Reacties op de onthulling van seksueel geweld – Een literatuuroverzicht
Samenvatting
Het meemaken van seksueel geweld leidt vaak tot het ontstaan van trauma’s of andere psychiatrische stoornissen (Jewkes, Sen & Garcia-Moreno, 2002). Wanneer slachtoffers van seksueel geweld beslissen hun verhaal te onthullen, is de manier waarop omstaanders erop reageren van groot belang voor hun welzijn (Campbel, Ahrens, Sefl, Wasco & Barnes, 2001; Campbell, 2005; Filipas & Ullman, 2001; Orchowski, Untied & Gydycz, 2013; Peter-Hagene & Ullman, 2014; Ullman & Filipas, 2001b). Deze bijdrage biedt een beknopt literatuuroverzicht van verschillende mogelijke omgevingsreacties op de onthulling van seksueel geweld en de invloed ervan op het slachtoffer. Daaraan voorafgaand staan we stil bij de definitie en de prevalentie van seksueel geweld.
Definitie en prevalentie van seksueel geweld
Onder seksueel geweld verstaan we elke vorm van ongewenst seksueel contact. Dit contact kan bestaan uit verkrachting, maar ook uit andere gedragingen zoals ongewenste aanrakingen, gedwongen zoenen of ongewenste seksuele opmerkingen (Jewkes et al., 2002).
Cijfers van de Federale Politie (2017) in België tonen aan dat tijdens de periode van januari tot en met september 2016, 2912 mensen het slachtoffer waren van seksueel geweld op openbare plaatsen, 597 van seksueel geweld door een familielid en 160 van een groepsverkrachting. Deze cijfers zijn naar alle waarschijnlijkheid een onderschatting. Niet alle slachtoffers rapporteren immers hun ervaringen aan de politie of andere justitiële instanties vanuit onder andere angst en schaamte (Jewkes et al., 2002). Prevalentiestudies die gebruikmaken van anonieme surveys bekomen doorgaans hogere cijfers. In een representatieve Vlaamse bevolkingsstudie naar seksuele gezondheid, bijvoorbeeld, rapporteerden 2.2% van de respondenten dat ze slachtoffer werden van verkrachting na de leeftijd van achttien jaar (Buysse et al., 2013). Iets meer, 2.6%, werd slachtoffer van poging tot verkrachting na de leeftijd van achttien jaar. Daarnaast gaf 1 tot 10% van de respondenten aan een andere vorm van seksueel geweld ervaren te hebben na hun achttiende.
‘Onthulling’ van seksueel geweld
Aangezien seksueel geweld vaak schadelijke gevolgen heeft voor hun welzijn (Jewkes et al., 2002), is het belangrijk dat slachtoffers voldoende ondersteuning krijgen. Deze ondersteuning kunnen ze enkel krijgen indien ze hun verhaal met iemand delen. Deze ‘onthulling’ dient doorgaans om hulp te zoeken of praktisch advies te krijgen maar ook het louter vertellen over hun ervaringen kan in sommige gevallen voor opluchting zorgen en helpend zijn (Ahrens, Campbell, Ternier-Thames, Wasco & Sefl, 2007). Onderzoek toont aan dat het vaak maanden tot zelfs jaren kan duren voordat een slachtoffer beslist om het incident aan iemand te onthullen (Ahrens, Stansell & Jennings, 2010). Door het seksueel geweld te verzwijgen, ontloopt niet alleen de dader zijn straf, maar mist het slachtoffer ook de nodige ondersteuning (Ahrens, 2006).
Steunbronnen voor slachtoffers van seksueel geweld
Wanneer slachtoffers op zoek gaan naar ondersteuning, zoeken ze in eerste instantie de steun van informele steunbronnen op, zoals familieleden of vrienden. Aan hun eigen partners vertrouwen slachtoffers hun verhaal interessant genoeg minder snel toe (Ahrens et al., 2007; Ahrens, Cabral & Abeling, 2009; Bajpai, 2006). Directe verklaringen voor deze laatste bevinding ontbreken jammer genoeg in de literatuur. Echter, de angst voor eventuele negatieve reacties van de partner op de onthulling van seksueel geweld (zoals beschuldigingen of anders behandeld worden na de onthulling; Ahrens et al., 2009; Filipas & Ullman, 2001; zie verder) kan hierin een rol spelen.
Hoewel minder frequent, beroepen slachtoffers zich ook op formele steunbronnen, zoals hulpverleners en justitiële instanties. Uit onderzoek blijkt dat slachtoffers hun verhaal in dat geval eerder aan een counselor of therapeut doen dan aan een arts of de politie (Ahrens et al., 2009). Slachtoffers wenden zich volgens onderzoek niet zo snel tot deze laatste hulpverleners, omdat ze onder andere vrezen van hen geen gepaste hulp te zullen krijgen (Ahrens, 2006; Campbell, 2008; Patterson, Greeson & Campbell, 2009). Evidentie hiervoor werd gevonden door Ahrens et al. (2007). Zij toonden aan dat slachtoffers die hun ervaringen van seksueel geweld wel delen met formele, justitiële instanties meer kans hebben om met negatieve reacties geconfronteerd te worden dan slachtoffers die hun verhaal toevertrouwen aan informele steunbronnen. Hieronder verduidelijken we de precieze impact van zowel positieve als negatieve reacties van (in)formele steunbronnen.
Positieve (en ondersteunende) reacties door steunbronnen
Volgens verschillende studies ervaren slachtoffers de volgende reacties doorgaans als positief (Ahrens et al., 2007; Campbell, Ahrens, Sefl, Wasco & Barnes, 2001; Filipas & Ullman, 2001):
Geloven in het verhaal van het slachtoffer
Naar het slachtoffer luisteren
Empathie tonen tegenover het slachtoffer
Emotionele ondersteuning bieden aan het slachtoffer
Het slachtoffer praktisch advies geven
Hem of haar niet verhinderen om de negatieve ervaring te delen
Deze reacties zijn van groot belang voor de verwerking van het seksueel geweld. Zo is aangetoond dat luisteren naar het slachtoffer en hem of haar geloven bijdragen tot een reductie in posttraumatische stress symptomen (ptss) (Campbell et al., 2001) en een stijging in de zelfwaarde (Filipas & Ullman, 2001).
Of een bepaalde reactie al dan niet als ondersteunend ervaren wordt, is echter afhankelijk van de perceptie van het slachtoffer. Sommige reacties ervaart het ene slachtoffer als ondersteunend, terwijl een ander slachtoffer diezelfde reacties als nadelig ervaart (Filipas & Ullman, 2001). Wrokgevoelens van naasten ten aanzien van de pleger, bijvoorbeeld, ervaren sommige slachtoffers als een egocentrische en negatieve manier van steun (Filipas & Ullman, 2001), terwijl andere slachtoffers een dergelijke reactie ervaren als een teken van bezorgdheid, hulp en steun (Ahrens et al., 2007).
Indien slachtoffers beslissen hun verhaal aan iemand te vertellen, merken ze een grote verscheidenheid op in wie welke reacties geeft. Vrienden worden bijvoorbeeld het vaakst aangeduid als goede luisteraars en bieden samen met partners, counselors en therapeuten ook de meeste emotionele steun in vergelijking met familieleden en justitiële instanties (Ahrens et al., 2009; Filipas & Ullman, 2001). Justitiële instanties geven vaker praktisch advies (Ahrens et al., 2009). Ondanks het feit dat zowel justitiële instanties als informele steunbronnen positieve reacties geven, worden positieve reacties afkomstig van vrienden, counselors en therapeuten als meer helpend ervaren (Ahrens et al., 2009).
Negatieve (en niet-helpende) reacties door steunbronnen
De aanwezigheid van positieve reacties neemt niet weg dat ze vergezeld kunnen worden van negatieve reacties. Er is bijvoorbeeld aangetoond dat het ondersteunende effect van praktische hulp van formele instanties tenietgedaan kan worden door (impliciete) beschuldigende reacties van diezelfde instanties (Ahrens et al., 2009). Andere negatieve reacties waarmee slachtoffers geconfronteerd kunnen worden zijn (Ahrens et al., 2007; Filipas & Ullman, 2001; Ullman, 1996; Ullman & Filipas, 2001b):
Het ontkennen van of twijfels uiten over het verhaal van het slachtoffer
Stigmatiserende uitspraken of het gebruik van verkrachtingsmythes
Het uitblijven van een reactie
Controle nemen over de beslissingen van het slachtoffer
Het slachtoffer vermijden
Het slachtoffer verhinderen om zijn of haar verhaal te vertellen
Ook hevige emotionele reacties van steunbronnen kunnen door slachtoffers als negatief ervaren worden. Deze reacties worden gewoonlijk gezien als egocentrisch en kunnen het slachtoffer het gevoel geven dat hij of zij de taak heeft om deze naasten te ondersteunen in plaats van, omgekeerd, zelf gesteund te worden. Dergelijke reacties belasten ook de relatie tussen het slachtoffer en de desbetreffende steunbron (Ahrens et al., 2007).
De aanwezigheid van deze negatieve reacties is afhankelijk van de aard en de omstandigheden van het seksueel geweld. Zo blijkt dat hoe ernstiger de geweldervaring is, hoe kleiner de kans is op positieve reacties (Ullman & Filipas, 2001b) en hoe groter de kans is op negatieve reacties (Ullman, Townsend, Filipas & Starzynski, 2007). De verklaring die Ullman en Filipas (2001b) naar voor schuiven, is dat het moeilijker is om slachtoffers van ernstige geweldervaringen te ondersteunen. Daarnaast zouden deze verhalen moeilijker te geloven zijn door steunbronnen. Justitiële instanties geven ook vaker negatieve reacties wanneer het slachtoffer de pleger persoonlijk kende en indien er sprake was van alcoholgebruik bij het slachtoffer op het ogenblik van de feiten (Campbell, 1998).
Indien slachtoffers bij de onthulling van seksueel geweld dergelijke negatieve reacties krijgen, kan dit bijdragen tot de ontwikkeling of verergering van (reeds bestaande) psychosociale problemen. Dit opnieuw getraumatiseerd worden of opnieuw slachtoffer worden door negatieve omgevingsreacties wordt in de literatuur benoemd als the second rape (Campbell, 2005; Campbell et al., 2001). Inderdaad kunnen negatieve reacties een nadelige invloed hebben op de ontwikkeling van ptss-symptomen (Peter-Hagene & Ullman, 2014; Ullman & Filipas, 2001b), angstsymptomen (Orchowski et al., 2013) en problematisch alcoholgebruik (Peter-Hagene & Ullman, 2014; Sigurvinsdottir & Ullman, 2015) en leiden tot een lagere zelfwaarde (Filipas & Ullman, 2001). Negatieve reacties hangen daarnaast ook samen met een grotere kans op opnieuw slachtoffer te worden van seksueel geweld (Mason, Ullman, Long, Long & Starzynski, 2009). Ten slotte hebben deze reacties ook een nadelige impact op interpersoonlijk vlak, aangezien ze geassocieerd zijn met meer vijandigheid, achterdocht en angst ten aanzien van informele steunbronnen (Orchowski & Gidycz, 2015).
Bovengenoemde reacties kunnen van zowel formele instanties als informele steunbronnen afkomstig zijn. Uit onderzoek blijkt dat partners, familieleden en justitiële instanties vaker beschuldigend, controlerend en egocentrisch reageren op de onthulling van seksueel geweld in vergelijking met therapeuten en vrienden (Ahrens et al., 2009; Filipas & Ullman, 2001). Partners en familieleden zouden ook meer moeite hebben het slachtoffer op eenzelfde manier te behandelen als voorheen, waardoor ze de neiging hebben het slachtoffer te vermijden (Ahrens et al., 2009). Verder zouden familieleden, in tegenstelling tot vrienden en partners, het slachtoffer frequenter verhinderen zijn of haar verhaal te doen en maken ze vaker gebruik van verkrachtingsmythes over onder meer de kledij die gedragen werd op het moment van de feiten (Filipas & Ullman, 2001).
Ook politieagenten en artsen zouden gebruikmaken van dergelijke verkrachtingsmythes (Filipas & Ullman, 2001; Ullman, 1996). Deze mythes worden gedefinieerd als ‘vooroordelen en stereotypen die een vijandig klimaat voor slachtoffers creëren’, bijvoorbeeld ‘elke vrouw kan zich verzetten tegen een verkrachting als ze dat echt wil’ (Burt, 1980, p.217). Naast deze verkrachtingsmythes kan de vraagstelling van politieagenten of zedenrechercheurs problematisch zijn. Ze stellen vragen die peilen naar de reden waarom het slachtoffer bij de pleger was of bevragen het actief verzet van het slachtoffer. Dergelijke vragen worden niet altijd gesteld om het slachtoffer te beschuldigen, maar wel in functie van verder gerechtelijk onderzoek. Dat deze manier van vragen stellen negatief kan overkomen op slachtoffers die hun verhaal onthullen, beseffen politieagenten en zedenrechercheurs vaak niet (Campbell, 2008).
Praktische implicaties
Samengevat toont het bovenstaande literatuuroverzicht dat reacties op de onthulling van seksueel geweld een belangrijke invloed kunnen hebben op het psychosociaal welzijn van het slachtoffer (Ahrens et al., 2007; Campbell et al., 2001; Filipas & Ullman, 2001; Peter-Hagene & Ullman, 2014; Orchowski & Gidycz, 2015). Onder meer het slachtoffer geloven en het bieden van emotionele ondersteuning worden als positief ervaren (Campbell et al., 2001; Filipas & Ullman, 2001). Ongeloof, het gebruik van verkrachtingsmythes en hevige emotionele reacties van (in)formele steunbronnen worden als negatief ervaren door slachtoffers (Ahrens et al., 2007; Filipas & Ullman, 2001).
Deze bevindingen impliceren dat het voor slachtoffers belangrijk is dat zowel formele als informele steunbronnen hen de ruimte laten hun verhaal te doen, hun autonomie respecteren, geen beschuldigingen uiten en de nodige ondersteuning bieden (Ahrens et al., 2007; Ahrens et al., 2009; Campbell et al., 2001; Filipas & Ullman, 2001; Ullman, 1996; Ullman & Filipas, 2001b). Daarnaast lijkt het voor therapeuten ook zinvol om na te gaan of het slachtoffer een voldoende responsief netwerk ter beschikking heeft (Ullman & Filipas, 2001a), omdat slachtoffers in eerste instantie de steun zoeken van informele steunbronnen, zoals familie of vrienden (Ahrens et al., 2007). Aangezien het voor deze naasten niet evident is om naar dergelijke verhalen te luisteren (Campbell & Ahrens, 2000), zijn interventies over hoe zij moeten omgaan met hun emotionele reacties eveneens raadzaam (Ahrens et al., 2009).
Hoewel uit het literatuuroverzicht blijkt dat slachtoffers minder snel hun verhaal aan partners toevertrouwen dan aan familieleden of vrienden (Ahrens et al., 2007; Ahrens, Cabral & Abeling, 2009), zouden partners toch vaker emotionele steun bieden in vergelijking met familieleden (Filipas & Ullman, 2001). Helaas komt het ook voor dat partners beschul digende en controlerende reacties vertonen op de onthulling van seksueel geweld (Ahrens et al., 2009; Filipas & Ullman, 2001). Dit kan grote gevolgen hebben voor de partnerrelatie. Bijgevolg kan het behulpzaam zijn voor een relatietherapeut die met een dergelijk koppel in contact komt om de volgende zaken op het anamnestische niveau te bevragen:
De geschiedenis van beide partners afzonderlijk voor wat betreft eerdere relaties en seksueel gedrag
Eerdere incidenten van relaties of seksuele contacten met derden binnen het koppel
Op basis van de verkregen informatie valt na te gaan hoe (ongewenste) seksuele ervaringen buiten het koppel beleefd worden en welke betekenis eraan gegeven wordt. Vervolgens kan er aan het slachtoffer gevraagd worden zijn of haar verhaal tijdens de therapie te vertellen. De partner krijgt hierbij de instructie geen commentaar te geven. Na de onthulling kan de therapeut – de positieve reacties uit dit literatuuroverzicht in het achterhoofd houdend – aan de partner de volgende regels voorleggen:
Luisteren naar het slachtoffer, hem of haar laten uitpraten, niet onderbreken en enkel vragen stellen ter verduidelijking
Zijn of haar verhaal op voorhand geloven
Empathie tonen tegenover hem of haar
Er kan dan aan het slachtoffer gevraagd worden om zijn of haar verhaal opnieuw te vertellen terwijl aan de partner gevraagd wordt zich aan deze regels te houden. Hierbij dient de therapeut te waarderen wat de partner goed doet en te corrigeren wanneer de partner kritisch of verwijtend reageert. Aan het slachtoffer kan gevraagd worden wat hij of zij vindt van deze houding. Samen met het koppel kan de therapeut tevens nagaan hoe de partner het slachtoffer op een goede manier emotioneel kan ondersteunen. Dit alles vanuit een grondhouding van meervoudige partijdigheid waarbij de therapeut ook eventuele benadelingen of lasten van de partner van het slachtoffer niet uit het oog verliest.
Tot slot toont dit literatuuroverzicht aan dat trainingen voor justitiële en hulpverlenende instanties over het omgaan met dergelijke slachtoffers ontzettend belangrijk zijn (Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen, 2015; Keygnaert, 2016). Dit vormt in België ook een van de doelstellingen van een nationaal actieplan dat gendergerelateerd geweld tegen mannen en vrouwen bestrijdt (Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen, 2015). Daarnaast is het belangrijk om slachtoffers voldoende te informeren over waar zij terechtkunnen indien ze hulp wensen (Keygnaert, Gilles & Roelens, 2015). Om hieraan tegemoet te komen en de nodige hulp te faciliteren, worden er in België momenteel referentiecentra voor seksueel geweld (SARC) opgericht (Keygnaert, 2016) waarin een multidisciplinair team de forensische, medische en psychosociale hulpverlening gelijktijdig en op één zelfde plek aanbiedt.
Literatuur
- Ahrens, C.E. (2006). Being silenced – The impact of negative social reactions on the disclosure of rape. American Journal of Community Psychology, 38(3-4), 31-34.
- Ahrens, C.E., Cabral, G. & Abeling, S. (2009). Healing or hurtful – Sexual assault survivors’ interpretations of social reactions from support providers. Psychology of Women Quarterly, 33(1), 81-94.
- Ahrens, C.E. & Campbell, R. (2000). Assisting rape victims as they recover from rape – The impact on friends. Journal of Interpersonal Violence, 15(9), 959-986.
- Ahrens, C.E., Campbell, R., Ternier – Thames, N.K., Wasco, S.M. & Sefl, T. (2007). Deciding whom to tell – Expectations and outcomes of rape survivors’ first disclosures. Psychology of Women Quarterly, 31(1), 38-49.
- Ahrens, C.E., Stansell, J. & Jennings, A. (2010). To tell or not to tell – The impact of disclosure on sexual assault survivors’ recovery. Violence and Victims, 25(5), 631-648.
- Bajpai, G.S. (2006). Psycho-social consequences of victimization in rape. International Perspectives in Victimology, 2(1), 67-81.
- Burt, M.R. (1980). Cultural myths and supports for rape. Journal of Personality and Social Psychology, 38(2), 217-230.
- Buysse, A., Enzlin, P., Lievens, J., T’Sjoen, G., Van Houtte, M., Vermeersch, H., … Brants, S. (2013). Sexpert: Basisgegevens van de survey naar seksuele gezondheid in Vlaanderen. Geraadpleegd op: http://www.sexpert-vlaanderen.ugent.be/media/4121/basisgegevens-van-de-surveynaar-seksuele-gezondheid-in-vlaanderen.pdf.
- Campbell, R. (2005). What really happened? – A validation study of rape survivors’ help-seeking experiences with the legal and medical systems. Violence and Victims, 20(1), 55-68.
- Campbell, R. (2008). The psychological impact of rape victims. American Psychologist, 63(8), 702.
- Campbell, R. (1998). The community response to rape – Victims’ experiences with the legal, medical, and mental health systems. American Journal of Community Psychology, 26(3), 355-379.
- Campbell, R., Ahrens, C.E., Sefl, T., Wasco, S.M. & Barnes, H.E. (2001). Social reactions to rape victims – Healing and hurtful effects on psychological and physical health outcomes. Violence and Victims, 16(3), 287-302.
- Federale politie. (2016). Politiële criminaliteitsstatistieken in België, 2000 – Kwartaal 3 2016. Geraadpleegd op: http://www.stat.policefederale.be/assets/pdf/crimestat/nationaal/rapport_2016_trim1_nat_belgie_nl.pdf.
- Filipas, H.H. & Ullman, S.E. (2001). Social reactions to sexual assault victims from various support sources. Violence and Victims, 16(6), 673.
- Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen. (2015). Nationaal actieplan ter bestrijding van alle vormen van gendergerelateerd geweld. Geraadpleegd op: http://igvm-iefh.belgium.be/sites/default/files/nap_2015-2019_lange_versie_0.pdf.
- Jewkes, R., Sen, P. & Garcia-Moreno, C. (2002). Sexual violence. In E.G. Krug, L.L. Dahlberg, J.A. Mercy, A.B. Zwi & R. Lozano (eds.), World report on violence and health (147-181). Geneva, Switzerland: World Health Organization [WHO].
- Keygnaert, I., Gilles, C. & Roelens, K. (2015). Checklist voor de optimale opvang van slachtoffers van seksueel geweld in Belgische ziekenhuizen. ICRH-Ugent in opdracht van de FOD Volksgezondheid, Gent.
- Keygnaert, I. (2016). Initiatieven voor slachtoffers van seksueel geweld – Uitgangspunten voor referentiecentra seksueel geweld in België [powerpoint slides]. Geraadpleegd op: https://www.kennispleinkalender.be/gallery/multi_senvzw/dagvanhetslachtoffer19feb2016/documents/dag_van_het_slachtoffer_2016-_presentatie_ines_keygnaert_referentiecentra_seksueel_geweld.pdf.
- Mason, G.E., Ullman, S., Long, S.E., Long, L. & Starzynski, L. (2009). Social support and risk of sexual assault revictimization. Journal of Community Psychology, 37(1), 58-72.
- Orchowski, L.M. & Gidycz, C.A. (2015). Psychological consequences associated with positive and negative responses to disclosure of sexual assault among college women – A prospective study. Violence Against Women, 21(7), 803-823.
- Orchowski, L.M., Untied, A.S. & Gidycz, C.A. (2013). Social reactions to disclosure of sexual victimization and adjustment among survivors of sexual assault. Journal of Interpersonal Violence, 28(10), 20052023.
- Patterson, D., Greeson, M. & Campbell, R. (2009). Understanding rape survivors’ decisions not to seek help from formal social systems. Health & Social Work, 34(2), 127-136.
- Peter-Hagene, L.C. & Ullman, S.E. (2014). Social reactions to sexual assault disclosure and problem drinking – Mediating effects of perceived control and PTSD. Journal of Interpersonal Violence, 29(8), 1418-1437.
- Sigurvinsdottir, R. & Ullman, S.E. (2015). Social reactions, self-blame, and problem drinking in adult sexual assault survivors. Psychology of Violence, 5(2), 192.
- Ullman, S.E. (1996). Do social reactions to sexual assault victims vary by support provider? Violence and Victims, 11(2), 143-157.
- Ullman, S.E. & Filipas, H.H. (2001a). Correlates of formal and informal support seeking in sexual assault victims. Journal of Interpersonal Violence, 16(10), 1028-1047.
- Ullman, S.E. & Filipas, H.H. (2001b). Predictors of PTSD symptom severity and social reactions in sexual assault victims. Journal of Traumatic Stress, 14(2), 369-389.
- Ullman, S.E., Townsend, S.M., Filipas, H.H. & Starzynski, L.L. (2007). Structural models of the relations of assault severity, social support, avoidance coping, self-blame, and PTSD among sexual assault survivors. Psychology of Women Quarterly, 31(1), 23-37.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0924-3631
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden