg is, is er vaak ruimte om iets anders te kunnen, mogen en durven doen. Net als een maniërist is het aan de therapeut het onverwachte toe te laten, zijsporen van de gekende paden te verkennen en buiten de protocollaire kaders te kleuren. Waar het maniërisme de centrale metafoor vormt voor het boek, vormt de alliantie tussen de hulpverlener en het cliëntsysteem de rode draad. Filosofische beschouwingen nodigen uit om de therapeutische relatie te beschouwen als een grensobject, en de therapeutische ruimte als een ruimte uit evenwicht. In dergelijk contact worden herpositioneren en nieuwe betekenisverlening mogelijk. De marges van het nog niet gekende kunnen zo zichtbaar worden. Dit kan leiden tot het verder exploreren van een meer leef- en werkbare verhouding ten aanzien van de ervaren moeilijkheden. Respect voor de ervaringsdeskundigheid van het cliëntsysteem, samenwerking en dialoog vormen hierbij enkele kernwaarden.
Ik was best enthousiast het boek te recenseren na het lezen van de korte inhoud. Het kent een mooie vormgeving, leest vlot en de negen hoofdstukken zijn behapbaar. Alle auteurs doen een eigen bijdrage, de een al meer dan de ander. Hoewel dit geen afbreuk doet aan de evenwichtige opbouw van het pleidooi, valt er wel een verschillende schrijfstijl op te merken. De hoofdstukken worden onderbroken, afgerond, en aan elkaar geweven met verschillende interludiums. In deze interludiums geven de auteurs een blik achter de schermen en delen ze stukjes van hun eigen interne dialoog. Zo nemen de auteurs de lezer mee in hun terug- en vooruitblikken op de eigen loopbaan en evolutie in het vakgebied. Deze subjectieve beschouwingen overheen tijd en context, laten ons toe om stil te staan bij onze eigen werkervaringen, eventuele beslommeringen en/of hoopvolle vooruitzichten. Niettegenstaande de auteurs daar wel aan raken, had een intersectionele reflectie over hun eigen gesitueerd-zijn explicieter aan bod mogen komen in hun persoonlijke reflecties.
In hun wensen en hoop voor de psychotherapeutische praktijk delen de auteurs hun bezorgdheid over hoe de institutionalisering de (spel- en reflectie)ruimte voor de hulpverlener inperkt. Hun reflecties nodigen uit tot verder nadenken. Ik tracht hun kritische beschouwingen te begrijpen als een lofzang over de liefde voor het vak. Bovenal lees ik er een hoopvol pleidooi in ten aanzien van beleidsmakers om hulpverleners (in de brede betekenis van het woord) niet enkel in barre tijden met applaus te onthalen. Kwaliteitsvolle hulpverlening vereist, naast het ter beschikking stellen van middelen, erkenning voor de persoon van de zorgvrager. Ook hieraan draagt het boek zijn steentje bij.
De meerwaarde van dit boek ligt voor mij in eerste instantie in de uitnodiging om stil te staan bij de eigen positionering van de hulpverlener en het verkennen van de grenzen van de eigen comfortzone. Wie pasklare methodieken zoekt om met cliëntsystemen aan de slag te gaan, of antwoorden hoopt te vinden op de vraag hoe het met ons vakgebied verder moet, komt mogelijks van een kale reis terug. Wie daarentegen de bedenkingen van de auteurs kan meenemen als inspiratie om de eigen praktijk te ‘maniëreren’, te queeren, kan zich verheugen op het betreden van een verrassend speelterrein.
Literatuur
- Langenberg, S. (2008). Kritiek als des-organisatie – Bedrijfsethiek en waarheidspreken. Garant.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0924-3631
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden