Identiteitsafbraak
Samenvatting
De systeem- en communicatietheorie is niet alleen toepasbaar op families, maar ook op verhoudingen in bedrijven en instellingen en andere groepen en netwerken. Zij beweegt zich daarmee op het snijvlak van psychologie en sociologie. Sociale verbanden zoals families, schoolklassen en werkteams kunnen in hoge mate iemands identiteit beïnvloeden. Die invloed kan er een zijn van maken of van breken. In dit artikel beschrijf ik een gebeurtenis waarin iemands identiteit letterlijk werd afgebroken in een intensieve new age groep. Ik schets de opkomst van new age als een van de zogenaamde nieuwe religieuze bewegingen en analyseer in sociologische en systemische termen de technieken waarmee de identiteitsafbraak tot stand werd gebracht.
Over deze casus werd mij advies gevraagd door de psychiater bij wie Hanneke en later Michiel zich hadden gemeld. De collega vroeg mijn visie als systeemtherapeut en als socioloog. De hoofdpersoon Hanneke heb ik nooit gekend. Van het beloop van deze, tragisch geëindigde, casus heb ik retrospectief getracht een analyse te maken. Daarvoor had ik de beschikking over gegevens die mij door haar vriend ter beschikking zijn gesteld. Op verzoek van Michiel en de psychiater bestudeerde ik destijds de volledige audio-opnames van de sessie die Michiel en Hanneke een kleine drie maanden eerder hadden bij alternatief therapeute Marja en haar assistent. Psychologische en psychiatrische hypothesen voor het handelen van de betrokkenen laat ik bewust achterwege. Behalve dat ik daar geen gegevens over heb in deze casus, zijn zulke individuele verklaringsmodellen al gangbaar genoeg in psycho- en systeemtherapeutische kringen en in de samenleving als geheel.
Moderne religiositeit
Toen ik met deze gebeurtenis in aanraking kwam, was een eerste gedachte: natuurlijk, een sekte; sektes deugen ook niet. Maar ook: dit is zo buitenissig, het moet wel een marginaal verschijnsel zijn. Deze gedachten waren reden mij nader te verdiepen in het verschijnsel van sekten, new age en de opkomst van moderne religiositeit.
In onze moderne, hoog gedifferentieerde samenleving heeft een individu een behoorlijke keuzevrijheid in de sociale omgevingen waarvan zij deel uitmaakt. Die keuzevrijheid en differentiatie is door internet alleen maar toegenomen. Andersom wordt iemands identiteit ook weer vormgegeven door die sociale omgevingen. Vaak zijn het geen strak omlijnde groepen meer die tezamen iemands identiteit uitmaken, maar losse, meer of minder veranderlijke netwerken.
Ook op het gebied van zingeving en religie zijn de verbanden veel losser geworden. Gevestigde kerken lopen in Nederland al tientallen jaren leeg (Schnabel, 1982). Godsdienstsociologen zoals Berger (Berger, Berger & Kellner, 1973) voorspelden dat de moderne samenleving onvermijdelijk secularisering met zich mee zou brengen door de toegenomen informatiestroom en keuzevrijheid. Toch blijkt dat religiositeit geenszins is verdreven. In Nederland zijn vormen van evangelisch christendom of het terugzoeken van de wortels van de islam sterk in opkomst onder jongeren (Roeland, Aupers, Houtman, De Koning & Noomen, 2010). In tijden van grote maatschappelijke veranderingen bevredigen bestaande, geroutineerde godsdienstige organisaties de behoefte aan zingeving niet genoeg meer en schieten de afsplitsingen, nieuwe sekten, mystieke en revivalbewegingen als paddenstoelen uit de grond.
Godsdienstsociologen spreken van nieuwe religieuze bewegingen, om de negatieve bijbetekenis van de termen sekte of cultus te vermijden. Cultus heeft in de Verenigde Staten eenzelfde ongunstige bijbetekenis als sekte bij ons (Schnabel, 1982, p.80). Sekte wordt uiteenlopend gedefinieerd. In hun Nederlandse onderzoek gebruiken Van Wijk, Bremmers, Hardeman, Appelman & Ferwerda (2013, p.31) als werkdefinitie: ‘Een groep die een leider volgt, een eigen religieuze of spirituele ideologie heeft en van recente datum is.’
De groei van nieuwe religieuze bewegingen die niet tot de erkende kerken behoorden, riep vanaf de jaren zeventig van de vorige eeuw ook een soort morele paniek op die leidde tot een zogenaamde anti-cultusbeweging, te beginnen in de Verenigde Staten en al gauw ook in Europa (Barker, 2010; Schnabel, 1982; Van Wijk et al., 2013). Er ontstond een polariserende interactie tussen gevestigde kerken en buitenstaanders, waarin morele ondernemers vanuit de meer gevestigde orde een kruistocht inzetten tegen sommige sektarische bewegingen. Deze groepen werden daardoor in toenemende mate in een afwijkende en geïsoleerde positie gedrukt, een positie van waaruit ze zich ook zelf meer tegen de buitenwereld gingen afzetten, en zo was het kringetje rond (Becker, 1963; Elias & Scotson, 1965). Ouders die kinderen verloren aan zulke groepen deden een beroep op gevestigde kerken en op personen die zich specialiseerden in het ontvoeren en deprogrammeren van gehersenspoelde familieleden die zelf niet aan hun normalisering wilden meewerken.
Ook in West-Europa, bijvoorbeeld in Duitsland, Frankrijk en België waar de gevestigde kerken nog behoorlijk veel invloed hadden, ontstond met name vanuit ouders en families een krachtige anti-cultusbeweging die ook gevestigde kerken, media en ten slotte overheden wist aan te zetten tot onderzoek en actie (Schnabel, 1982; Van Wijk et al., 2013). In Frankrijk en België werd speciale wetgeving ontwikkeld om misstanden in sektes tegen te gaan, maar daar is in de praktijk weinig ervaring mee opgedaan (Van Wijk et al., 2013). In Nederland, waar de kerken al veel verder waren leeggelopen en geen ervan op een dominante positie kon bogen, was de reactie op de nieuwe religieuze bewegingen veel nuchterder. Wel gaf de overheid een paar maal opdracht tot onderzoek, maar de onderzoekers kwamen iedere keer tot de conclusie dat er geen reden tot paniek was en dat het bestaande recht volstond om eventuele uitwassen aan te pakken, net zoals in alle andere sectoren van de maatschappij (Schnabel, 1982; Van Wijk et al., 2013, Witteveen, 1984).
New age
Ook de new age of spiritualismebeweging wordt tot de nieuwe religieuze bewegingen gerekend (Roeland et al., 2010). Al wordt in strikte zin geen god aanbeden, het gaat wel om existentiële en spirituele vraagstukken. New age kwam in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw op als alternatieve zingevingsbeweging naast de bestaande godsdiensten. Het kent vele varianten, zowel in de inhoud van de ideologie als in de sociale structuur.
Men gaat op zoek naar het ware en authentieke zelf van waaruit men contact maakt met de wijdere kosmos en een hogere wijsheid. Het is een variabel mengsel van westerse (christelijke, theosofische, populair-psychologische en quasiwetenschappelijke) ideeën en oosters of ander nietwesters gedachtegoed en rituelen. De sociale structuur varieert van grote internationale netwerken, zoals Scientology, tot kleine lokale groepjes.
Nieuwe religieuze bewegingen zijn niet allemaal sektarisch van aard. Ze kunnen bestaan uit heel losse of tijdelijke sociale verbanden, open naar de buitenwereld en met een ideologie die niet erg van de gangbare cultuur afwijkt. Deelname aan bijeenkomsten is vrijblijvend, het netwerk van volgelingen is wisselend. Van Wijk et al. (2013) rekenen dit tot de meer educatieve groepen. Aan het andere uiterste bevinden zich sektarische groepen met een meer uitgesproken therapeutisch doel. Dat zijn gesloten groepen die zich tegen de buitenwereld afzetten en een exclusievere ideologie propageren. Er wordt gestreefd naar een duurzame binding van volgelingen rondom een charismatische leider. De leden maken de leider en de leider maakt de leden, in een wederzijds proces (Schnabel, 1982; Van Wijk et al., 2013). Bij therapeutisch gerichte spirituele groepen zijn volgelingen veelal vrouwen, hoogopgeleiden en in sommige geval len mensen die door levensgebeurtenissen of emotionele of psychische problematiek meer kwetsbaar zijn en houvast zoeken (Schnabel, 1982; Van Wijk et al., 2013).
Schnabel (1982) geeft een overzicht van het schaarse solide onderzoek naar het verband tussen sektelidmaatschap en geestelijke gezondheid, voor en na bekering en na uittreding of uitstoting. Hij constateert dat deelname aan een sekte geen nadelige effecten voor het welzijn van de leden oplevert, integendeel, het doet hun vaak goed. Maar uitgetreden of uitgestoten ex-leden spreken ook over manipulatie, intimidatie, isolatie van de buitenwereld, uitbuiting en identiteitsverlies. Dit komt in alle onderzochte sekten voor. De beschreven processen en effecten van groepsdruk zijn welbekend uit groepsdynamisch onderzoek, en mensen hoeven bepaald niet psychisch gestoord te zijn om erin mee te gaan. Van Wijk et al. (2013) stellen de psychische problemen die zich na uittreding kunnen voordoen gelijk met de effecten van een echtscheiding. Bij Schnabel (1982) blijken vooral mensen die tegen hun zin uit een sekte gestoten zijn of met drang of dwang door hun familie teruggehaald, moeite te hebben hun draai weer te vinden, zeker als de organisatie zich isoleerde en ook een leefcommune vormde.
Schnabel concludeert in 1982, evenals Van Wijk et al. in 2013, dat er al met al weinig reden is om de nieuwe religieuze bewegingen als een gevaar voor de geestelijke volksgezondheid te beschouwen, laat staan om speciale maatregelen te nemen. De verhalen over uitwassen zijn moeilijk controleerbaar en veelal afkomstig van belanghebbenden zoals verbitterde familie of ex-leden, zelfverklaarde deprogrammeurs en op publiciteit beluste media.
Tussen 1982 en 2013 lijkt er niet veel veranderd, hoogstens is de morele paniek over nieuwe religieuze bewegingen verder afgenomen en lijken ze een meer geaccepteerd deel van het landschap te zijn geworden. De paniek is naar andere maatschappelijke kwesties verschoven. Sektes zijn niet per se kwalijker dan bijvoorbeeld families, scholen, werkorganisaties of kerken. Pesten, vernederen, machtsmisbruik, manipulatie of bedrog kan overal voorkomen.
Hoe beweeglijk en weinig vastomlijnd de markt van spiritualiteit ook is, het is geenszins een puur individueel gebeuren, maar inmiddels een compleet, wijdverbreid cultuurgoed en een wijdvertakt sociaal netwerk. Maar als sociale institutie is het ondanks die verbreiding toch niet helemaal respectabel en geaccepteerd en wordt er doorgaans wat besmuikt over gepraat. Niet voor niets noemde Schnabel (1982) zijn onderzoek ‘Tussen stigma en charisma’. Het gebeuren onttrekt zich enigszins aan het daglicht. Het is een volstrekt vrije en ongereguleerde markt zoals veel andere maatschappelijke sectoren.
Hoe het soms ook erg mis kan gaan, blijkt uit de beschreven casus. Hoe geslotener de groep en haar cultuur is, hoe meer ze zich afzet tegen de omgeving en de omgeving tegen haar, hoe riskanter. Daarin verschillen sekten niet van families. De groep vertoont dan steeds meer kenmerken van wat de socioloog Lewis Coser een ‘gulzige institutie’ noemde: een van de buitenwereld sterk afgescheiden plaats die grote inzet vereist en waar in hoge mate het leven en de identiteit van de leden wordt bepaald. Naarmate leden carrière maken in zo’n groep, worden ze steeds afhankelijker van die groep door de toenemende isolatie van de buitenwereld en de grote materiële en psychosociale investeringen die ze gedaan hebben (Coser, 1974; Konnikova, 2016; Schnabel, 1982).
Mijn reconstructie vanuit het beschikbare materiaal
Hanneke was sinds een jaar of acht bij Marja’s groep betrokken; haar partner Michiel sinds vier jaar, via Hanneke. Zij had destijds ook haar nu vijftienjarige zoon uit een vorige relatie, die bij zijn vader woonde, in de groep geïntroduceerd. De relatie tussen Hanneke en Michiel was al lang moeizaam en vol spanningen. Zij overwogen om uit elkaar te gaan, maar konden elkaar ook niet loslaten. Zij vroegen Marja om hulp bij deze besluitvorming.
Marja stelde voor om in klein verband twee afzonderlijke sessies achter elkaar te houden, eerst een waarin Michiel centraal stond en daarna een met Hanneke. De andere partner was dan op de achtergrond aanwezig als toehoorder. Er was ook nog een ander groepslid, Lotte, als assistent van Marja aanwezig. De toehorende partner en Lotte werden slechts actief wanneer en voor zover Marja hen daartoe uitnodigde.
De beide deelsessies namen samen twee audiobanden van in totaal negentig minuten in beslag. De gewoonte in de groep is dat de betrokkenen de banden van individueel gerichte sessies mee krijgen om van te leren. Dat komt ook in de sessie ter sprake, als Marja Hanneke verwijt dat ze de moeite niet nam een band af te luisteren, terwijl Marja en de groepsleden zich zo hadden ingezet. De sessie bevat naast de directe interactiepatronen ook veel informatie over hoe het in het algemeen toegaat in Marja’s healingpraktijk.
De sociale organisatie
Marja noemt zich psycholoog en voert een therapeutische praktijk. Ze bouwt langdurige en intensieve banden met cliënten op en brengt hen met elkaar in contact. Zo is geleidelijk een groep ontstaan, ‘de groep’ genoemd. De groep staat op zichzelf en heeft geen directe connecties met een wijder vertakte beweging.
De meeste leiderschaps- en groepsprocessen in deze casus komen overeen met wat door kritische uittreders van andere sekten wordt beschreven (Van Wijk et al., 2013). In therapeutische weekeinden eet en drinkt men samen en tussendoor wordt er veelvuldig telefonisch contact onderhouden en gecorrespondeerd. Informatie die onderling door groepsleden wordt uitgewisseld, wordt vaak weer aan de leider doorgegeven en door de leider gebruikt, bijvoorbeeld ter berisping. De intensieve banden, de sterke sociale controle en de door Marja krachtig uitgedragen leer van goed en kwaad en van persoonlijke en spirituele vervolmaking, bevorderen dat de deelnemers afhankelijker van de leider en de groep worden.
Er lijkt niet openlijk op sociale isolatie naar buiten toe aangestuurd te worden. Maar deelname kost veel tijd, men deelt ingrijpende emotionele ervaringen zowel positief als negatief en streeft gezamenlijk naar de hogere waarheid en het hogere zelf, in tegenstelling tot het gewone volk. Dat is althans mijn interpretatie van bijvoorbeeld Marja’s minachtende opmerkingen tijdens de sessie over naar een professionele therapeutische instelling gaan, of leven vanuit de tweede chakra, tevreden met lekker eten, seks en gezelligheid. Dit alles heeft het effect dat er een cultuur van uitverkorenheid en een psychische kloof met de buitenwereld ontstaat. Praktisch gezien zijn de relaties met de buitenwereld echter onmisbaar als rekruteringsgebied voor nieuwe leden.
Naast zoveel mogelijk controle over de informatiestroom is op de band te horen welke verdeel- en heerstechnieken Marja inzet om haar centrale positie te handhaven en te voorkomen dat relaties tussen groepsleden belangrijker worden dan relaties met haar. Zij is degene die bepaalt wie tot de binnencirkel gepromoveerd wordt, dan wel eruit wordt gewerkt. Zij bepaalt letterlijk wat en wie goed en kwaad is, wat de waarheid en de werkelijkheid is, zoals zij vele malen in de sessie zegt. De rol van deelnemer is een mengsel van therapiecliënt en -leerling. De idee is dat naarmate men als cliënt steeds meer ervaring in de filosofie en methode van healing krijgt, men langzamerhand carrière maakt in de groep als senior-lid en assistent-therapeut van Marja.
Hoewel er ook materiële zaken worden uitgewisseld in Marja’s healing-groep, moet de leider het vooral hebben van moreel kapitaal. Er spelen hier diverse vormen van moreel kapitaal een rol: de aantrekkingskracht van de groep als een plaatsvervangende familie, het verwerven van prestige door het opklimmen in de groep en het vormen van coalities, en een bindende ideologie. Marja lijkt een meester in het beheren en in omloop houden van dit kapitaal.
De ideologie
Het dominante narratief dat Marja haar leerlingen leert is een mengsel van enerzijds populair-psychologisch gedachtegoed zoals dat sinds eind jaren ‘60 en begin jaren ‘70 van de vorige eeuw verbreid raakte in zelfontplooiings- en alternatieve therapiegroepen, en anderzijds meer religieuze noties uit new age bewegingen van de jaren ‘80 en ‘90, die zelf vaak weer teruggingen op een mengsel van oudere westerse stromingen en oosterse import (Schnabel, 1982).
Er wordt gewerkt met de idee dat er meerdere lagen of aspecten van het zelf bestaan, zoals de zwijnouder (begrip uit de transactionele analyse), het natuurlijke kind, het strategische kind, het hoger zelf. De opdracht in het leven is te streven naar het hoger zelf en daarmee naar een betere wereld en een beter karma, zodat het volgende leven beter zal zijn. Het hoger zelf heeft deel aan het heilige en het goddelijke. Hieraan zijn hoge morele waarden verbonden, zoals wijsheid, echte waarheid, echte werkelijkheid, liefde. Andere lagen van de persoonlijkheid houden dit streven echter tegen. Klachten en narigheden zijn neurotische symptomen als gevolg van de actie van de lagere aspecten van de persoonlijkheid. Vooral het strategische kind is een aartsmanipulator. De persoon is zelf volledig verantwoordelijk voor wat hij met zijn leven en relaties doet. Ook leed is je eigen schuld en een vrijwillige keuze. Niet kunnen is een leugen, een truc van het strategische kind, die in werkelijkheid niet willen betekent.
Het model van de meerdere zelven geeft Marja een belangrijke strategische en morele voorsprong. Het stelt haar in staat om niet alleen tussen groepsleden, maar ook op individueel niveau verdeel- en heerstechnieken toe te passen. Als vertolker van het hogere deel van de persoon valt zij in diens naam de lagere delen van de persoon aan. Dat verdeelt ze selectief, waardoor ze tegelijkertijd de relaties in de groep bespeelt door de een te prijzen, zoals Michiel in de sessie, en de ander te demoniseren, zoals Hanneke. Zijzelf is de enige echte expert die kan beoordelen van welke kant iemand zich laat zien. De persoon ziet dat zelf niet, of liever, zou het moeten en kunnen zien maar weigert dat, volgens het vrijekeuzemodel. De onvoorspelbaarheid van haar positieve of negatieve beoordeling geeft haar nog meer macht en brengt de cliënt in verwarring, zodat die nog meer afhankelijk wordt voor het houvast dat Marja zal bieden in die crisis.
Demonisering
Het is niet makkelijk onberoerd naar de banden te luisteren, maar ik zal proberen de inhoud van de sessies weer te geven.
Marja neemt naar schatting ongeveer tachtig à negentig procent van de gesprekstijd voor haar rekening, meestal in de vorm van lange betogen. Zij heeft een perfecte dictie en de ene na de andere perfect grammaticale zin rolt zonder enige hapering van haar lippen. Zij ondersteunt haar retoriek door herhalingen en stemverheffingen. Haar goedkeuring of afkeer laat zij ook sterk paraverbaal blijken: de toon varieert van hard en vijandig, meestal tegen Hanneke, tot rustig en vrij neutraal, zoals jegens Lotte, of honingzoet, meestal jegens Michiel. Zo maakt zij zelfs genietende geluiden – ‘mmmm’ met eerst stijgende en dan dalende intonatie – wanneer hij een speciaal gewenst inzicht bereikt.
De verkettering van Hanneke is in het eerste deel van de sessie, met Michiel in het middelpunt, nog enigszins afgezwakt doordat ook hij en de partnerrelatie een negatieve beoordeling krijgen. Maar de strategie om Michiel los te weken van Hanneke is toch vooral door hem het hof te maken (‘er schuilt een wijsheid in je, een creativiteit, een groot man’, ‘dat iemand met zoveel fijnzinnigheid en zoveel zicht het uithoudt met iemand die …’, ‘je bent zo waardevol, je bent het waard’, ‘het is echt te helen, Michiel, met acht à tien sessies’) en Hanneke te verketteren. Michiel laat zich verleiden tot een steeds grotere veroordeling van Hanneke en tot een steeds radicalere breuk met haar.
In het tweede deel, met Hanneke, gaat Marja er pas echt tegenaan. In de ene na de andere preek wordt Hanneke moreel verpletterd. Marja laat af en toe grote stiltes vallen, waarin Hanneke zwijgt of slechts kleine geluiden maakt, vaak ‘ja…ja…ja’. Na verloop van tijd begint zij wat vaker iets te zeggen als Marja een stilte inlast; ze sluit bevestigend aan en borduurt voort op het voorgaande betoog van Marja over Hannekes trucs, weigeringen en negativiteit. Hiermee lijkt ze te proberen te doen wat ze denkt dat er van haar verwacht wordt. Anders dan bij Michiel lokken deze pogingen tot conformisme echter nimmer een bevestiging en ondersteuning door Marja uit, maar alleen maar een verdere aanval: precies dat wat Hanneke nu zegt, is weer een bewijs van haar negativiteit en weigering om de verantwoordelijkheid voor zichzelf te nemen. Naast het vernietigende morele oordeel dreigt Marja voortdurend met verbreking van de relatie met haar en uitstoting uit de groep.
Een kenmerkende opeenvolging is bijvoorbeeld wanneer Marja een hele tijd na het begin van de sessie plotseling vraagt waarvoor Hanneke eigenlijk een sessie wil. Hanneke antwoordt: om haar hoger zelf weer te vinden, omdat zij er zelf een zootje van maakt en om Marja’s leiding te vragen en te aanvaarden, omdat zij het zonder niet kan, of liever, niet wil. Marja springt hierop in met een lang betoog vol herhalingen en non-verbale nadruk: ‘Dat is nu precies waarom het geen zin heeft het mij te vragen, dat is een truc, je kiest zelf voor je negativiteit, je geeft niet, je geeft je niet over en dan kan ik niets voor je doen. Je legt de verantwoordelijkheid weer helemaal aan mijn kant. Het is gewoon bezopen zoals je rode rozen stuurt aan Petra (medegroepslid) voor een enkele zinnige opmerking die jou geholpen zou hebben. Dan zou ik langzamerhand wel drie à vierduizend rozen gekregen hebben voor al mijn werk. Je wil niet toegeven hoe je je zoon vernietigd hebt, half gekeeld, hoe je Michiel uitgebuit en geterroriseerd hebt, hoeveel ik voor je heb gedaan. Je gaat babyachtig zitten huilen. Dat beschouw ik als een keuze om zo in het leven te staan. Daar wil ik niets mee te maken hebben, ik wil het als losse haren uit mijn vacht schudden, je bent een teek, een bloedzuiger, ik wil niets met je te maken hebben.’
Als Michiel iets verderop mompelt dat hij het nauwelijks kan aanzien en Hanneke zou willen helpen, reageert Marja cynisch: ‘Ga je gang, doe maar alsof ze hulpeloos is. Ik ga even koffie drinken, dan kan jij even helpen. Bij zoiets gruwelijks wil ik niet zijn.’
Daarna volgt de episode over Hannekes teleurstellende carrière in de groep, haar loze pretenties in haar beroep en haar falen om nieuwe mensen te rekruteren. Dan richt Marja zich weer tot Michiel: ‘Doen alsof ze een zielig hondje is en haar hondenbrokjes brengen, dat is haar de vernieling in brengen, maar van mij mag je; in wezen schat ik haar hoger in dan jij, ik zie tenminste dat ze de keuze heeft het hogere te pakken, maar soms hebben mensen in een vorig leven zoveel kwaad uitgericht dat ze eerst kapot moeten gaan, of eerst moeten sterven. Zeg maar dat je het verschrikkelijk vindt, alsof je een verkrachter aan de gang ziet, maar zeg niet dat het niet waar is. Het fundament onder haar huis is volkomen verrot. Kwaadspreken (…) apert immoreel handelen (…) de moraliteit voortdurend aantasten tot in deze sessie (…) Dan ben je geen cliënt maar patiënt en daar kan niemand iets aan doen, dat doet ze zichzelf aan, niemand, niemand, niemand doet haar dat aan en dat zal haar hele leven zo blijven (…).’ [Weer tegen Hanneke:] ‘Ik verbied je verder nog andere groepsleden te bellen; alleen al de vijandige aanname dat we over je zouden hebben zitten roddelen in plaats van dat we uren omwille van jou hebben zitten beraadslagen, Lotte en ik! Hier zijn alle deuren altijd open, maar jij kunt uit de praktijk oprotten.’
Na verloop van tijd lijkt Hanneke afdoende verpletterd en gaat Marja weer in gesprek met Michiel over de noodzaak met zijn partner te breken, terwijl Hanneke intussen onderdrukt zit te snikken en kreunen. Zij wordt verder genegeerd. Marja eindigt met het thema boosheid als heilige kracht en als goddelijke energie, niet tegen personen maar om niet meegesleept te worden zoals in de ondergang van de Titanic, en zij besluit: ‘Houd afstand als Hanneke ten onder wil gaan, mij doet het niets, ik ben totaal niet verdrietig, haar helpen helpt haar niets. Wij hebben geen enkele reden om ons down te voelen, wij hebben als paarden gewerkt voor haar. Doe de deur van je hart dicht en verspil je goddelijke energie niet. Is dat helder? Dan ronden we af.’
Dubbele binding en sociale structuur
Marja’s gespreksmethoden komen overeen met wat door ex-leden van andere sektes is beschreven. Ze worden gekenmerkt door processen en vormen van groepsdruk die bekend zijn uit de sociale psychologie en de groepsdynamica (Van Wijk et al., 2013). Het concept van de dubbele binding biedt een invalshoek om, vanuit mijn referentiekader, iets te beschrijven wat er nu eigenlijk gebeurt in de sessie. Alvorens hierop in te gaan, licht ik het begrip dubbele binding toe.
In de overmoedige jonge jaren van de communicatietheorie en de gezinstherapie dacht men dat men met de ‘dubbele binding’ de ontstaansoorzaak van schizofrenie en psychose had gevonden (Watzlawick, Beavin & Jackson, 1967). Voor het ontstaan van schizofrenie is die verklaring inmiddels allang achterhaald (Lange, 2006; Reijmers & Cottyn, 2014). Maar het buitengewoon verwarrende, zo niet gekmakende effect van dubbele bindingen staat nog recht overeind.
Een dubbele binding is een speciale vorm van paradoxale communicatie. Ze bestaat uit tegenstrijdige boodschappen aan een persoon in een voor die persoon belangrijke relatie, een relatie waaruit hij zich niet kan losmaken, terwijl er ook door een zeer ongelijke machtsverhouding niet de mogelijkheid is commentaar op de tegenstrijdigheid te geven. De boodschappen zijn van de strekking dat de persoon slecht of ziek is, aan welke van beide tegenstrijdige relatieopdrachten hij ook voldoet. Deze sessie bestaat uit een onophoudelijk bombardement van dubbele bindingen.
Maar bij dubbele binding gaat het niet alleen om een betoog of een type communicatie. Ze veronderstelt ook een ondersteunende sociale structuur: een gezin of andere groep met een gedeelde cultuur, ongelijke machtsverhoudingen en coalities; een groep die voor de identiteit van de leden belangrijk is; en het ontbreken van enige sociale steun voor het doelwit. Een dubbele binding vereist een wijdere sociale omgeving die de ene partij ondersteunt en het voor de ander buitengewoon moeilijk maakt zich te onttrekken. Het is een van de instrumenten van sociale controle in een groep.
Dubbele bindingen in de sessies
Voorbeelden van de dubbele bindingen binnen een ondersteunende sociale structuur zijn de achtereenvolgende afstraffingen van iedere poging van Hanneke om te doen wat er verwacht lijkt te worden. De afstraffing is uit liefde en omwille van het eigen heil van de afgestrafte persoon. Er is de voortdurende omkering van goed en kwaad, het telkens weer aantrekken en afstoten, ingegeven door een oncontroleerbaar gezag, een hogere waarheid, het hogere zelf. In het goochelen met het begrip vrije keuze en verantwoordelijkheid legt Marja de verantwoordelijkheid voor het moreel afmaken van Hanneke geheel bij Hanneke zelf en doet daarmee precies waar zij Hanneke op aanvalt: elke verantwoordelijkheid ontkennen.
Het beloop
Er is geen uitweg meer, voorspelt Marja. Hanneke zal ten onder gaan, zichzelf kapot maken en zelfs sterven. Dat heeft Hanneke binnen drie maanden na deze sessie gedaan. Met messteken en een spoor van bloed door het hele huis heeft zij dat verwarde hoofd proberen af te hakken. We weten niet wat zich in die drie maanden precies heeft afgespeeld. Was ze psychotisch? We stellen ons in ieder geval voor dat het maanden moeten zijn geweest waarin zij worstelde tegen het samenvallen van haar identiteit met het absolute kwaad. Uitgestoten en alleen, waarschijnlijk te beschaamd en bang om een beroep te doen op tot dan toe vertrouwde personen.
In de verwarring na Hannekes dood gebruikte Michiel mijn analyse van de beschreven sessies om een klacht in te dienen bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Maar deze kon er niets mee, omdat Marja niet als regulier psycholoog of psychotherapeut geregistreerd stond in het overheidsregister (BIG) of dat van psychologen (NIP). Om dezelfde reden zou ook een klacht bij een tuchtcollege niet ontvankelijk zijn. Een strafrechtelijke aangifte leek eveneens weinig zin te hebben en zou vooral veel pijnlijks bovenhalen. Aanzet tot zelfmoord is weliswaar strafbaar, maar door Hannekes psychiatrische verleden en het grote tijdsverloop tussen de sessie en de suïcide zou een causaal verband moeilijk hard te maken zijn. Daarnaast kon natuurlijk de verbreking van de partnerrelatie een niet te verwaarlozen rol gespeeld hebben.
Slotbeschouwing
Over de heilzaamheid van sociale verbanden is regelmatig geschreven. Dat groepen ook destructief kunnen zijn, blijkt uit de beschreven casus. Hoewel studies aantonen dat sektes niet destructiever hoeven te zijn dan gezinnen, illustreert het voorbeeld dat kwaadaardige sektes vrij ongestoord hun gang kunnen gaan. Er zijn weinig controlemogelijkheden, omdat hun activiteiten buiten de wetten vallen die de gezondheidszorg reguleren. De beschreven gruwelijke uitwas van een ‘therapie’ binnen een klein sektarisch kader is een waarschuwing en roept de vraag op of een herijking van het bestaande recht niet nodig is om dergelijke uitwassen te voorkomen.
Dat Hanneke kort na de laatste vernietigend te noemen zittingen een einde aan haar leven maakte, is een tragische ontwikkeling. Welke factoren daarbij van doorslaggevend belang zijn geweest zal niet meer achterhaald kunnen worden.
Na Hannekes dood arriveert er nog een schrijven van Marja aan haar. Kennelijk heeft Hanneke toch een van haar pogingen tot een brief verstuurd. Marja’s antwoord begint met uitgebreide liefdesbetuigingen aan Hanneke, lof voor haar respectvolle brief, en de zegen voor haar verdere zoektocht. Vervolgens eindigt de brief met een uitgebreid verwijt dat Hanneke haar en de groep niet tijdiger heeft ingelicht over haar geplande retraite en hen daarmee voor een fait accompli heeft gesteld. Deze nalatigheid van Hanneke had ernstige negatieve effecten op de groep, maar Marja heeft dat voor haar opgevangen, schrijft ze.
De dubbele binding reikt over het graf heen.
Aan dit artikel schreef Jolanthe kort voor haar ziekte en overlijden. Christien de Jong en Jan Meerdinkveldboom bewerkten haar concept tot het huidige artikel.
Literatuur
- Barker, E. (2010). The cult as a social problem. In T. Hjem (red.), Religion and social problems (pp. 198-212). New York: Routledge.
- Becker, H.S. (1963). Outsiders – Studies in the sociology of deviance. New York: Free Press.
- Berger, P., Berger, B. & Kellner, H. (1973). The homeless mind – Modernization and consciousness. New York: Random House.
- Coser, L.A. (1974). Greedy institutions – Patterns of undivided commitment. New York: Free Press.
- Elias, N. & Scotson, J.L. (1965). The established and the outsiders – A sociological study into community problems. London: Cass.
- Konnikova, M. (2016). List en leugen – De psychologie van bedriegen en bedrogen worden. Amsterdam/Antwerpen: Atlas Contact.
- Lange, A. (2006). Gedragsverandering in gezinnen – Cognitieve gedrags- en systeemtherapie (8e herziene druk). Groningen: Martinus Nijhoff.
- Reijmers, E. & Cottyn, L. (2014). Communicatieperspectief. In A. Savenije, M.J. van Lawick & E.T.M. Reijmers (red.), Handboek systeemtherapie (2e herziene druk) (pp. 259272). Utrecht: De Tijdstroom.
- Roeland, J., Aupers, S., Houtman, D., Koning, M. de & Noomen, I. (2010). Zoeken naar zuiverheid – Religieuze purificatie onder jonge new-agers, evangelicalen en moslims. Sociologie, 6(2), 11-29.
- Schnabel, P. (1982). Tussen stigma en charisma – Een analyse van de relatie tussen nieuwe religieuze bewegingen en geestelijke volksgezondheid. Rotterdam: Erasmus Universiteit.
- Watzlawick, P., Beavin, J.H. & Jackson, D.D. (1967). Pragmatics of human communications. New York: Norton.
- Wijk, A. van, Bremmers, B., Hardeman, M., Appelman, T. & Ferwerda, H. (2013). Het warme bad en de koude douche – Een onderzoek naar misstanden in nieuwe religieuze bewegingen en de toereikendheid van het instrumentarium voor recht en zorg. ’s-Gravenhage: WODC, Ministerie van Veiligheid en Justitie.
- Witteveen, T.A.M. (1984). Overheid en nieuwe religieuze bewegingen. Groningen: Rijksuniversiteit Groningen.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0924-3631
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden