Systeemtheoretische perspectieven bij conflictscheiding en verdeeld ouderschap
Samenvatting
De systeemtherapeutische benaderingen bij scheidingsproblematiek van Lieve Cottyn (Interactie-Academie, Antwerpen) en Justine van Lawick (Lorentzhuis, Haarlem) kennen overeenkomsten en verschillen (Kamstra, 2014). Voor hulpverleners die werken met ouders in scheidingssituaties kunnen beide benaderingen inspirerend en verdiepend zijn. De vereniging Omgangs Kennis Kring (OKK) Ouderschap Blijft en het Nederlands Jeugdinstituut brachten beide autoriteiten samen op een studiedag.
Studiedag Ouderschap Blijft & Nederlands Jeugdinstituut
[Utrecht, 20 maart 2015]
De dag begint met een lezing van beide sprekers. Van Lawick benadrukt allereerst de taal waarin we spreken. De naam ‘Kinderen uit de knel’ zegt dat de kinderen niet als ‘cliënten’ worden benaderd maar als kinderen die in de knel zitten. De term ‘vechtscheiding’, die tot haar spijt steeds meer ingeburgerd raakt, stigmatiseert ouders en is extern gericht, op de maatschappij die de problematiek van de scheiding wil oplossen. Terwijl ‘conflictscheiding’ weergeeft waar het om gaat en intern gericht is, op wat ouders met elkaar moeten oplossen. Van Lawick spreekt liever over ‘verdeeld ouderschap’ omdat er in sommige gevallen, zoals bij donorschap, niet eens sprake is geweest van een scheiding.
In de methodiek ‘Kinderen uit de knel’ vormen meerdere stellen ouders een groep en parallel daaraan loopt de kindergroep. De groepsaanpak richt zich op ouders die al meer dan een jaar gescheiden zijn en bij wie de strijd escaleert en de kinderen uit beeld raken (Van Lawick, 2012; Van Lawick & Visser, 2014). Het kind krijgt een stem – wat zichtbaar wordt als de kinderen een presentatie maken over ‘Wat doet het mij als kind van gescheiden, strijdende ouders’. Deze presentatie heeft als effect dat ouders gaan ‘zien’ dat hun kinderen in de knel zijn geraakt. De ouders wisselen met elkaar uit wat het betekent om verdeeld ouderschap te hebben en wat het effect daarvan is op de kinderen. Zij leren om hun destructieve patronen te herkennen en te doorbreken. De ouders sluiten de groepstherapie af door eveneens een presentatie aan de kinderen te geven. Daarin laten zij zien wat zij geleerd hebben en/of wat zij anders willen gaan doen. Tot slot heeft het netwerk van het gezin een belangrijke stem in de strijd. In alle groepszittingen krijgen de ouders huiswerk mee waarbij ze veel met hun netwerk moeten bespreken.
Vervolgens brengt Cottyn haar visie op het werken met ouders in conflictscheiding (zie ook Cottyn, 1995; 2009; 2013). De aanname dat deze ouders moeten overleggen is een aanname die volgens haar de lat te hoog legt. Je kunt ook een goede ouder zijn als je niet wilt overleggen. Cottyn werkt met ouderparen die niet meer samen in gesprek kunnen gaan. Ex-partnerschap en ouderschap zijn twee verschillende domeinen. Als de ouders niet uit hun conflict kunnen komen met behulp van mediation heeft dit vaak te maken met de verwarring tussen ex-partner- en ouderschapszaken. Als deze verwarring speelt en de destructieve interactie niet gestopt kan worden, gaat Cottyn verder met gesprekken met de ouders afzonderlijk. De therapeut kijkt met elke ouder naar het eigen aandeel. Cottyn benadrukt dat het kind een volwaardige actor is in de ouderschapsreorganisatie. Je mag het kind daarop aanspreken. Een kind wil ook meetellen. Zeg als therapeut niet ‘het belang van het kind’ want dat maakt je juist onderdeel van de strijd waarbij je voor het kind kiest. Cottyns duidelijke stellingname dat het kind aangesproken mag worden op het eigen aandeel, geeft rumoer in de zaal. Het kind wordt doorgaans als slachtoffer van de strijd gezien en niet als actor met een eigen verantwoordelijkheid.
Na deze inleidingen gaan van Lawick en Cottyn met elkaar en met de zaal in dialoog aan de hand van vier stellingen.
- Ouders in scheiding moeten altijd met elkaar over ouderschap kunnen communiceren Cottyn zegt hierover dat kinderen na scheiding geen behoefte hebben aan ouders die met elkaar overweg kunnen. Zij wil meer aandacht voor de mogelijkheid van soloouderschap (het ouderschap van de individuele ouder met het kind) in een scheidingssituatie. Voor Van Lawick is het woord ‘communiceren’ breder dan alleen overleggen. In de oudergroep betekent communiceren: werken aan het elkaar loslaten en elkaar respecteren. Veel ouders worden verplicht om mee te werken aan ‘Kinderen uit de knel’. Wat Van Lawick opvalt is dat veel van deze ouders enkel aparte hulpverlening hebben gehad, niet samen als ouders maar ook niet samen met de kinderen. Bij ‘Kinderen uit de knel’ worden ze voor het eerst samengebracht. Dit is de eerste stap naar het samenwerken als ouders of, als dat niet mogelijk is, naar het scheppen van een klimaat waarin de ouders elkaar kunnen loslaten (Van Lawick & Visser, 2014). Cottyn vult nog aan: ‘Het belangrijkste is dat je manieren of een setting zoekt waar je ouders het beste stimuleert om naar hun kind te kijken en niet naar elkaar.’
- Kinderen van gescheiden ouders hebben een aandeel in het de-escaleren van de strijd Cottyn: ‘Natuurlijk hebben kinderen een stem. In de therapie richten wij ons erop dat de kinderen rechtstreeks communiceren met hun ouders. De begeleiding van kinderen is zeer taakgericht. Het is de bedoeling dat je het zegt wanneer je last van je ouders hebt. Heb je een slecht weekend gehad bij je moeder? Zeg het haar! Kinderen mogen ouders op het matje roepen.’ Van Lawick: ‘Er is weinig zo de-escalerend als de stem van de kinderen.’ Van Lawick is het in veel opzichten eens met Cottyn. Het is hard werken om de ouders oog voor hun kinderen te laten krijgen. Cottyn is eerder geneigd om het kind te versterken en richt zich meer op wat het kind zelf kan doen, terwijl Van Lawick zich in eerste instantie op de ouders richt om het kind in beeld te krijgen. Van Lawick heeft haar methodiek dan ook ontwikkeld vanuit partnerschap en geweld, terwijl Cottyn haar werkwijze als kinderpsycholoog heeft vormgegeven.
- Een groepsgerichte aanpak versterkt de strijd tussen scheidende ouders Van Lawick: ‘Wat wij merken is dat ouders elkaar corrigeren en dat een groep juist de-escalerend werkt. De attitude van de therapeut is in de groepsgerichte aanpak enorm van belang, namelijk: wij gaan het niet voor jullie oplossen; het zal niet lukken om met ons in gevecht te komen. Therapeuten moeten iets totaal anders doen dan de destructieve patronen van de ouders.’ Cottyn vertelt dat zij geen ervaring in het werken met groepen heeft. Zij zegt dat het vermogen om te reflecteren op eigen gedrag groter wordt als je mensen in een groep zet. Als je met één ouder werkt, moet je het als therapeut allemaal doen. In een groep geven de ouders elkaar feedback. In individuele gesprekken kunnen ouders het gevecht met de therapeut aangaan. Het is enorm belangrijk om niet mee in het conflict te gaan en om jezelf te beheersen. Als therapeut mag je niets doen wat de strijd kan versterken.
- Met ouders werken heeft alleen resultaat als het netwerk fysiek en actief wordt betrokken in het proces Van Lawick licht toe dat het betrekken van het netwerk een enorme meerwaarde heeft. Bij stagnatie zet ze netwerkbijeen- komsten in, waarbij ze uitlegt dat ze uit de monologen wil stappen waarin de ene ouder de andere ouder wil overtuigen. Het gaat om de dialoog. Cottyn benadrukt dat het conflict vaak in stand wordt gehouden door het netwerk. Ze wil de conflictsituaties laten kantelen naar samenwerking. Daarom vraagt ze aan ouders: wie kan u ondersteunen? En wat vinden de personen uit het netwerk van de situatie? Maar het is ook interessant om het netwerk bij gesprekken uit te nodigen.
Op de slotvraag ‘Zouden de verschillende werkwijzen niet meer geïntegreerd kunnen worden?’, antwoordden Cottyn en Van Lawick vol overtuiging: ‘Laten we elk doen waar we goed in zijn, en niet voor iedereen geldt dat hetzelfde werkt. In het verschil zit juist de kracht. Er zijn veel verschillende wegen om met deze problematiek om te gaan. Je hoeft niet alles te kunnen. Het is fijn dat er keuze is.’ Deze afsluitende woorden kunnen helpen om je eigen kwaliteiten als therapeut trouw te blijven en ook de gescheiden ouders en het kind de keuze te laten.
In de gesprekken na afloop bleek dat de slotvraag mensen aan het denken heeft gezet. Zij dachten wel elementen van ‘Kinderen uit de knel’ toe te kunnen voegen aan het werken met de methodiek ‘Ouderschap blijft’. Ook de houding van Cottyn ten opzichte van de eigen verantwoordelijkheid van kinderen leek voor menigeen een mooie aanvulling. Deze studiedag heeft werkelijk verdieping opgeleverd: het idee om het kind te versterken in plaats van het te beschermen, de houding van de therapeut, het belang van het betrekken van het netwerk, en de groepsgerichte interventies. De methodiek ‘Ouderschap blijft’ blijft in ontwikkeling.
Literatuur
- Cottyn, L. (1995). Als ouders apart (gaan) wonen – Beschikbare steunbronnen voor kinderen. Systeemtheoretisch Bulletin, 13, 225-241.
- Cottyn, L. (2009). Conflicten tussen ouders na scheiding. Systeemtheoretisch Bulletin, 27, 131-161.
- Cottyn, L. (2013). De stem van het kind. Systeemtheoretisch Bulletin, 31, 285-311.
- Kamstra, M. (2014). Systeemtherapie en ouderschapsbemiddeling – Overeenkomsten en verschillen. Afstudeerscriptie Lorentzhuis te Haarlem.
- Lawick, M.J. van (2012). Vechtscheidende ouders en hun kinderen. Systeemtherapie, 24(3), 129-150.
- Lawick, M.J. van & Visser, M. (2014). Kinderen uit de knel – Een interventie voor gezinnen verwikkeld in een vechtscheiding. Amsterdam: Uitgeverij SWP.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0924-3631
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden