Context, tijd en ruimte — Interview met Hans Bom over zien en verstaan in zijn werk
Samenvatting
Hans Bom is als systeemtherapeut, klinisch psycholoog en kinder- en jeugdpsycholoog werkzaam in het Lorentzhuis. Hij is supervisor en opleider voor de NVRG. Daarnaast werkt hij als consulent (systeemtherapeut) voor het Centrum voor Consultatie en Expertise (CCE). Het CCE kan ingeschakeld worden wanneer mensen die langdurig complexe zorg nodig hebben in een uitzichtloze situatie dreigen te raken waarbij de kwaliteit van bestaan ernstig onder druk staat. Met 34 jaar werkervaring heeft Bom een rijke deskundigheid opgebouwd als (systeem)therapeut, leidinggevende, onderzoeker en auteur. Ook was hij een pionier op het gebied van systemisch werken met cliënten met een verstandelijke beperking. In 1999 promoveerde Bom met collega Cor de Bode op een door hen ontwikkelde systeemgerichte methodiek in het werken met deze doelgroep (De Bode & Bom, 1999), en hij was de eerste die in een artikel systemisch kijken en behandelen bij conflicten rond verstandelijk gehandicapte mensen met autisme beschreef (Bom, 2002). Wij zijn benieuwd welke waarden in ons vak voor Bom belangrijk zijn; wie inspireerden hem en wat betekende dat voor zijn eigen ontwikkeling? Wat wil hij daarvan doorgeven? Ook zijn wij geïnteresseerd in zijn ervaringen bij het CCE, een organisatie die onder systeemtherapeuten minder bekend is. We ontmoeten Bom op een middag in april. Hij ontvangt ons in zijn therapieruimte in het prachtige herenhuis in Haarlem waar het Lorentzhuis gevestigd is.
In het leidinggeven en zijn werk als therapeut en als onderzoeker is zijn interesse voor de individu in diens context de rode draad. Bom vindt het van belang om steeds eerst en vooral zorg te dragen voor een goede context waarin ontplooiing mogelijk is. Maar ook maatschappelijk is Bom altijd geëngageerd geweest. Dat ligt geworteld in zijn eigen achtergrond.
Bom komt uit een Brabants protestants boerengezin. ‘Geef om je medemens’, ‘wie goed doet, goed ontmoet’ en ‘wie niet werkt, zal niet eten’ zijn waarden die hij meekreeg. Bij het praten over het creëren van een heldere context voor ontplooiing moet hij denken aan hoe hij met zijn vader iedere zondag over het land liep om te zien wat er op maandag moest gebeuren. Als het land goed bewerkt wordt, kunnen de gewassen groeien.
Van zijn sociaal betrokken ouders heeft hij ook het maatschappelijk engagement. De overgang van de plattelandscultuur naar de idealistische en politieke studentencultuur van de jaren zeventig was groot. Tijdens zijn studententijd was hij politiek actief en wilde hij zich er vooral voor inzetten dat mensen beter met elkaar zouden kunnen samenleven. In die roerige tijd gingen discussies over het belang van het individu aan de ene kant en het belang van een rechtvaardige samenleving (systeem) aan de andere kant. Zijn studiekeuze zou je met wat ironie een calvinistische boetedoening kunnen noemen. Hij verbond met die keuze de sociale waarden van zijn achtergrond met een eigentijds idealisme.
Bom neemt ons in het gesprek mee langs een aantal mensen die van invloed zijn of zijn geweest op zijn ontwikkeling als systeemtherapeut. ‘In mijn werk’, zegt hij, ‘hoor ik ook regelmatig de stemmen van Cor de Bode, Frans Boeckhorst, Tim Zwaan, Erica Siegers, Justine van Lawick, Peter Rober en Eliane Wiebenga.’ Bom vertelt genuanceerd, wat ook blijkt als hij in één adem zegt daarmee natuurlijk ook anderen die hem gevormd hebben te kort te zullen doen. Aan de hand van zijn inspiratoren vertelt hij over wat hij belangrijk vindt in zijn werk.
Zijn psychologische wortels bevinden zich in de fenomenologie. Bom is als student aan de Universiteit Utrecht afgestudeerd bij Jan Hendrik van den Berg, Nederlands arts-psychiater, hoogleraar in de pastorale psychologie en in de fenomenologische methode en conflictpsychologie. Er verschijnt een lach op zijn gezicht als hij vertelt hoe hij hiervan genoten heeft. Bij Van den Berg heeft Bom zich verdiept in de metabletica, de leer van verandering. ‘Ik ben iemand die meer geschikt is voor concepten dan voor technieken. Dat vinden mensen soms best lastig, die vinden mij dan heel filosofisch.’
Dat Bom meer van concepten dan van de technieken is, wil niet zeggen dat hij vooral cognitief werkt. ‘Therapie is juist geen cognitief proces. Je zit er als heel mens en ik doe dat intens.’ Hij kan ontroerd raken in therapieën, als mens onder de mensen. Niet met zijn hele wezen aanwezig zijn, dat kan en wil hij niet.
Concepten bieden hem — meer dan methodieken of interventies — een zekere vrijheid. Vanuit een concept kun je je handelen aanpassen aan de specifieke situatie die zich voordoet. Bovendien zie je met een concept meer dan met een techniek wat wezenlijk is en wat niet. Zo zijn de concepten ‘ruimte’ en ‘tijd’ ontzettend belangrijk voor Bom. Problemen of moeilijkheden die mensen in hun leven ervaren, zijn slechts te begrijpen in de ruimte en tijd, in hun context. In zijn therapie maakt hij ook ruimte en gaat hij niet naar oplossingen alvorens de context begrepen is. Dat doet hij door te vertragen en te vragen naar ‘waar’ en ‘wanneer’ en ‘wat toen’.
het in de therapie creëren van een gezamenlijke visie op de werkelijkheid. Als therapeut worden we daarmee ook onderdeel van het systeem. Van Boeckhorst leerde Bom te kijken naar interactiepatronen door niet te snel te reageren, aandachtig in het hier en nu en bij de ervaring te blijven en niet te oordelen. Bom betreurt dat in opleidingen tegenwoordig weinig geleerd wordt om bij de vraag ‘wat gebeurt er nu?’ te blijven. Zonder te psychologiseren of te oordelen. De visie van Bom op oordelen en niet oordelen komt ook voort uit de fenomenologie. Het denken of de ervaring is altijd gericht en nooit helemaal vrij van oordeel. Hij vertelt hoe iedereen oordelen heeft vanuit de waarden die hij vanuit zijn eigen achtergrond en opvoeding heeft meegekregen. Niet oordelen kan niet, wel terughoudend zijn in je oordeel. ‘Natuurlijk heb ik oordelen, ik ben ook mens, maar ik probeer niet te oordelen over wat mensen ervaren of voelen.’ Bom is het niet eens met Michael White die beweerde ‘er is geen theorie’. Dat is een theorie. Bom zit meer aan de kant van zo weinig mogelijk interpreteren. ‘Maar we zijn niet neutraal en not-knowing, dat is onzin.’
Bom zoekt in zijn werk altijd naar de beweegredenen van waaruit gezinsleden, in hun specifieke situatie, handelen. Het is niet zijn stijl om in te vullen wat anderen ervaren en hij stelt daarom veel open vragen en vraagt gedragssequenties secuur uit. Sommige methodieken liggen hem daarom minder, zoals bijvoorbeeld emotionally focused therapy, waarin volgens hem het uitspreken van de interpretatie door de therapeut juist een belangrijke interventie is.
Het vak van systeemtherapie heeft Bom geleerd van Cor de Bode en van Erica Siegers. Met De Bode heeft hij verscheidene boeken geschreven en is hij gepromoveerd. Met Siegers heeft hij lange tijd samengewerkt.
Vooral in zijn professie is hij gevormd door De Bode, vertelt hij. De Bode kon ontzettend goed circulariteit blijven zien, ook bij heftige psychiatrische problematiek. Hij probeerde problemen te begrijpen vanuit de dynamiek, zonder beschuldigen, en creëerde altijd binding met cliënten. Bom leerde eveneens van De Bode dat je niet louter observerend en met afstand kunt kijken naar een systeem. Behandelaars maken altijd onderdeel uit van het systeem van de cliënt. De Bode had een strategischstructurele invalshoek waar Bom in zijn vak mede door gevormd is. Nadenken over strategie heeft iets besmets, gezien de geschiedenis van het strategisch denken en werken. Het plannen van therapie en het hebben van een therapeutische lijn, inclusief een behandelplan en een heldere organisatiestructuur, vindt Bom echter heel belangrijk, eigenlijk zoals zijn vader ook vooruitzag als hij op zondag over zijn akker liep. Je kiest intuïtief of bewust voor vragen, woorden, opmerkingen. Dat moet je ook zien als strategische interventies. ‘Je komt nergens als je niet een stip aan de horizon hebt.’ Die noodzakelijke stip hoeft niet glashelder te zijn en wordt bepaald door de cliënten zelf, plus je eigen ethiek.
Van Siegers leerde hij hoe je ethiek en therapeutisch koershouden kan combineren. Met haar zocht hij naar woorden om de attitude van de systeemtherapeut te karakteriseren en hoe therapeut-zijn en mens-zijn zich tot elkaar verhouden. Met haar volgde hij een van de eerste workshops van Peter Rober.
Deze thematiek vormt ook de verbinding die Bom heeft met het geweldloos verzet. Collega Herman Delpeut en hij hoorden Haim Omer in Berlijn. Zij waren gegrepen door de thematiek, maar ook door de houding en uitstraling van Omer. Leuk van het Lorentzhuis is, en dat is zeker ook de verdienste van Justine van Lawick, dat de drempel om een initiatief te nemen laag is. Omer werd dus uitgenodigd en kwam naar Nederland. Eliane Wiebenga en hij werden in het Lorentzhuis de trekkers van het project ‘Geweldloos verzet en verbindend gezag’.
Hij vertelt hoe hij bij Omer ervoer dat er taal werd gegeven aan wat Bom belangrijk vindt in zijn therapeutische attitude. Bom is present als therapeut. Hij durft stelling te nemen daar waar het gaat om grenzen die overschreden worden, zoals bij slaan of met geweld afdwingen. Hij is als therapeut bezig met wat toelaatbaar of leefbaar is en wat niet. Dus met de grenzen van het (samen)leven en niet zozeer met wat zich binnen die grenzen afspeelt.
Het boek The psychology of demonization (Alon & Omer, 2005) heeft Bom taal geboden voor de concepten waarmee hij al langere tijd werkte. De beschrijving van de demonic view en de tragic view hielpen hem beter te begrijpen waarom het zo belangrijk is om als therapeut onmacht en ellende te kunnen verdragen. De demonic view gaat over de manier van denken die leidt tot stigmatisering en groepsvorming in termen van ‘wij’ tegenover ‘zij’. De tragic view gaat over de illusie van controle. ‘Uit onmacht worden heel veel acties geboren die zinloos zijn.’ Daarom vindt Bom het kunnen verdragen van onmacht, ellende en onvolkomenheden een belangrijke kwaliteit in de therapeutische houding. Als therapeut kun je vaak alleen maar naast een cliënt staan en samen met hem of haar ruimte creëren waarbinnen de cliënt kan leven.
Zowel op microniveau als macroniveau wil Bom niet meewerken aan de illusie van controle. Hierover verder pratend vertelt hij over een inspirerend boek, De fatale staat van Frissen (2013) dat hij recent gelezen heeft. Het handelt over de neiging van de politiek om steeds in te grijpen. Wanneer er een misstand is, wordt er geroepen: hoe heeft het kunnen gebeuren? Hoe had het voorkomen kunnen worden? Dit mag nooit meer gebeuren! Dan volgen protocollen, regels en controle. Protocollen zijn overigens zeker niet alleen slecht, nuanceert Hans Bom, want we varen wel bij een goed georganiseerd land, maar het slaat wel door. Als therapeuten hebben we daarom dus een belangrijke rol en verantwoordelijkheid in het verdragen van onmacht en onvolkomenheden in de therapie en ook in de bredere context, zoals de organisatie van de ggz.
Zo raken we in gesprek over zijn werk als consulent bij het CCE. Ook hier krijgt Bom te maken met dit verdragen van onmacht. Bom wordt vaak ingeschakeld als consulent wanneer een cliënt of diens systeem vastloopt in de hulpverlening of wanneer hulpverlening vastloopt met een cliënt, kortom als er een impasse is ontstaan.
Bom vertelt dat cliënten met autisme de grootste groep vormen onder de aanvragen voor een CCE-consultatie. Zij kunnen zowel normaal begaafd als verstandelijk gehandicapt zijn en wonen voornamelijk in intramurale afdelingen van de ggz of in de zorg voor verstandelijk gehandicapten. Cliënten met autisme komen makkelijker in een impasse terecht doordat zij moeite hebben met verandering en daarop met veel emotie kunnen reageren. Deze emoties kunnen zij zelf vaak niet begrijpen, maar ook voor de omgeving zijn ze moeilijk te begrijpen en begeleiden. Regelmatig zijn forse gedragsproblemen het gevolg, zoals agressie, weglopen of automutilatie.
Een ander probleem dat Bom vaak tegenkomt bij consultaties is een symbiose tussen een ouder en kind. Hierdoor kan de samenwerking tussen zorginstelling, cliënt en ouders onder druk komen te staan. Bom noemt het een noodzakelijke en begrijpelijke symbiose, daar deze cliënten niet goed met veranderingen kunnen omgaan en anderen — ouders — nodig hebben. Ouders komen hiermee tegemoet aan de behoefte van hun kind. Hij is er echter ook in deze situaties voorstander van dat de ouders in de adolescentiefase het zelfstandigheidsconflict aangaan. Zijn ervaring leert dat wanneer de symbiose voortduurt tot de leeftijd van dertig jaar, het erg moeilijk wordt deze te doorbreken. Het overlijden van een ouder kan dan bijvoorbeeld een ernstige traumareactie teweegbrengen.
In een interview met Bom in het CCE Magazine (Bolt, 2014) lezen we dat er in impassesituaties vaak te veel naar de diagnose gekeken wordt. De diagnose is een narratief dat helpend kan zijn, maar het kan tevens een problematische manier van denken worden, zodat er een strange loop ontstaat. Bij de diagnose horen symptomen, waaruit gedragingen voortkomen. De behandeling richt zich hierop en als de interventie goed uitgevoerd wordt, zullen de symptomen verminderen, denkt men. Wanneer blijkt dat de symptomen niet verminderen of mogelijk juist toenemen, wordt deze loop versterkt. De diagnose wordt herzien, of de interventies worden aangescherpt. Bij autisme worden dan bijvoorbeeld, toegespitst op de diagnose, nog meer prikkels verminderd, nog meer structuur aangebracht en wordt nog meer voorspelbaarheid geboden. Als dit dan niet werkt, raakt men uiteindelijk in een impasse.
In consultaties gaat Bom niet op zoek naar de oorzaak voor het ontstaan van impasses bij een individu. Er zijn meestal meerdere ‘oorzaken’ die op elkaar inwerken en elkaar op een zelfde manier versterken, waardoor het lijkt alsof er maar een enkele werkelijkheid bestaat. In de consultaties speelt altijd meer naast een diagnose, bijvoorbeeld financiële problemen, ouderdom of samenwerkingsproblemen tussen de instelling en de ouders van een cliënt. Het zoeken naar de ultieme oorzaak heeft ook de illusie van maakbaarheid in zich. Vaak gaat het weliswaar om een ingewikkelde cliënt, maar deze cliënten blijven ingewikkelde cliënten. Sommige situaties zullen moeilijk blijven. Het is belangrijk om daar oog voor te hebben en dat ook te erkennen. Het probleem is de impasse die ontstaat door de loop van de gebeurtenissen in de tijd. De vraag waar hij met het systeem naar kijkt is: hoe heeft mijn denken (over de diagnose) invloed op wat we doen en op het verergeren van symptomen? Bom vindt het belangrijk iedereen om de tafel te krijgen, ouders, instelling maar ook en vooral de cliënt — ook als deze verstandelijk gehandicapt is en niet kan spreken. Door samen om de tafel te gaan zitten, creëer je een fysieke gemeenschappelijkheid. Er wordt gezamenlijk op zoek gegaan naar oplossingen. Zijn ervaring is dat je dan dingen vindt die je anders niet zou vinden.
Geïnspireerd en betrokken bij het verhaal van Bom, even los van de tijd en de ruimte, komen we bij de afronding van het interview. Bom sluit af met een ontroerend voorbeeld waarin we zien hoe hij zijn creativiteit gebruikt in zijn therapeutisch werk. Door een collega werd hij onlangs gevraagd voor een consult. De sessie was met een meisje van vijftien jaar dat aan een depressie leed en haar ouders. Zij hadden een goed gesprek gehad en Bom had de legging van het meisje opgemerkt, omdat deze heel kleurig en vrolijk was. Op een gegeven moment dacht hij dat hij er wel wat over mocht vragen en vroeg haar: ‘We zitten nou al zo’n drie kwartier te praten en ik vraag me af: je hebt zo’n mooie legging aan, hoe zit dat nou? Want je bent depressief en je hebt zo’n vrolijke legging aan.’ Het meisje moest er erg om lachen en vertelde dat het haar helpt om minder somber te zijn. Zulke ongebruikelijke, vragen leveren vaak mooie wendingen in het gesprek op. Dit is de creativiteit van Bom, in het zien en verstaan van cliënten in hun context.
Literatuur
- Alon, N. & Omer, H. (2005). The psychology of demonization — Promoting acceptance and reducing conflict. London: Lawrence Erlbaum.
- Bolt, A. (2014). Kijken naar het systeem — Organisatie van de zorg belemmert ‘zorg op maat’. CCE Magazine, 2014(1), 14-15.
- Bode, C. de, & Bom, H. (1999). Niet meer op slot! — Doorbreken van impasses bij jongeren met een verstandelijke handicap. Assen: Van Gorcum.
- Bom, H. (2002). Conflicten rond verstandelijk gehandicapte autisten in systemisch perspectief. Systeemtherapie, 14(3), 148-164.
- Frissen, P. (2013). De fatale staat — Over de politiek noodzakelijke verzoening met tragiek. Amsterdam: Van Gennep.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0924-3631
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden