MENU
  • Home
  • Actueel
    • Nieuws
  • Inhoud
    • Laatste nummer
    • Archief
    • Rubrieken
    • Artikelen
    • De Praktijk
    • Onderzoek gesignaleerd
    • Reflecties
    • Discussie
    • Professie en Persoon
    • Congressen
    • Boeken (en zo)
  • Auteurs
    • Overzicht auteurs
    • Auteursrichtlijnen
    • Artikel indienen
    • Gebruik van artikelen
  • Abonnementen
    • Abonnement aanvragen
    • Proefabonnement
    • Voorwaarden en wijzigingen
  • Over Systeemtherapie
    • Redactie
    • Adverteren
    • Open Access
    • Links
    • Contact
Inloggen
Inhoud
Inhoudsopgave jaargang 29 (2017) / nummer 3
PDF  

Leren over het leven in intense dialoog – Dubbelinterview met Jan Lens en May Michielsen

Cathy Van Gorp
1 september 2025

Samenvatting

Bij het begin van dit nieuwe werkjaar vatte ik als rubrieksbeheerder van Professie & Persoon het idee op een koppel systeemtherapeuten te interviewen. Het lijkt me enerzijds een verrijking anderzijds een uitdaging om eenzelfde job uit te voeren als partners, nog los van hulpverlening zelfs. Ik ben nieuwsgierig hoe een koppel systeemtherapeuten elkaar blijven als partners zien en uitdagen om het spannend en luchtig te houden in hun werk en persoonlijk leven.

Jan Lens en May Michielsen zijn al dertig jaar partners. Ze leerden elkaar kennen als collega’s. Lens was coördinator van de opleiding sociaal werk in Geel. Michielsen solliciteerde daar als beginnende psycholoog op zoek naar een extra deeltijdbetrekking naast haar werk in een van de toen overal opstartende centra geestelijke gezondheidszorg in Vlaanderen.

Lens en Michielsen ontvangen mij in hun appartement en tevens praktijk in een woonwijk in Berchem. Ze zijn beiden aangenaam verrast met mijn vraag voor dit gesprek. Ik voel me onmiddellijk zeer welkom.

Michielsen studeerde af in 1975 als klinisch psycholoog aan de Katholieke Universiteit Leuven, toen die plaatsen nog beperkt werden. Ze schreef haar masterproef over multiple family therapy en deed daarna nog een extra stage bij Alfons Vansteenwegen in het toenmalige Communicatiecentrum voor echtparen in Lovenjoel. Ze volgde de gestalttherapieopleiding in Kortrijk, een masterclass contextuele therapie in Amsterdam en een opleiding emdr bij het Belgisch instituut voor psychotrauma en emdr. Haar werk heeft altijd bestaan uit een combinatie van therapie en veldwerk, vorming en lesgeven.

Lens studeerde af als maatschappelijk werker in Leuven in 1969. Zijn eerste werkervaring was in het toenmalige psycho-medisch-sociaal centrum, het huidige centrum voor leerlingenbegeleiding. Niet veel later startte hij als docent in de nieuw opgerichte sociale school in Geel. ‘Het was een revolutionaire tijd’, aldus Lens, ‘de tijdgeest was van dien aard dat de opleiding maar ook je visie als docent mee gevormd werd door de situatie. Heel anders dan nu. Ook in mijn persoonlijk leven veranderde er in die periode veel. Ik was al jong getrouwd en gescheiden. Ik ging vanuit die ervaring heel bewust op zoek naar zaken die me konden helpen. Zo volgde ik in de abdij van Averbode een cursus lichaamsgericht werken, om letterlijk te voelen wat ik nodig had. Niet veel later volgde ik de opleiding tot gestalttherapeut. May werd in die periode mijn collega in de sociale school. Na haar ontslag daar en na haar scheiding werden we levenspartners.’ Lens was daarna opleider en directeur van MultDiMens, een Vlaams-Nederlands gestaltinsitituut, en voorzitter van de Nederlands Vlaamse Associatie voor gestalttheorie en gestalttherapie.

‘Samen met Frank Van Mierlo, ook een gestaltherapeut, richtten we Leren over Leven op, toen nog als centrum voor vorming en therapie. We boden groepsprogramma’s aan op de rand van vorming en therapie, vanuit de overtuiging dat er over vele therapeutische vragen en thema’s beter en vruchtbaarder kan geleerd worden in een groep’, vervolgt Michielsen. ‘Het kostte ons echter heel wat moeite die groepen telkens weer vol te krijgen. De tijdsgeest van de groeigroepen van de jaren ’70 was voorbij.’

Michielsen werd eind jaren ‘80 gevraagd om in de toenmalige Vormingsleergang voor Sociaal en Pedagogisch werk in Gent een opleiding mee uit te werken voor opvoeders en maatschappelijk werkers in de jeugdzorg. In die periode werd de jeugdzorg omgevormd van kinderbescherming, zoals dat toen heette, naar gezinsbegeleiding. ‘Niet vies van een uitdaging, nam ik dit met twee handen aan. Maar ik voelde me al snel erg beperkt met enkel mijn gestaltopleiding die toen nog zeer individugericht was’, blikt Michielsen terug. ‘Ik las Balans in Beweging (Van den Eerenbeemt & Van Heusden, 1983) en volgde de masterclass contextuele therapie bij Else-Marie van den Eerenbeemt en Ivan Boszormenyi-Nagy in Amsterdam. Onmiddellijk wist ik dat ik zo snel mogelijk dit gedachtegoed in Vlaanderen wilde implementeren.’ De eerste studiedag in 1992 over contextueel werken met gescheiden ouders en hun kinderen en nieuw samengestelde gezinnen van Leren over Leven was een onmiddellijk succes. ‘Ik had een zaal geboekt voor honderdtwintig personen. Toen de inschrijvingen bleven binnen stromen, moest ik in allerijl een andere zaal zoeken’, lacht Michielsen, nog steeds trots op haar doorzettingsvermogen en geloof in de kracht van de contextuele visie. ‘Het werd de trouwzaal van het Joods cultureel centrum hier in Antwerpen. We had den meer dan vierhonderd deelnemers.’ Zo werd Leren over Leven de leerschool voor contextuele hulpverlening. In 2007 gaf Michielsen haar directeursrol door en bleef ze enkel als trainer verbonden aan Leren over Leven. Vanaf volgend schooljaar zal ze er ook in haar trainersrol nog enkel zijdelings meewerken.

Samen met Lens startte ze in 2008 de School voor Relatietherapie en verzorgen ze tot eind dit schooljaar een integratieve partnertherapieopleiding in Antwerpen en Utrecht. Daarna gaan ze met pensioen. Ze zullen nog korte programma’s organiseren vanuit de School voor Relatietherapie en hun therapiepraktijk beperkt voortzetten. ‘Het is goed om met pensioen te gaan’, voegt Michielsen toe, ‘en toch, het zal ook moeilijk zijn.’ Lens kijkt verrast. ‘Ik dacht dat ik degene was die met lichte weemoed dit volgende hoofdstuk bekeek?’ Michielsen glimlacht: ‘Ik kijk er inderdaad enorm naar uit om trager te gaan leven. En toch. Ik zal het missen. Ik heb het als therapeut altijd bijzonder stimulerend gevonden om betrokken te zijn bij het leerproces van collega’s.’

‘We hebben twee keer een opleidingsinstituut opgericht’, vertelt Lens. ‘We zijn altijd leraars geweest. We zijn heel nieuwsgierig om dingen te lezen en leren, dan uit te proberen en aan onze eigen ervaring als mens en als therapeut te toetsen. Als we daar dan enthousiast over zijn, willen we dat ook altijd heel graag delen met en doorgeven aan anderen.’

Michielsen gaat verder: ‘Onze relatie dwong ons ook tot integratie van verschillende denkbeelden. Jan volgde vooral het gestaltpad en stimuleerde mij om het contextuele pad te volgen. Dat zorgde ervoor dat we veel hebben gezocht om die twee benaderingen bij elkaar te brengen. De contextuele theorie biedt een zeer interessant cognitief kader, maar weinig methodiek en weinig houvast in het begeleiden van een proces. Daardoor bestaat het gevaar dat contextuele therapeuten te veel focussen op inzicht en voorbijgaan aan de emotie en het gewaar zijn. Het is belangrijk je af te vragen hoe al die contextuele en systemische begrippen zich effectief belichamen.’ De experiëntiële insteek is voor Lens en Michielsen zeer belangrijk. Ook omdat het belangrijkste instrument van de hulpverlener nog altijd de hulpverlener zelf is. Een gezonde portie zelfbewustzijn is als therapeut geen overbodig luxe.

‘In dat praten over ons leven en ons vak verschilden we ook vaak heftig van mening. Dat aanschuren tegen elkaar was dan weer een stimulans en zette ons beiden in beweging.’ Lens vervolgt: ‘Dat speelt zeker mee in het feit dat wij in onze relatietherapieopleiding zo staan voor een integratie van verschillende modellen, ook van die ogenschijnlijk zo onverzoenbare tegenstelling tussen de hechtingstheorie van Sue Johnson en de differen tiatietheorie van Schnarch, waarover in Systeemtherapie de laatste tijd vaker gepubliceerd wordt. We werken in onze relatietherapieopleiding met de kwetsbaarheidscirkel van Michèle Scheinkman, een zeer integratief model, dat die discussie overstijgt. Wij hebben haar met de school voor relatietherapie trouwens ook uitgenodigd in samenwerking met de BVRGS om dat model te komen toelichten en trainen. Wij waarderen en gebruiken van eft de gerichtheid op de relationele ervaringswereld en het aanwenden van emotie als weg voor verdere exploratie. We vinden de gerichtheid van Sue Johnson op hechting echter te eenzijdig en integreren in die kwetsbaarheidscirkel ook de visies van Greenberg, Schnarch en Perel. Partnerschap moet immers ook spannend blijven en uitdagen tot groei door moeilijke interacties te doorwerken.’

Het toelatingscriterium voor hun partnerrelatieopleiding is het reeds hebben gevolgd van een therapieopleiding. ‘Het is essentieel om je eigen integratieve therapiemodel te vormen op basis van opleiding, lezen en persoonlijke ontwikkeling, niet het model van Lens of Nagy of andere.’ De zeer diverse achtergronden van hun cursisten zorgt voor zeer boeiende opleidingsgroepen waarin de leden elkaar uitdagen en voeden.

Lens en Michielsen staan in hun opleiding en hun leven garant voor het verbinden van verschillende brillen en invalshoeken. ‘Zonder er een eclectisch rommeltje van te maken’, stelt Michielsen duidelijk. ‘Ik heb mij altijd erg aangetrokken gevoeld tot integratiemodellen. Dat was voor mij ook een belangrijke aantrekking van het contextuele denken met zijn vier dimensies.’ In het contextuele model wordt er aandacht geschonken aan de dimensie van de feiten, de psychologie, de interacties en als vierde focus de relationele ethiek. Een enge blik op het contextuele gedachtegoed kijkt enkel naar de balans van geven en nemen en bijhorende loyaliteiten. Ik merk dat dit wel vaker het zijeffect is van het populariseren van een visie of een theorie. Men vergeet het kader waardoor de betekenis van concepten verengt en in het slechtste geval verdwijnt. In Nagy’s visie is het essentieel alle dimensies in rekening te brengen als je kijkt naar de mens. Michielsen: ‘Ik heb mij binnen de wereld van contextuele therapeuten en opleidingen altijd sterk gemaakt om die dimensies ook ernstig te nemen en de vierde dimensie daaruit niet te isoleren. En in het werken met paren is het dat model van de kwetsbaarheidscirkel van Scheinkman dat telkens helpt om die integratie te maken.’

Er is dus altijd een grote wederzijdse beïnvloeding geweest tussen hun leven en hun werk. Lens verduidelijkt: ‘Ik heb zelf twee zonen uit mijn eerste huwelijk, May heeft twee dochters. De contextuele theorie heeft ons zeker geholpen om te zien wat er zich in ons nieuw samengesteld gezin afspeelde en daarmee om te gaan. Ook tijdens onze zomervakanties was dikwijls het lezen, praten en schrijven over ons werk de belangrijkste manier om ons weer op te laden voor een nieuw werkjaar.’

Ik vraag hen of zij in hun opleidingen of bij cliënten verschillen tussen Nederland en Vlaanderen ervaren. Lens: ‘Nederlanders zijn veel directer in hun spreken en willen soms tot vervelens toe alles gezegd hebben. Vlamingen verkiezen vaker de wandelgangen, wat maakt dat je als opleider ook minder weet wat er bij hen leeft. In het werkveld lijkt Nederland ook meer onderhevig aan hypes. Wij Vlamingen zijn daarin misschien wat nuchterder. Toch zien we in het intieme, in de communicatie tussen partners weinig verschillen. Behalve misschien, zoals de Nederlanders zelf zeggen, dat wij zo’n charmant taalgebruik hebben wat meer klinkt als gevoelstaal.’ Zoals een goed afgestemd koppel waarvan de partners hoe dan ook verschillen, kunnen Nederland en Vlaanderen elkaar verrijken. Als Vlamingen zouden we onze handelingsverlegenheid wat kunnen ombuigen met de Nederlandse daadkracht.

‘Wij werken graag samen met een paar in co-therapie en vinden dat zeer verrijkend. Jammer genoeg doen we dat niet systematisch, enkel en alleen omdat het voor de hulpvragers veel duurder uitkomt. De toevoeging zowel een man als een vrouw als therapeuten en opleiders is echt een meerwaarde. Model staan als een samenwerkend paar blijkt in beide rollen zeer waardevol te zijn. In het begin van onze relatie hebben we al geprobeerd als koppel therapie aan te bieden, maar daar zijn we vrij snel mee gestopt. We waren daar toen duidelijk nog niet aan toe. Onze blik was nog niet breed genoeg en we zaten zelf nog te vaak in de machtsstijd. Nu zien we het breder en kunnen we juist onszelf als koppel aanwenden om uit de machtsstrijd te blijven en de balansen sneller te herstellen.’ Lens en Michielsen vullen elkaar voortdurend aan of springen elkaar bij en dit zonder zeemzoet te worden of verschil uit te vagen. Het organische verloop van ons gesprek toont hun afgestemd zijn, hun mogen wringen, zowel als partners als collega’s.

Michielsen vindt het zeer belangrijk dat relatietherapie als ‘een vak apart’ gezien wordt, waarin voor een deel echt andere kennis en vaardigheden vereist zijn dan voor individuele therapie. ‘Als je relatietherapie doet, moet je doordrongen zijn van een systemische en circulaire kijk. Je moet geleerd hebben eerst naar de dynamiek tussen het paar te kijken en hoe zij elkaar vasthouden in een onbevredigend patroon en pas in tweede instantie naar de individuen en hun intrapsychische dynamiek’, stelt zij.

‘Door de jaren heen heb ik in supervisie en opleiding vaak gemerkt dat veel therapeuten twee zaken te weinig beheersen. Ze kunnen dikwijls zeer moeilijk leiding nemen. Ze zijn zo doordrongen van het belang van goed luisteren en empathisch zijn dat ze te weinig het proces in handen nemen. Dan heb je met een escalerend koppel een groot probleem. Het is essentieel in een escalatie om deze letterlijk een halt toe te roepen en zeer goed te weten waar je naartoe wilt. Je moet zicht hebben op wat je contract is met je cliënten, wat je doelen zijn die je onderhandeld hebt met je cliënt. Iedereen in het systeem moet weten waaraan gewerkt wordt. Het tweede is het belang van meerzijdige partijdigheid. Dit is nog moeilijker en nog belangrijker in het werken met paren. Het is zeker ook een absolute voorwaarde om partners in het kader van een koppeltherapie ook individueel te kunnen zien. Als je dan een contract maakt dat deze gesprekken privé zijn, kan dat alleen als je als therapeut ook in staat bent en de moed hebt om de partners aan te spreken op de effecten op de ander van wat ze doen of niet doen en op de consequenties van de keuzes die ze maken. Alleen zo kan je vermijden in een bondsgenootschap terecht te komen als een van de partners geheimen heeft voor de ander. Als relatietherapeut hoef je geen brugfunctie te vervullen, maar je wel aan je contract te houden. Daaromtrent hebben we ontzettend veel geleerd van Esther Perel, die we ook regelmatig uitnodigen in onze School voor Relatietherapie.’

Lens benadrukt: ‘Ik ben vooral zeer dankbaar dat we met ons engagement, hard werk en enthousiasme – samen en apart – veel therapeuten hebben opgeleid en daar veel waardering voor hebben gekregen.’ ‘En naast therapeuten ook veel basishulpverleners’, stipt Michielsen nog aan. ‘Onze belangrijkste uitdaging – nu we met pensioen gaan – wordt ervoor te zorgen dat onze wereld niet te klein wordt. Want verbinding en uitwisseling, de dialoog dus, is nodig om te overleven, maar zeker ook om ten volle het leven te leven.’

Met een gevuld hoofd en hart neem ik afscheid van dit koppel, van deze doorwinterde systeemtherapeuten.

Vorige Inhoudsopgave Volgende
Twitter Facebook Linkedin
Delen Print PDF

Literatuur

  • Eerenbeemt, E.M. van den & Heusden, A. van (1983). Balans in beweging – Ivan Boszormenyi-Nagy en zijn visie op individuele en gezinstherapie. Haarlem: De Toorts.

© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0924-3631


De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:


Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912. Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).

No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.

Jaargang 37, nr. 3, september 2025

Neem een ABONNEMENT Laatste editie Archief

Nieuwsbrief Boom Psychologie

Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.

Aanmelden

Boeken

De JIM-aanpak
Levi van Dam, Sylvia Verhulst
€ 19,95
Meer informatie
Handboek suicidaal gedrag bij jongeren
Jan Meerdinkveldboom, Ineke Rood, Ad Kerkhof
€ 26,95
Meer informatie
Verbonden
Amir Levine, Rachel Heller
€ 19,95
Meer informatie

Privacy policy

Algemene voorwaarden

© 2009-2025
Boom uitgevers Amsterdam

Redactieadres

Systeemtherapie

Foke van Bentum

WG-plein 209

1054 SE Amsterdam
telefoon: (020) 612 30 78

redactie@nvrg.nl

Klantenservice

Boom uitgevers Amsterdam B.V.

Postbus 15970

1001 NL Amsterdam

Nederland

(088) 0301000 

klantenservice@boom.nl